Wat kunnen we doen om de culturele en creatieve sector op langere termijnwendbaarder en weerbaarder te maken? Makers, culturele instellingen enandere creatieve partijen gingen met die vraag aan de slag binnen het pro-gramma Innovatielabs. Tijdens twee edities onderzochten zij hoe innovatie-projecten een verschil kunnen maken bij actuele én toekomstige opgavenin de sector. Van een fundamentele heroverweging van de eigen rol in hetculturele landschap tot de ontwikkeling van innovatieve, sectoroverstijgendesamenwerkingsplatforms. Er is nagedacht hoe instellingen publieksdata kunnendelen om hun doelgroepen beter te bereiken, hoe technologie kan wordeningezet om andere, nieuwe doelgroepen te bereiken en hoe samengewerktkan worden met niet-menselijke actoren voor een duurzamere toekomst.Het zijn natuurlijk mooie uitkomsten, maar met de afzonderlijke resultaten vandeze projecten alleen komen we er niet. Willen we de sector echt beter uit-rusten voor de toekomst, dan moeten we ook aandacht besteden aan deborging en inbedding van de opgedane kennis en ervaringen, op zo’n manierdat anderen erop kunnen voortbouwen. Met dat doel voor ogen, hebbenwe onderzoekers van verschillende kennisinstellingen gevraagd om de 33Innovatielabs-projecten te volgen. Aan de hand van thema’s brachten zijdwarsverbanden tussen de doelen en de gehanteerde methoden van dezeinitiatieven in kaart. Het onderzoek, dat is gefinancierd door Regieorgaan SIA,bleek op zichzelf ook een experiment en leertraject. Want hoe organiseerje kennisontwikkeling en -uitwisseling door en tussen al deze verschillendebetrokkenen en hoe zorg je ervoor dat de belangrijkste opbrengsten sector-breed kunnen worden gedeeld?In dit onderzoeksrapport delen de onderzoekers hun bevindingen. Hierinis niet alleen aandacht voor de resultaten, maar vooral ook voor de inno-vatieprocessen die tot deze resultaten hebben geleid. Daarmee biedt hetrapport inzichten en handvatten om op voort te bouwen. Want als we iets vanInnovatielabs hebben geleerd, dan is het wel dat we alleen door gezamenlijkekennisontwikkeling en -uitwisseling de uitdagingen die voor ons liggen hethoofd kunnen bieden. Dit rapport markeert dan ook niet alleen het einde van Innovatielabs, maar ook een nieuw begin.
DOCUMENT
The domain of Location-based Augmented Reality (LBAR) in education is growing rapidly with the increasing ubiquity of mobile devices and their advanced capabilities. LBAR enables the superimposition of digital content onto physical environments and has been recognized for its transformative potential in educational contexts. Despite its advantages, the adoption of LBAR in education remains limited, hindered by several challenges. This paper presents a systematic review of peer-reviewed literature from 2000 to 2023 to assess the current state of LBAR in education. It explores 1) the state of the art in LBAR research, 2) its use cases and reported impacts across educational levels, and 3) the challenges and limitations identified in existing studies. Among the 50 studies included in the review, 38 % of investigated studies indicate a positive acceptance of LBAR and evident enthusiasm regarding LBAR's application for learning purposes. However, multidimensional complexities are revealed at the methodological, technological, pedagogical, and at content and organisational levels. While LBAR tools present strong potential to enhance learning experiences, that potential is not yet fully realized. Their long-term value depends on how well they are integrated into established pedagogical practices, learning content, and educational contexts.
DOCUMENT
With the increasing significance of the online lifeworld in the lives of adolescents, youth work must adapt its methods to support young people’s personal development and social participation in this hybrid online space. To date, there is limited knowledge on how youth workers can effectively employ methodical actions in the online environment. This paper draws on established offline youth work methods to explore their potential transferability to the online context. The research question guiding this study is: How can offline youth work methods be used in the online lifeworld to support adolescents’ developmental needs? Using the Change Laboratory method, 26 youth workers from 14 youth work organisations in the Netherlands participated in this research. The findings suggest that while offline methods provide a valuable resource, they cannot be directly transferred to the online context without adaptation. Instead, they offer a framework for seven specific methodical actions that can be adapted or developed for the online context. They are: 1) Increasing online visibility and accessibility, 2) Orienting, 3) Signalling, 4) Making contact, 5) Building meaningful relationships, 6) Assessing needs, and 7) Providing support. By identifying these seven methodical actions which are crucial for addressing the developmental needs of adolescents online, this paper contributes to the growing body of knowledge on youth work in the online lifeworld.
