De Nederlandse binnenstad wordt gekoesterd als een waardevol publiek goed. Het is het brandpunt van diverse stedelijke activiteiten, concentratie van cultureel erfgoed en meestal het visitekaartje – kloppend hart – van de gemeente. Dit is al eeuwen zo. Na achteruitgang in de jaren ‘70 en ‘80 als gevolg van suburbanisatie van inwoners en banen hadden de meeste Nederlandse binnensteden in de jaren ‘90 zich ruimschoots hersteld, mede dankzij de winkelfunctie. De binnenstad is het centrum van de consumptie-economie geworden en sindsdien lijkt het lot van binnensteden nauw verbonden te zijn met dat van de detailhandel.