Dragen sociaalnetwerksites van sportverenigingen (ClubSNSs) bij aan het clubgevoel van leden? 129 leden van sportverenigingen vulden een vragenlijst in over ClubSNSs en clubgevoel. Daaruit blijkt dat leden ClubSNSs informatief, vermakelijk en interactief vinden en ClubSNSs gebruiken voor het volgen van content over sport, leden en de club. Verder blijken ClubSNSs belangrijk voor het clubgevoel van leden, doordat identificatie met de sportvereniging wordt opgebouwd.
MULTIFILE
Van oorsprong worden televisieprogramma’s op een lineaire manier aangeboden aan kijkers: een omroep bepaalt in welke volgorde programma’s worden getoond. Dit verandert echter langzaam. Ondemand mogelijkheden via internet en settopboxen zorgen ervoor dat kijkers zelf kunnen bepalen wanneer ze welk programma willen kijken. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) speelt op die mogelijkheden in met onder meer de dienst Uitzending Gemist, een NPOapplicatie voor mobiele apparaten en verschillende themakanalen. Eén van die themakanalen is NPO Spirit. Ze biedt via internet ondemand video’s aan op het gebied van levensbeschouwing, spiritualiteit en diversiteit. Het aanbod is zo pluriform mogelijk. Dat wil zeggen dat verschillende religies en levensbeschouwingen naast elkaar worden aangeboden. NPO Spirit formuleert haar propositie dan ook als volgt: “NPO Spirit laat de kijker genieten en brengt op toegankelijke wijze (nieuwe) inzichten!" De uiteindelijke doelstelling van dit project is om méér mensen en meer verschillende groepen te bereiken. Het eindresultaat bestaat uit (1) een specifiek overzicht voor NPO Spirit van relevante trefwoorden, groepen ( hubs ) en sleutelfiguren ( influencers ) op internet, en (2) een algemene werkwijze om vanuit een organisatie of merk te bepalen welke groepen, trefwoorden en sleutelfiguren op het internet relevant zijn. Dit moet ertoe leiden dat NPO Spirit beter in staat raakt om video’s naar consumenten ‘toe te brengen’.
MULTIFILE
Mittels einer Anfang 2011 durchgeführten Online-Erhebung wurden Studierende an den Universitäten Oldenburg, Groningen und der Hochschule Utrecht in Bezug auf die Hörsituation an ihrer Bildungseinrichtung befragt. Die Erhebung verfolgte das Ziel, den Anteil der Studierenden mit einer Hörbeeinträchtigung an den genannten Standorten differenziert zu erfassen. Eine statistische Analyse der Daten ergab, dass an allen drei Einrichtungen mehr als 25 Prozent der Studierenden von einer Beeinträchtigung im Hören betroffen waren, wobei eine Geräuschempfindlichkeit die am häufigsten genannte Hörbeeinträchtigung darstellte.