DOCUMENT
Lectorale Rede van Harmieke van Os, woensdag 17-09-2025: In mijn rede heb ik uiteengezet dat het lectoraat Innovatie in de oncologische (netwerk)zorg zich richt op persoonsgerichte essentiële zorg door verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. Die zorg start in de zorgrelatie. Verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten staan voor complexe opgaven: de zorgvraag neemt toe, terwijl er minder verpleegkundigen zijn, de impact van kanker op patiënten en hun naasten is groot en gezondheidsverschillen spelen een rol. Om persoonsgerichte zorg te bieden werken zij nauw samen in netwerken, zetten ze in op preventie en een gezonde leefstijl en maken ze gebruik van (digitale) innovaties. Het lectoraat wil via praktijkgericht onderzoek bijdragen aan de kwaliteit van leven en sterven van patiënten met kanker, en aan de professionalisering van verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. Ik heb een schets gegeven van drie met elkaar samenhangende onderzoeksthema’s: • Interprofessionele samenwerking in (netwerk)zorg; • Preventie door leefstijlverpleegkunde; • Innoveren in de oncologische zorg. Samenwerking is hierin essentieel. Ik heb het belang toegelicht van samenwerking met patiënten, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, professionals uit zorg- en aanpalende domeinen, docenten en studenten. Samen werken we aan persoonsgerichte zorg!
DOCUMENT
In het Surinaamse regenwoud ligt een groot potentieel voor duurzame waardecreatie via non-timber forest products (NTFP’s) – bosproducten zoals vruchten, kruiden, oliën en zelfs toeristische diensten. Studenten van Hogeschool Inholland onderzochten samen met Surinaamse partners hoe deze producten bijdragen aan ecologische, economische en sociaal-culturele waarde. NTFP’s zijn cruciaal voor het levensonderhoud van inheemse en marrongemeenschappen. Ze leveren voeding, medicijnen en inkomsten. Echter, de sector kampt met uitdagingen: overharvesting, gebrek aan ketenregie, beperkte lokale verwerking en infrastructuur, en een fragiele institutionele context. Studenten ontdekten dat veel waardevolle producten onbenut blijven, of zonder toegevoegde waarde de markt op gaan. Ondertussen verdwijnen traditionele kennis en biodiversiteit door gebrekkig beheer. Het onderzoek richtte zich op kansen voor meervoudige waardecreatie. Voorbeelden zijn duurzame voedselproducten voor diaspora-doelgroepen, community-based toerisme en circulaire non-food innovaties zoals zeep. Initiatieven zoals in Bigi Poika en Cassipora laten zien hoe ondernemerschap, cultuur en natuur samen kunnen floreren. Cruciaal daarbij is samenwerking: tussen lokale gemeenschappen, overheden, onderwijs en ondernemers – ook wel de ‘triple helix’. Belangrijk inzicht: het bos is geen voorraadkast, maar een levend ecosysteem. Verantwoorde benutting van NTFP’s vereist beheerplannen, kennisdeling, certificering en infrastructuur. Praktijkgericht onderzoek en co-creatie – onder andere in het Living Lab JSOOC – vormen de sleutel tot duurzame ontwikkeling. Het project toonde aan dat studenten met Surinaamse roots een unieke brugfunctie vervullen tussen culturen. Zij brengen kennis, identiteit en innovatie samen in een gezamenlijke missie: waarde creëren met én voor het Surinaamse bos.
