De herstructurering van verouderde bedrijventerreinen is op een zorgelijk laag pitje komen te staan. Provincies missen daarvoor de doorzettingsmacht. Wel komt de regionale samenwerking inmiddels beter op gang en vormen ook de genomen energiemaatregelen een lichtpunt.
LINK
De inleiding: Housing Management is de leerstoel die zich bezig houdt met de wijze waarop beheerders en ontwikkelaars van woningen zichzelf en hun activiteiten kunnen aanpassen aan de veranderende vraag naar wonen en gerelateerde diensten. De leerstoel legt hiertoe een verbinding tussen de bedrijfskunde en de bouwkundige opgave op het terrein van het wonen. Vraagstukken op het terrein van corporate governance, organisatie en voorraadbeleid staan centraal in onderwijs en onderzoek. Sinds 1 februari j l . ben ik benoemd tot hoogleraar op deze leerstoel, waarmee het vakgebied ook formele (h)erkenning heeft gekregen aan de TU Delft. En dat is goed, want in een tijd van toenemende marktwerking komt het steeds meer aan op visie, creativiteit en ondernemerschap van individuele woningbeheerders en -ontwikkelaars bij het vervullen van de vragen op de woningmarkt. Vanuit deze rol ben ik door de redactie gevraagd naar uitdagingen voor onderwijs en onderzoek, net als mijn vier collega volkshuisvestingshoogleraren
In deze bundel doen we verslag van de onderzoeksprojecten die de leden van de kenniskring in de periode 2010-2012 hebben uitgevoerd in het kader van het hiervoor beschreven programma. Het startpunt van de meeste van deze onderzoeksprojecten werd gevormd door de onderzoeksresultaten van twee grote kwantitatieve onderzoeken naar loopbaanleren in het (v)mbo en het hbo. Beide onderzoeken lieten zien dat studenten pas in staat en bereid zijn zich actief met hun loopbaan bezig te houden, wanneer ze een leeromgeving wordt geboden die -zoals hiervoor al is opgemerkt- zowel praktijkgestuurd als vraaggestuurd is. Meer concreet betekent dit dat het leren vooral moet plaatsvinden op basis van/naar aanleiding van concrete praktijkproblemen, waarvoor door de studenten zelf een oplossing moet worden gevonden. De daarvoor noodzakelijke theorie moet worden aangeboden wanneer studenten merken dat ze zonder nieuwe concepten (c.q. zonder een andere probleemdefinitie) niet verder komen in het oplossen van het praktijkprobleem. Dit vereist een cultuuromslag in de school en een andere professionele identiteit bij docenten. Traditioneel is het leerproces immers theoriegestuurd: de theorie wordt aangeboden voordat studenten concrete ervaringen hebben met de praktijk(problemen). En zelfs als ze via stages e.d. deze ervaringen wel opdoen, blijft er een kloof bestaan tussen de lessen op school en de ervaringen die ze in bedrijven/instellingen opdoen. Deze kloof wordt weerspiegeld in de professionele identiteit van de docenten: een 'goede' docent wordt door de meeste docenten (en hun managers) gedefinieerd als een professional die met veel plezier en vakkundigheid tegen studenten spreekt over haar/zijn vakgebied. Nodig is echter - als men tenminste de stelling onderschrijft dat zelfsturing steeds belangrijker wordt - een professional die met studenten spreekt over hun ervaringen in en met de beroepspraktijk en op basis daarvan 'just in time' en 'just enough' theorie aandraagt. Uit het onderzoek dat verricht wordt binnen het lectoraat Pedagogiek van de Beroepsvorming blijkt dat docenten (en hun managers) erg veel moeite hebben met deze nieuwe rol. Allereerst omdat ze de concrete vaardigheden missen om met studenten een dialoog aan te gaan over de betekenis van hun praktijkervaringen voor het vormgeven van hun (levens)loopbaan.