Goed je te zien! Publinova is hét platform voor praktijkgericht onderzoek. Ga op ontdekkingstocht of zoek gericht op jouw interessegebied. Heb jij iets wat niet mag ontbreken op het platform? Het platform wordt gemaakt door ons allemaal, dus bouw mee! Werkt iets niet zoals je verwacht had? Stuur je bevinding naar support@publinova.nl.
Als je inlogt, kan je projecten of partijen die je interessant vindt volgen, je favorieten opslaan en bewerk je profiel. Ben je onderzoeker en je hogeschool is aangesloten? Dan kan je jouw producten en jouw projecten op Publinova verbinden aan je profiel.
Wanneer het nodig is om SB opnieuw of verder vorm te geven, bijvoorbeeld door het invoeren van formatief handelen binnen een nieuw curriculum, dan biedt de SB-scan:• een gestructureerd overzicht van de elementen die een rol spelen bij het vormgeven van studentbegeleiding binnen de opleiding. • handvatten voor het maken van beredeneerde keuzes voor het vormgeven van studentbegeleiding in de opleiding aan de hand van reflectievragen.
MULTIFILE
De komst van de Participatiewet in 2015 stond niet op zichzelf. Van 2015 toten met 2018 volgde een enorme hoos aan bijkomende wet- en regelgeving. Debedoeling van de wetgever was om met deze wetgeving ondernemers te stimulerenmedewerkers met een beperking in dienst te nemen. Uit ons onderzoek blijktdat de ondernemers die wij spraken ook zonder wet- en regelgeving over willengaan tot inclusief werkgeverschap. De regelzucht van de rijksoverheid kan er juisttoe leiden dat ook deze koplopers gaan afhaken, als de wet- en regelgeving nietondersteunend is en leidt tot ongelijke behandeling.
De innovatieve kracht van het vmbo maakt deze sector tot een interessant object van onderzoek. Daarmee is het wellicht mogelijk antwoorden te vinden op vragen als welke veranderstrategie succesvol is bij het implementeren van nieuwe methoden en wat daarvan op zijn beurt de invloed is op de kwaliteit van het onderwijs. De (evidence-based) onderzoeksresultaten kunnen tevens ingezet worden bij het bepalen van een beleid en duidelijk maken wat de betekenis van de ontwikkelingen in het (voortgezet) onderwijs is voor de lerarenopleiding en opleiding tot pedagoog. Het is mede om die reden dat er op 1 februari 2008 door het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam, in samenwerking met managementadviesbureauBMC uit Amersfoort, een bijzonder lectoraat is ingesteld. In deze ‘Openbare Les’ zal ik eerst stilstaan bij de geschiedenis van het vmboen de vraag of de oorspronkelijke bedoelingen daarvan zijn gerealiseerd. Daarna zal ik dieper ingaan op de vraagstukken waarvoor het voortgezet onderwijs – en dus ook het vmbo – zich gesteld ziet, zoeken naar een verklaring daarvoor en naar de richting waarin de oplossing gezocht moet worden. Vervolgens wil ik aannemelijk maken dat er in het voortgezet onderwijs, en in het bijzonder in het vmbo, sprake lijkt te zijn van een ‘stille revolutie’, ofwel vanonderwijsvernieuwing en schoolontwikkeling, vanuit het hart van het onderwijs, de school zelf. Ten slotte zal ik uiteenzetten welke activiteiten in het kader van het lectoraat Vmbo zullen worden georganiseerd en wel de doelen ermee beoogd worden.
