Het onderzoek is uitgevoerd voor Fontys Hogescholen Marketing en Management, een van de 31 hogescholen van Fontys. Het onderzoek heeft betrekking op de opleiding commerciële economie van dit instituut. De probleemtypering van dit onderzoek is: 'Wat is de invloed van de gevoerde CE competenties op de aansluiting op de arbeidsmarkt en wat heeft dit voor gevolg voor de strategie en de positionering van de opleiding CE?' Het doel van het onderzoek is aanbevelingen doen aan de directeur van het instituut Fontys Hogescholen Marketing en Management door een kwantitatief onderzoek te houden onder begeleiders uit het werkveld van afstudeerders van de opleiding commerciële economie. Er is een afbakening gemaakt naar de inzichten van begeleiders werkzaam op marketing- en verkoopafdelingen. De resultaten van deze twee groepen zijn met elkaar vergeleken. Er is voor dit onderzoek gekozen voor een vragenlijst, deze is digitaal verspreid onder de populatie van afstudeerbegeleiders vanuit het werkveld. Vanuit het theoretisch kader zijn er verschillende inzichten gebruikt als input voor de vragenlijst. Van de 121 respondenten waren er 19 bruikbare vragenlijsten van marketing- en verkoopafdelingen. In het onderzoek komt naar voren dat, indien de opleiding CE van FHMM de beste aansluiting heeft van afstudeerders op de arbeidsmarkt, 72% van de verkoop- en marketingafdelingen de voorkeur geeft aan FHMM CE studenten bij een openstaande vacature. De competenties sluiten gemiddeld wel goed aan, maar er is duidelijk te zien dat er grote verschillen zijn in de behoeftes van de verschillende vakgebieden. Volgens de respondenten zijn 'Coaching on the job' en gericht carrièreadvies tijdens de studie bevorderend voor de aansluiting van afstudeerders op de arbeidsmarkt. Internationale bedrijfservaring is voor zowel marketing- als verkoopafdelingen niet relevant. Om de aansluiting van CE afstudeerders op de arbeidsmarkt te laten slagen is het noodzakelijk dat de opleiding studenten laat afstuderen met meerdere soorten competentiekaarten. Het breed en algemeen houden van de CE competentiekaarten zonder vakspecialisatie zal blijven leiden tot een minder goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Gericht carrièreadvies vanuit Fontys sluit hier goed bij aan. De aantrekkelijkheid van de opleiding zal hiermee groter worden. Een tweede mogelijkheid is om vanaf het eerste jaar verschillende CE varianten aan te bieden. Wanneer studenten al bij de inschrijving kiezen zullen zij veel gemotiveerder aan het werk gaan omdat ze bewust een specialisatie hebben gekozen. Ook dient er verder onderzoek te worden gepleegd naar het niveau van taalvaardigheid van afstudeerders. Verder is de aanbeveling om in ieder geval de competentiekaarten te voorzien van concretere en duidelijkere competenties die niet op meerdere manieren te interpreteren zijn. De beste kwaliteit leveren sluit het beste aan bij Product Leadership. Met deze strategie moet de opleiding CE streven naar de best beschikbare kwaliteit van haar producten en diensten, waarbij zij de lat altijd hoger moet leggen. Hiervoor dienen ze zich continu bezig te houden met snelheid, creativiteit en innovatie (Treacy & Wiersema, 2000). Door het ontwikkelen van een duidelijke positionering en door een effectieve uitvoering daarvan kan de opleiding CE ten opzichte van concurrerende opleiding concurrentievoordeel behalen. Om te komen tot een duidelijke positionering dienen de wensen en behoeftes van afnemers in kaart te worden gebracht. Dit kan door gebruik te maken van een 'attribute map', ontwikkeld door de Wharton University of Pensylvania. Indien de niet transparante markt hier traag of niet op reageert, hetgeen aannemelijk is, kan dit zelfs leiden tot duurzaam concurrentievoordeel.
