Onderzocht zijn de mogelijkheden om kosteneffectief extra biogas te produceren door geconcentreerde zuivering en het bijmengen van GF afval, en het terugwinnen van waardevolle mineralen zoals fosfaat uit het afvalwater. Het onderzoek is gericht op de zuiveringstechniek in combinatie met de toepassing van nieuwe sanitatietechnieken. Dit is een presentatie gegeven tijdens het Saxion congres Vitale Regio op 22 november 2012
MULTIFILE
Full text via link. Hoe zorgen we ervoor dat het enorme ledenverloop van fitnesscentra afneemt? De branchevereniging Fit!Vak stelde deze vraag ruimt 2 jaar geleden aan de Hogeschool Utrecht. Deze ondervroeg ruim 5000 klanten van geselecteerde fitnesscentra om aan de hand van de resultaten met oplossingen te komen om het ledenverloop terug te dringen. De resultaten van het onderzoek dat werd geleid door lector Marketing Marktonderzoek en Innovatie van de Hogeschool Utrecht Gerrita van der Veen, werden onlangs op een congres aan 160 fitnesscentra gepresenteerd, mede mogelijk gemaakt door Life Fitness. Het onderzoek van de Hogeschool Utrecht is onderdeel van het Innovatieproject Fitness in Beweging waarvan Jan Willem Lokerman projectleider is
LINK
Belangrijkste Bevindingen Bodemkundige opbouw: het onderzoeksgebied bevindt zich op een dekzandrug met een laarpodzolgrond. Deze grondopbouw is typerend voor voormalige graslanden die later tot akkerbouwgrond omgevormd zijn. De bodemsporen zijn goed bewaard gebleven, wat heeft bijgedragen aan een gedetailleerd inzicht in de historische bewoning. Vindplaats 1 (Mesolithicum): de vuursteenartefacten die zijn opgegraven dateren uit het Mesolithicum (ca. 9600-5000 v.Chr.). Deze artefacten, afslagen en werktuigen zoals schrabbers en pijlpunten, suggereren dat jagers-verzamelaars het gebied gebruikten voor de vervaardiging en reparatie van hun gereedschappen. Dit wijst op tijdelijke kampplaatsen, onderzoek naar deze kampplaatsen kan waardevolle inzichten geven in de vroege menselijke activiteiten in de regio. Vindplaats 2 (Late Middeleeuwen): de aangetroffen sporen van de periferie van een middeleeuws boerenerf dateren uit de 13de eeuw tot de tweede helft van de 15de eeuw. Deze sporen omvatten diverse greppels, een vermoedelijke veekraal, palenrijen en een poel of vijver. De aanwezigheid van greppels, palenrijen en de transformatie van een poel van waterreservoir naar afvalkuil illustreren de dynamiek en aanpassingen binnen het erf door de eeuwen heen. Deze bevindingen wijzen op geavanceerde technieken voor waterbeheer en perceelafbakening, wat bijdraagt aan het begrip van de organisatie van laatmiddeleeuwse erven. Het vondstmateriaal uit deze periode bestaat voornamelijk uit keramiekfragmenten en dierlijk botmateriaal. De melkteilen van grijsbakkend aardewerk in combinatie met een vermoedelijke veekraal wijzen op een melkveehouderij. Conclusie De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: wat is de bewoningsgeschiedenis van vindplaats Nieuwland V? De uitwerking van het archeologisch onderzoek in Nieuwland V presenteert twee fasen van bewoning. De eerste fase stamt uit het Mesolithicum en betreft tijdelijke kampplaatsen. De tweede fase stamt uit de Late Middeleeuwen en betreft de periferie van een boerenerf uit de 13de tot tweede helft van de 15de eeuw.