Op initiatief van de gemeente Amsterdam is in 2020 een pilot transferbegeleiding van start gegaan. Hierbinnen krijgen jongeren coaching tijdens overstapmomenten in hun schoolloopbaan. De pilot is gevolgd door onderzoek en daarvan wordt in dit rapport verslag gedaan. Daarnaast wordt er onderzocht hoe jongeren uit PRO/VSO beter begeleid kunnen worden in hun overstap naar vervolgonderwijs en/of van school naar werk.De eerste stap binnen de pilot betrof het informeren van zorgcoördinatoren en mentoren over de pilot. Als tweede stap zijn als transferbegeleiders coaches van MEE geselecteerd en nader geïnformeerd over de werkwijze. Gedurende het traject zijn ook coaches van Jongeren Die het Kunnen (JDK) bij het traject betrokken. De coaches hadden geen specifieke ‘transferbegeleidingswerkwijze’ die zij gebruikten en de coaching kon daarom niet op basis hiervan worden geëvalueerd. Het onderzoek kreeg daarmee een meer volgend en ondersteunend karakter. In de matching van jongeren en coaches stond de klik tussen jongeren en coaches centraal, daarom zijn er filmpjes gemaakt van de coaches waar leerlingen een keuze uit konden maken. Vervolgens is een speeddate met de coaches georganiseerd waar alle leerlingen een coach hebben gekozen. De pilot is gestart met 8 leerlingen. In de pilot zijn alle sleutelfiguren binnen het coaching traject geïnterviewd (coaches, leerlingen, betrokken docenten en ouders/verzorgers).De vragen waar jongeren mee worstelden waren zeer divers en liepen uiteen van heel praktische vragen tot zeer diepgaande vragen. Coaches hielpen door een jongere te begeleiden bij een praktisch vraagstuk zoals een bijbaantje regelen of bij minder ‘hands on’ problemen door een luisterend oor te zijn. Deze veelheid aan hulpvragen in combinatie met specifieke uitdagingen maakte dat er maatwerk nodig was. De coaches vonden sommige casussen daardoor zwaar en gaven aan behoefte te hebben aan meer input voor de coaching en zelf ook aan meer begeleiding en sturing. Uit de literatuur en gehouden interviews blijkt relatieopbouw van belang. De relatie heeft grote invloed op de slagingskans van een hulptraject. Om een relatie op te bouwen moet een professional onder andere menselijkheid, lef en empathie tonen en de jongere als een gelijke beschouwen. De coaches gaven aan dat het veel tijd kost – meer ook dan aanvankelijk werd gedacht - om elkaar te leren kennen en vertrouwen te winnen. De meeste tijd ging dan ook uit naar deze eerste fase van het traject. Coaches en jongeren voerden hierbij diverse activiteiten uit, zoals samen sporten, wandelen of samen eten. De jongeren stellen zich vaak niet makkelijk open. Ook blijkt open en betrokken bejegening te werken. Dit houdt onder andere in dat de professional betrouwbaar en betrokken is, naast de client staat, respect toont, voor goed contact zorgt en positieve feedback geeft. Motiverende gespreksvoering kan hierbij ingezet worden. Jongeren willen zich gezien en gehoord voelen. Dit betekent dat de professional interesse toont, inlevingsvermogen heeft, meedenkt en de jongeren betrekt in de samenwerking en bovendien een intrinsieke motivatie heeft om jongeren te helpen. Het feit dat de jongeren een coach kregen uit hun zelf opgestelde top 3 heeft volgens zowel coaches als jongeren bijgedragen aan de motivatie voor het coaching traject. Tevens helpt het als de professional 1) echt is, dus iets van zichzelf laat zien in het contact met de jongere en een rolmodel is en 2) betrouwbaar is, dus doen wat je zegt en zeggen wat je doet, beschikbaar zijn en de tijd nemen. Daarbij moet niet het behandelplan, maar het perspectief van de jongere zelf leidend zijn in de werkrelatie. Wanneer het netwerk van de jongere karig is, is de rol van de transfercoach extra belangrijk. De veilige omgeving behouden of (opnieuw) op zetten en nog meer proberen in te spelen op de leefwereld van de jongere is essentieel.Al met al kan worden geconcludeerd dat het hebben van transferbegeleiding goed is voor een jongere. Of het daadwerkelijk helpt bij de overstap is vooralsnog lastig te beoordelen, echter lijkt het wel een stap in de goede richting te zijn.
Het lectoraat noemt dit Next Education, Next Governance en Next Business. Het lectoraat is nauw verbonden met Buurtsamenwerking Helpman/de Wijert, waarin alle hiervoor genoemde modellen tot uiting komen. In de Buurtsamenwerking wordt gezamenlijk een weg gezocht om ondernemers, overheid, wijkbewoners en onderwijs met elkaar te verbinden om samen te werken aan toepasbare oplossingen voor actuele vraagstukken.Aan de Buurtsamenwerking Helpman/de Wijert is de Innovatiewerkplaats verbonden. Annet Muller-ter Veen is als manager van de Innovatiewerkplaats verantwoordelijk voor het operationaliseren van de verbinding tussen alle partijen. Daarvoor vertaalt zij actuele vraagstukken naar concrete projecten, waarbij zich Community’s of Innovative Learners (COIL’s) vormen vanuit de participanten van het onderwijs, overheid, ondernemers en wijkbewoners. Als
MULTIFILE
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Verbetering van de aansluiting tussen het VSO (VMBO en Havo) en het MBO. Een onderzoek naar de competenties die voor het MBO relevant zijn en de ontwikkeling van een onderwijsaanbod in het VSO die jongeren met een beperking ondersteunen bij het verwerven en versterken van deze competenties. Verbetering van de intake door een betere afstemming tussen VSO en MBO, een versterking van de loopbaanbegeleiding in het VSO, het vroegtijdig inschakelen van de ambulant begeleider, de ontwikkeling van een competentiegricht portfolio en het opstellen van een Individueel transitieprofiel en -plan voor elke leerling.
© 2025 SURF