Purpose: To support family caregivers of persons post-stroke adequately from the start and to develop self-management interventions, we aim to gain a better understanding of family caregivers experiences at the time of acute care and therefore achieve a better understanding of how they manage their new situation. Methods and Materials: We chose a qualitative descriptive methodology using individual semi-structured interviews with eleven family caregivers of persons post-stroke. We conducted interviews retrospectively, between 2 and 10 months post-stroke, and analysed transcripts using thematic analysis. Results: The themes (1) being in survival mode, (2) feeling supported by family and friends, (3) feeling left alone by the treatment team and (4) insisting on information emerged from the data. Conclusion: During acute care, many self-management skills are required from family caregivers but are just starting to be developed. This development can first be observed as co-management with the social network and is often combined with shared decision-making. Information-sharing, foundational for developing self-management, is essential for family caregivers and should be supported proactively by health professionals from the beginning. Further, from the start, health professionals should raise awareness about role changes and imbalances of activities among family caregivers to prevent negative influences on their health.
DOCUMENT
Background: The substitution of healthcare is a way to control rising healthcare costs. The Primary Care Plus (PC+) intervention of the Dutch ‘Blue Care’ pioneer site aims to achieve this feat by facilitating consultations with medical specialists in the primary care setting. One of the specialties involved is dermatology. This study explores referral decisions following dermatology care in PC+ and the influence of predictive patient and consultation characteristics on this decision. Methods: This retrospective study used clinical data of patients who received dermatology care in PC+ between January 2015 and March 2017. The referral decision following PC+, (i.e., referral back to the general practitioner (GP) or referral to outpatient hospital care) was the primary outcome. Stepwise logistic regression modelling was used to describe variations in the referral decisions following PC+, with patient age and gender, number of PC+ consultations, patient diagnosis and treatment specialist as the predicting factors. Results: A total of 2952 patients visited PC+ for dermatology care. Of those patients with a registered referral, 80.2% (N = 2254) were referred back to the GP, and 19.8% (N = 558) were referred to outpatient hospital care. In the multivariable model, only the treating specialist and patient’s diagnosis independently influenced the referral decisions following PC+. Conclusion: The aim of PC+ is to reduce the number of referrals to outpatient hospital care. According to the results, the treating specialist and patient diagnosis influence referral decisions. Therefore, the results of this study can be used to discuss and improve specialist and patient profiles for PC+ to further optimise the effectiveness of the initiative.
DOCUMENT
The Dutch version of the Brief Illness Perception Questionnaire is an appropriate instrument for measuring patients' perceptions in acute low back pain patients, showing acceptable internal consistency and reliability. Concurrent validity is adequate, however, the instrument may be unsuitable for detecting changes in low back pain perception over time.
LINK
Veel ouderen ervaren tijdens en na ziekenhuisopname functieverlies. ‘Function Focused Care in Hospital’, ook wel bekend als bewegingsgerichte zorg, is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van functieverlies bij ouderen tijdens een ziekenhuisopname. Verpleegkundigen moedigen patiënten aan tot actieve betrokkenheid in de dagelijkse zorgmomenten.Doel Doel van dit project is de effectiviteit bepalen van Function Focused Care in Hospital op het fysiek functioneren van patiënten die opgenomen zijn in de Nederlandse ziekenhuizen. Resultaten Nederlandstalig scholingsprogramma en handboek van de Function Focused Care in Hospital-benadering voor de ziekenhuissetting; Een evaluatie van het proces en de uitkomsten van de Function Focused Care-benadering. Looptijd 01 november 2020 - 31 oktober 2025 Aanpak Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die uitwees dat de interventie geschikt is voor de Nederlandse praktijk. Op de neurologische en geriatrische afdelingen van drie ziekenhuizen is Function Focused Care in Hospital in de dagelijkse zorg geïmplementeerd en geëvalueerd op effectiviteit. Over de interventie Function Focused Care (FFC) is een zorgbenadering waarin verpleegkundigen patiënten actief betrekken bij alle zorgmomenten om hun fysiek functioneren te optimaliseren. Eerder onderzoek heeft laten zien dat FFC een positief effect heeft op fysieke activiteit, mobiliteit en ADL bij ouderen in de wijk en de langdurige zorg. Ook laten studies in de acute zorg belovende resultaten zien van FFC op fysieke activiteit en mobiliteit bij ouderen opgenomen in het ziekenhuis. Voorbeelden van zorg volgens de FFC-benadering zijn met de patiënt naar de badkamer lopen in plaats van wassen op bed, of de maaltijd aan tafel nuttigen in plaats van zittend in bed eten. De essentie van FFC is het behouden of, indien mogelijk, verbeteren van het fysieke functioneren. Tijdens de hele ziekenhuisopname wordt de patiënt aangemoedigd meer tijd te laten besteden aan fysieke activiteit op een op de patiënt aangepast niveau. Co-financiering Het project wordt mede gefinancierd door ZonMW, projectnummer 520002003.
Hoe kunnen eerstelijns fysiotherapie-organisaties kwaliteit leveren én financieel gezond blijven? In dit project onderzoeken we welke factoren een rol spelen bij het streven naar zogenaamde ‘healthcare value’ voor fysiotherapie-organisaties.
Hart- en Vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer 1, wereldwijd. Het is een aanzienlijk probleem. In de grote stad, in Nederland, en ook daarbuiten. Aan dit probleem is wel wat te doen, het is belangrijk om gezonde leefgewoonten te hebben, daar zit heel veel gezondheidswinst in. We weten hoe we gezond moeten leven: niet roken, een gezond gewicht hebben en voldoende lichaamsbeweging elke dag. Richtlijnen voor zorgprofessionals geven deze doelen aan, maar deze doelen worden, bijvoorbeeld door hartpatiënten, bij lange na niet gehaald. Richtlijnen in de zorg benadrukken ook het belang van het concept ‘personalised prevention’ en ’patient centered care’, om doelen te behalen, maar geven deze concepten tot op heden geen concrete, wetenschappelijk onderbouwde betekenis. Met het toenemende aantal beschikbare behandelingen voor leefstijlverandering, neem de complexiteit toe, niet alleen voor hulpverleners, maar ook voor patiënten. Consistentie in de behandeling van alle betrokken hulpverleners in alle fasen van de zorg en deze laten leiden door de voorkeur van de patiënt kan beter en lijkt noodzakelijk voor het volhouden van een leefstijlaanpassing. De keuze voor een behandeling laten leiden door de voorkeuren en waarden van de patiënt kan beter en is noodzakelijk voor het volhouden van leefstijlaanpassingen in het dagelijks leven. Er is schrijnend tekort aan kennis en hulpmiddelen om leefstijlverandering op patiëntniveau te realiseren, om de (hart)patiënt te bereiken. Mijn hypothese is dat de kans op het aannemen van een gezonde leefstijl groter is wanneer de voorkeur van de individuele patiënt meer leidend is in de afweging van behandelstrategieën. Voor toetsing van deze hypothese ontbreekt nog veel kennis, bijvoorbeeld over wat de behandelvoorkeuren van patiënten zijn, in hoeverre deze afwijken van de voorkeuren van de behandelende hulpverleners (medisch specialisten, huisarts, verpleegkundige, fysiotherapeut, diëtist, psycholoog) en op welke manier technologie de behandelvoorkeuren kan verhelderen.