Toen Richard Feynman verkondigde dat niemand quantummechanica begrijpt, maakte hij geen uitzondering voor onze leerlingen. Jaarlijks zien wij onze examenleerlingen en studenten worstelen met begrippen, zoals toestand en golffunctie, en zoeken naar een fysische interpretatie die beter aansluit bij hun belevingswereld. Daarbij komt natuurlijk het bekende gedachte-experiment aan bod: de kat van Schrödinger. Het probleem waarmee de leerlingen worstelen, is in zekere zin dan ook een filosofisch probleem: hoe hangen een theoretische beschrijving en de uitkomst van een meting met elkaar samen?