In dit project is onderzoek gedaan naar hoe data van sensoren het optreden en de gevolgen van hittestress bij melkvee inzichtelijk kunnen maken. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd op een melkveehouderij waarbij de koeien activiteitsmeters dragen die verschillende gedragingen registeren (liggen, vreten, herkauwen, etc.). Daarnaast is de temperatuur en luchtvochtigheid in de stal elke 5 minuten gemeten om de ‘temperature-humidity-index’ (THI) te kunnen bepalen. Deze index geeft het risico op het optreden van hittestress aan. In de eerste helft van het traject waren er in de stal geen maatregelen om hittestress te verminderen. In de tweede helft van het traject zijn er ventilatoren met verneveling in de stal geplaatst door de veehouder. Hoewel dit niet van tevoren voorzien was gaf dit de mogelijkheid om de gevolgen van hittestress bij het wel of niet treffen van maatregelen in een praktijksituatie te onderzoeken. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de ervaring met en ideeën over hittestress bij Nederlandse melkveehouders. De belangrijkste resultaten en conclusies vanuit de verschillende projecten zijn:
- Koe-indicatoren die hittestress vroegtijdig signaleren zijn onder andere de vreet- en ligtijd. Deze indicatoren nemen, in bepaalde dagdelen, toe in een periode met mild risico op hittestress, wat dus vroegtijdig hittestress kan signaleren. Verder zijn ook de daling in melkproductie (kg/dag) en de stijging in het celgetal indicatoren die hittestress mogelijk vroegtijdig kunnen signaleren. Tot slot lijken de hoogproductieve koeien (>36,0 kg/dag) en/of koeien in lactatie 3 of hoger verkeren een verhoogd risico op hittestress te hebben.
- Ventilatie met verneveling in de stal zorgt op de warmste momenten van de dag voor een significant lagere THI in de stal dan wanneer er geen ventilatie wordt toegepast.
- De melkproductie daalde gemiddelde met 7,1 kg/koe/dag in de periode dat er geen ventilatie was in de stal. Bij aanwezigheid van ventilatie bleef de melkproductie gelijk. Het celgetal steeg in de situatie zonder ventilatie en bleef gelijk in de situatie met ventilatie. Er was geen significant effect op geleidbaarheid van de melk in beide situaties.
- De vruchtbaarheid van de koeien was significant lager in de situatie zonder ventilatie en bleef gelijk in de situatie met ventilatie (gekeken naar drachtigheidspercentages en inseminatiegetal).
- De negatieve effecten van hittestress in de situatie zonder maatregelen waren het grootst bij koeien in een 3de of hogere lactatie. Hittestress beperkende maatregelen hebben met name bij deze dieren een positief effect.
- In de praktijk, op Nederlandse melkveebedrijven, is een grote variatie wat betreft kennis over hittestress en de gevolgen ervan. Daarbij verschillen de meningen wanneer er maatregelen getroffen moeten worden in de stal om hittestress te beperken. Wel 34% van de veehouders treft pas maatregelen vanaf de 29-30 °C en 28% van de veehouders treft maatregelen vanaf de 20 °C. Laagproductieve bedrijven (8.000 kg/305-dagen) treffen minder maatregelen (19% treft geen maatregelen) tegen hittestress dan hoogproductieve bedrijven (>10.000 kg/305-dagen), hiervan treft 12,5% geen maatregelen.
- Veranderingen in gedragspatronen een indicatie kunnen zijn voor het optreden van hittestress bij individuele dieren. Met de data die verzameld is gedurende het project kan verder onderzoek gedaan worden om algoritmen te ontwikkelen voor individueel koe-niveau te ontwikkelen.
Het HAS lectoraat ‘Precision Livestock Farming’ van Dr. Ir. E. van Erp-van der Kooij richt zich op het tijdig opsporen van afwijkingen van gedrag en fysiologische parameters met sensoren om diergezondheid en welzijn te verbeteren. Het huidige voorstel bouwt hierop voort, waarbij de focus ligt op het vroegtijdig opsporen van hittestress bij melkvee. De laatste jaren is er veel aandacht voor hittestress bij melkkoeien in Nederland. Hittestress treedt op wanneer de warmteproductie van een koe groter is dan haar vermogen om warmte kwijt te raken. Klimaatverandering zorgt in Nederland voor warmere zomers en meer risico op hittestress. Hittestress zorgt voor problemen op het gebied van gedrag, gezondheid en vruchtbaarheid. De kennis die in dit project wordt verzameld kan een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van bruikbare indicatoren voor hittestress. Deze indicatoren kunnen ervoor zorgen dat er vroegtijdig maatregelen getroffen worden (op kudde- of koeniveau) om negatieve gevolgen van hittestress te verminderen.
Om een sterke verbinding tussen onderzoek en onderwijs te bewerkstelligen wordt het onderzoek uitgevoerd door de postdoc (Dr. Ir. J. Roelofs) én door studenten in diverse studententeams onder begeleiding van de postdoc. Door gebruik van sensoren komen veel gegevens beschikbaar. Voor studenten is het belangrijk dat zij, naast kennis over de biologie en fysiologie van het dier, een gedegen basiskennis hebben van sensoren en van het werken met (big)data en nieuwe analysetechnieken. De postdoc heeft als taak onderwijs te ontwikkelen en verzorgen waarin basiskennis en vaardigheden m.b.t. sensoren in de veehouderij en werken met (big)data aan bod komen. De postdoc is mede verantwoordelijk voor de versterking van de leerlijn ‘Onderzoeksvaardigheden’ bij de opleiding Veehouderij. Daarnaast maakt de postdoc een overzicht waar onderzoeksvaardigheden terugkomen in het curriculum en draagt er zorg voor dat dit voldoende en op consistente wijze gebeurt door begeleiding van studenten én docenten.