MULTIFILE
Anno 2018 zijn er ruim 5000 buurtsportcoaches (BSC’s) actief in Nederland, goed voor een investering van ongeveer 150 miljoen Euro per jaar. BSC’s hebben als kerntaak het organiseren van een passend sport- en beweegaanbod in de buurt en het verbinden van actoren uit onderwijs, cultuur, zorg, welzijn, kinderopvang en bedrijfsleven. Hun werkomgeving wordt steeds complexer en vereist intersectoraal samenwerken om in te kunnen spelen op urgente maatschappelijke vraagstukken. Bovendien is de aandacht toegenomen voor het belang van beweegvriendelijke buurten. Dit stelt gemeenten voor de uitdaging om de openbare ruimte beter te laten aansluiten bij de wensen en behoeften van haar inwoners. De omgevingswet versterkt deze ontwikkeling en maakt intersectoraal samenwerken nog urgenter. BSC’s zijn voornamelijk opgeleid om sport- en beweegaanbod op maat van gebruikers te organiseren en te begeleiden. Ze zijn echter handelingsverlegen om binnen een complexe omgeving met steeds meer actoren met diverse expertises, maar ook diverse belangen, te acteren terwijl dit inmiddels wel van hen gevraagd wordt. Bovendien worden BCS’s omwille van hun actiegerichte aanpak en hun actieve rol in de wijk steeds meer betrokken bij vragen over de inrichting van de openbare ruimte. Maar ook dit vereist specifieke competenties. In dit project staat dan ook de volgende onderzoeksvraag centraal: Hoe kunnen BSC’s beter toegerust worden om als schakel tussen beleidsmakers en inwoners, in samenwerking met andere professionals, beweegvriendelijke buurten te faciliteren dan wel te realiseren en optimaliseren? In dit project willen we samen met BSC’s en experts een open en online leeromgeving ontwikkelen en toepassen die buurtsportcoaches in staat stelt die verbindende rol op te pakken in de buurt. De leeromgeving omvat een set van ontwikkelde methodieken, strategieën en kennis die BSC’s op maat ondersteunt om de groeiende verwachtingen die aan hun functie gekoppeld worden in te vullen en op die manier systemische veranderingen te bewerkstelligen.
Many Caribbean reefs have shifted from coral-dominated to algal-dominated ecosystems. The high algae cover reduces coral recruitment, making the reef unable to recover from other disturbances and resulting in flatter reefs with lower biodiversity. One of the reasons for the proliferation of algae is a mass die-off of the herbivorous sea urchin Diadema antillarum in the early 1980s. Natural recovery of Diadema populations is slow to non-existent, making active restoration of this important grazer a top priority in Caribbean coral reef management, especially since Diadema densities were reduced by another mass mortality event in 2022. The marine park organizations of Saba and St. Eustatius want to restore Diadema populations by restocking cultured individuals. However, important knowledge gaps need to be addressed before large numbers of Diadema can be restocked on the reef. Current culture methods can only produce a limited number of competent larvae. In addition, only 8% of the settlers survive and after restocking, survival on the reef is low as well. In the RAAK PRO Diadema II project, the bottlenecks in Diadema culture will be addressed by comparing larval survival across multiple culture methods and investigating the relation between larval size and post-settlement survival. Growing-out juveniles at sea is likely to help prepare them for life in the wild, while restocking at an optimal size might also increase survival. Finally, a thorough restocking site selection based on high shelter availability and settlement rates will increase the long-term Diadema densities. The acquired knowledge and developed practices will be verified in a larger scale restocking experiment involving at least 5000 Diadema urchins. By restoring Diadema populations through restocking, macroalgae will be more intensively removed and corals will have a chance to settle and to survive, increasing the ability of the reef to cope with other stressors.
The carbon dioxide emissions of aviation play an important role in many studies and databases. But unfortunately, a detailed and reliable overview of emission factors, and algorithms to calculate these based on factors like seating class, airline type, and aircraft type, did not exist for the Dutch aviation sector. This study calculated such emissions for a sample of over 5000 international flights in 2019 from the 5 Dutch main airports. The data about the flights were gathered from FlightRadar and enriched with seating capacities specific to the airline performing ten flights. in this way, emissions could be assigned to each of the four seating classes (economy, economy-plus, business and first). By aggregating the data to airline types and distance of the flight, algorithms were developed that help researchers and policy-makers to calculate the emissions. Societal IssueThe carbon footprint of Dutch aviation is about 10% of the total footprint. To prevent the world to exceed 1.5 degrees C and enter 'dangerous climate change', emissions need to decline to zero before 2050. This study helps assess and understand current aviation emissions from Dutch airports.Benefit to societyThe results were an update of emissions factors as used by the funding organisation, MilieuCentraal, and the official emission factors list (https://www.co2emissiefactoren.nl/lijst-emissiefactoren/).