DOCUMENT
In dit artikel wordt onderzocht hoe regeneratief toerisme kan fungeren als een Non-Timber Forest Product (NTFP) en een duurzaam alternatief kan bieden voor schadelijke economische activiteiten zoals illegale houtkap en goudwinning in Suriname. Regeneratief toerisme gaat verder dan traditioneel duurzaam toerisme: het richt zich op het herstellen en versterken van ecologische, sociale, culturele en economische systemen. Door middel van een praktijkgericht, kwalitatief onderzoek – bestaande uit deskresearch, focusgroepen en studentprojecten – is verkend welke kansen er zijn voor gemeenschappen in Suriname om toerisme te ontwikkelen dat waarde toevoegt op meerdere niveaus. Toerisme wordt hierbij niet gezien als een consumptiemiddel, maar als een middel tot positieve verandering, waarbij meerwaarde wordt gecreëerd voor zowel bezoeker, locatie als lokale gemeenschap. De resultaten tonen aan dat de Surinaamse gemeenschappen potentie zien in regeneratief toerisme, mits ondersteund door passend beleid, investeringen in infrastructuur, marketing en educatie. Kleinschalige initiatieven, lokale betrokkenheid en samenwerking met buurlanden zijn cruciaal. Er is een duidelijk verband gelegd tussen regeneratief denken en het ontwerpen van een Sustainable Business Model dat sociale cohesie, ecologische balans en economische levensvatbaarheid combineert. De conclusie is dat regeneratief toerisme een kansrijk perspectief biedt voor Suriname, zowel als motor voor duurzame ontwikkeling als middel om de biodiversiteit en culturele diversiteit te behouden. Het model is samengevat in een Sustainable Business Model Canvas, met KPI’s voor het meten van impact, gebaseerd op de 3 R’s: Regeneration, Resilience, Responsibility.
DOCUMENT
Dit rapport, geschreven door de Nederlandse IPBES-auteurs die direct betrokken waren bij beide rapporten, bespreekt de kerninzichten uit de twee recent verschenen IPBES-rapporten: het Transformative Change Assessment en het Nexus Assessment. Beide benadrukken dat biodiversiteit onmisbaar is voor menselijke bestaanszekerheid, maar dat deze wereldwijd snel achteruitgaat. Het Transformative Change-rapport wijst drie diepere oorzaken van biodiversiteitsverlies aan: het dominante mens-natuur wereldbeeld, groeiende ongelijkheid, en kortetermijnbelangen. Werkelijke verandering vraagt daarom om verschuivingen in waarden, instituties en praktijken, inclusief alternatieve economische modellen en rechtvaardige bestuursvormen. Het Nexus-rapport laat zien dat biodiversiteit, klimaat, water, voedsel en gezondheid nauw verweven zijn. Sectoraal beleid leidt vaak tot ongewenste neveneffecten, terwijl geïntegreerde oplossingen juist brede synergieën opleveren. Het rapport presenteert 71 concrete opties, variërend van natuurherstel en duurzame voedseltransitie tot stedelijke vergroening en versterking van landrechten. Voor Nederland zijn deze bevindingen urgent. Voorbeelden zoals de Marker Wadden, het Midden-Delfland model en Markemodel en stedelijke vergroening tonen dat systeemtransities haalbaar zijn. Het artikel benadrukt dat gedeelde waarden (zoals rechtvaardigheid, verbondenheid en zorg voor natuur) een fundament vormen om polarisatie te overstijgen en samen te werken aan brede welvaart. Conclusie: Nederland moet de IPBES-aanbevelingen versneld omzetten in integraal beleid om de noodzakelijke systeemtransities te versnellen, waarin natuur, klimaat, landbouw, energie, economie, gezondheid en sociale rechtvaardigheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
DOCUMENT
How is climate change risk perception shaped? The role of risk framing, external incentives, and personal norms in agriculture
DOCUMENT
Dit rapport is een klein boekje dat in eenvoudige termen de basis uitlegt voor een systeemaanpak voor gewasbescherming volgens de principes van weerbaar telen. Bij weerbaar telen stimuleert de teler maximaal de natuurlijk weerstand die voortkomt uit afweermechanismen van de plant zelf, geholpen door een samenwerking met alle organismen op en om de plant. In het boekje wordt uitgelegd hoe de plant zichzelf kan verdedigen tegen ziekten en plagen en hoe de plant hierbij geholpen wordt door de samenwerking met bijvoorbeeld insecten, schimmels en bacteriën. Vervolgens wordt uitgelegd welke middelen en methoden een teler kan inzetten om maximaal gebruik te maken van natuurlijke afweer in zijn teelt.
DOCUMENT