In Nederland komen twee biotische reststromen vrij die grotendeels worden gecomposteerd, groenafval en GFT-afval. Van deze twee stromen komt ca. 3,5 miljoen ton per jaar vrij. De compost wordt grotendeels gebruikt in de landbouwsector als organische bodemverbeteraar. Hiermee draagt compost significant bij aan de bodemkwaliteit door aanvoer van de noodzakelijke stabiele organische stof. Ondanks het feit dat de stabiele organische stof wordt gewaardeerd door de landbouw, is de afzet problematisch door het grote mestoverschot vanuit de intensieve veehouderij. Hierdoor is fosfaat (P) de beperkende factor bij composttoediening en ontstaat een negatieve financiële waarde van landbouwcompost. Mede hierdoor wordt een groot gedeelte van groenafval momenteel als biobrandstof afgezet, een niet gewenste situatie van lineaire economie die indirect organische stof onttrekt aan de bodem. Ook GFT-compost wordt door deze situatie gedeeltelijk geëxporteerd naar buurlanden, een ongewenste situatie omdat waardevolle organische stof weglekt.
Een alternatieve afzet van compost is de tuinbouwsector waar het veen kan vervangen als grondstof in substraat (potgrond). Bekend is het niet-duurzame karakter van veen, omdat het de biodiversiteit in veengebieden aantast en leidt tot ongewenste CO2 emissies. Compostgebruik in substraten kan dus een hogere duurzame en financiële waarde aan compost geven. Echter is de kwaliteit van het compost momenteel te laag om voldoende marktvolume te creëren. Op dit moment wordt compost in zeer beperkte mate toegepast in potgrond voor de retailmarkt (potgrond voor particulieren) waar het als een verdunning (5-10% totaal volume) wordt toegepast. De marktprijs van dit product is laag. Voor toepassing in de professionele markt (tuinbouwsector) dient de grondstof van hogere kwaliteit te zijn in termen van onder meer bulkdichtheid, zoutgehalte en constantheid van het product.