The Internet and computers increasingly determine our daily lives. This goes for almost everyone in the Netherlands. Still, it is mostly teenagers who are well informed on how to use all the possibilities of new technologies. They are building a digital world of their own that parents usually know very little about. This booklet intends to inform teachers, parents and other interested parties on what teenagers are actually doing online and how important it is to keep abreast of the new developments that the Internet and computers bring into their world. On the basis of research into these issues in the Netherlands and abroad we attempt to indicate what the digital world of teenagers looks like and how it differs from that of grown-ups. What do they do, exactly, and why? We also look into teenagers’ ICT behaviour and into dangers and abuse of the Internet. Moreover we provide tips for parents and teachers on how to handle certain phenomena. This book does not pretend to provide an exhaustive overview of the digital world of teenagers. It is focused on some important characteristics and parts of that world. It reports on research of the INHOLLAND Centre for eLearning into various aspects of ICT behaviour among teenagers. The research was undertaken in the spring of 2006, focusing mainly on texting, networking, gaming, dangers and abuse on the Internet and the digital relation between school and the home. Ultimately we are especially concerned with the question of what teenagers really learn in their digital world, and how education can profit. This book also addresses that issue.
Ook uit internationaal wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er verschillen zijn tussen ouderen in de stad en op het platteland [3-5]. In de rijke delen van de Europese Unie hebben ouderen in de landelijke gebieden een hogere levenstevredenheid dan in de stad. Mensen lijken tevreden in een dorp, wellicht omdat het verwachtingspatroon geringer is. Als het op veroudering aankomt, biedt de hogere dichtheid van de stad een grotere nabijheid tot allerlei diensten die de kwaliteit van leven van ouderen vergroten. Door specifieke economische factoren kunnen deze diensten niet in dezelfde mate worden aangeboden in landelijke gebieden [6]. Woonomstandigheden, zo blijkt uit onderzoek [7], zijn beter voor onze ouderen in de stad dan op het platteland, hoewel de verschillen niet zo uitgesproken groot zijn. En dan heb je nog de gesegregeerde woonwijken voor ouderen, zoals in de Verenigde Staten. Denk daarbij aan Sun City Arizona en The Villages in Florida [8, 9]. Deze wijken bieden een eenheidsworst en zonderen ouderen af in een cocon van geboden comfort, waarbij zij verdwijnen uit het reguliere straatbeeld van omliggende steden. Een in vrijheid gekozen gevangenschap. Een echte seniorvriendelijke stad is een generatievriendelijke stad zoals u wilt, waar niet alleen ruimte is voor één generatie, maar voor alle generaties: van wieg tot graf.
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
De urgente maatschappelijke uitdagingen m.b.t. de reductie van CO2 emissies vraagt om een grootschalige en versnellende aanpak van de renovatie van bestaande woningen op wijkniveau. De digitalisering in de bouw wordt hierbij als de belangrijkste katalysator beschouwd. De wijkgerichte aanpak vraagt om de betrokkenheid van de hele bouwkolom. De noodzakelijke overlappende aanpak van meerdere wijken tegelijkertijd maakt een efficiënte werkwijze nodig. Hiervoor zijn (nog) geen digitale omgevingen beschikbaar voor data inwinning en beheer om ontwerp, bouw en exploitatie van de nieuwe energie infrastructuur te faciliteren. Dit project heeft als doel een prototype voor een digitale omgeving, Digital Twin, te ontwikkelen en in twee pilot wijken te testen. Dit betreffen De Nijverheid (Hengelo, OV) en Twekkelerveld (Enschede). Aanvullend worden in de praktijk gevraagde kennis en competentiesets in kaart gebracht op MBO, HBO en WO niveau, beschikbare opleidingen geïnventariseerd en een voorstel uitgewerkt om deze doelgericht beter aan elkaar te laten aansluiten. De activiteiten worden in het in oprichting zijnde Fieldlab Digitalisering Energietransitie Twente (FidetT) gebundeld en in samenwerking met het werkveld geoperationaliseerd.
De wereldvoedselvoorziening is in gevaar door een bestuivingscrisis. Wereldwijd worden 50-80% van onze gewassen bestoven door insecten, en dan met name door honingbijen. De honingbij heeft het in Nederland en West-Europa moeilijk doordat een parasiet, de Varroamijt, de bijenvolken ernstig verzwakt. Hierdoor sterven veel bijenvolken. Bijenhouders gebruiken chemische bestrijdingsmiddelen om de Varroamijt te remmen. Dit gebruik is helaas niet effectief genoeg, schadelijk voor de bijen zelf en de middelen komen ook in de honing terecht. Bijenhouders willen dan ook af van chemische bestrijding. Ideaal zou zijn als bijenvolken zelf de Varroamijt bestrijden. Dit Varroamijt bestrijdend (VSH: Varroa Sensitive Hygiene) gedrag komt sporadisch voor in bestaande bijenvolken. Het onderzoeksproject streeft naar een snelle teelt van volken met dit VSH gedrag. Natuurlijke selectie van het gedrag is arbeidsintensief, niet voldoende succesvol, gaat te langzaam en is in de werkpraktijk onwenselijk. Het consortium wil gerichte selectie mogelijk maken met een eenvoudig toepasbare DNA technologie die verwachte VSH eigenschappen van bestaande volken kan bepalen. Hiertoe zal 1) het VSH gedrag van volken en van individuele bijen worden beschreven, 2) de genetische basis van VSH gedrag worden bepaald, 3) een DNA merkertechnologie worden ontwikkeld voor detectie van VSH eigenschappen in bestaande volken, en 4) de merkertechnologie worden toegepast in het werkveld. Verwacht wordt dat in het project zowel proof of concept als proof of practice van de technologie bereikt worden, en een pilot van implementatie in het werkveld haalbaar is. Arista Bee Research en Bejo Zaden telen daarvoor 100% VSH bijenvolken en voeren kruisingen uit. Hogeschool Van Hall Larenstein zal individuele bijen die VSH gedrag vertonen selecteren uit de teeltlijnen. Hogeschool HIH en Bejo Zaden zullen de VSH genen opsporen en de merkertechnologie ontwikkelen. De Nederlandse Bijenhoudersvereniging zal in overleg met de teeltverenigingen van Carnica bijen en Buckfast bijen zorgdragen voor een pilot implementatie en daarmee een brede introductie van VSH genen in de Nederlandse honingbijen mogelijk maken. De resultaten van het project zijn 1) identificatie van VSH gedrag in individuen, 2) identificatie van VSH genen, 3) een op DNA merkers gebaseerde toegankelijke technologie voor identificatie van VSH genen, 4) een start van implementatie van de technologie via teeltverenigingen in Nederland, en 5) het verspreiden van de kennis in de Nederlandse bijenhouderij en publiceren van resultaten in internationale vakbladen. Door het tackelen van het probleem met Varroamijt wordt in Nederland het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bijenhouderij onnodig, de wintersterfte verlaagd en daarmee de bestuivingssituatie van voedselplanten verbeterd.