Het hebben van werk is een belangrijk gegeven. Voor de betrokkene zelf is het een bron van inkomen, van contacten en van eigenwaarde, voor de samenleving worden er producten en diensten geleverd. Maar op de markt van vraag en aanbod van arbeid gaat niet alles goed. Er staan groepen aan de kant, niet alle talenten worden benut en bij lage arbeidsparticipatie is het moeilijk rond te komen. Daarnaast zijn er vacatures die moeilijk vervulbaar zijn. Er is een "mismatch" op de arbeidsmarkt. In het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool willen we meer weten hoe in Den Haag de maatschappelijke vraagstukken leven en aangepakt worden. In een eerdere publicatie "Zeker in de stad"(2008) keken we bijvoorbeeld naar de armoede in de Schilderswijk. Waar veel armoede is, is een lage arbeidsparticipatie. Dit stelt vragen naar het functioneren van de Haagse arbeidsmarkt. In dit rapport gaat Wim Vreeburg, lid van de kenniskring van het lectoraat, in op het functioneren van de Haagse arbeidsmarkt. U gaat een aantal mismatches tegenkomen. De publicatie start met een samenvatting waarin zeven mismatches naar voren komen. In het slothoofdstuk (8) komt een mogelijke aanpak van deze knelpunten aan de orde en een blik op de toekomst. De hoofdstukken 1 tot en met 7 vormen de onderbouwing van de geconstateerde mismatches. Lezers die uitsluitend geïnteresseerd zijn in de Haagse praktijk kunnen zich richten op hoofdstukken 4 tot en met 7. En reacties zijn natuurlijk welkom.
Het rapport ‘SJD in 2020’ biedt zicht op inhoudelijke trends en ontwikkelingen die voor functies in de SJD-beroepspraktijk relevant zijn. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Landelijk opleidingsoverleg Sociaal Juridische Dienstverlening (LOO SJD), door het lectoraat Legal management van de Hogeschool van Amsterdam en docent-onderzoekers van alle aan het LOO verbonden SJD-opleidingen. Het LOO volgt ontwikkelingen in de SJD-beroepspraktijk op de voet, om te borgen dat de opleiding blijft voldoen aan de eisen van het werkveld. In 2014 was het LOO daarom al eerder opdrachtgever voor het voorafgaande onderzoek SJD in beweging. In dit voorafgaande onderzoek stond het in kaart brengen van de omvang van de SJD-beroepspraktijk en de verschillende functies hierbinnen centraal. In dit vervolgonderzoek ligt de nadruk op inhoudelijke ontwikkelingen. Speciale aandacht bestond in het onderzoek voor een drietal thema’s: certificering en (kwaliteits- en beroeps)registers, de impact van digitalisering en het belang dat organisaties hechten aan het onderzoekend vermogen van SJD-professionals.
Sociaal ondernemingen onderscheiden zich van traditionele ondernemingen doordat ze missie-gedreven zijn, waarbij winst geen doel op zichzelf is, maar een middel om maatschappelijke meerwaarde te creëren. Het combineren van de maatschappelijke doelstelling en financieel economische duurzaamheid is één van de grootste uitdagingen voor veel sociaal ondernemers. Dit projectvoorstel richt zich op sociale ondernemingen die als primaire doelstelling verhoogde arbeidsparticipatie ofwel werk voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt nastreven. Het aantal sociaal ondernemingen groeit. Echter, veel sociaal ondernemingen hebben moeite om vanuit de startfase een volgende fase te bereiken. Dit project richt zich op sociaal ondernemers in de start-up fase die hun onderneming toekomstbestendig willen maken. Deze ondernemers worstelen met het in balans houden van hun sociale en commerciële waardepropositie. Ze zijn gestart vanuit een primaire, sociale, doelstelling. Maar om te verduurzamen moeten ze voldoende aandacht besteden aan de secundaire, commerciële, doelstelling. Deze draagt immers zorg dat de onderneming kan blijven bestaan en sociale impact kan realiseren. De centrale onderzoeksvraag luidt: “Hoe kunnen sociale ondernemingen na de start-up fase hun onderneming organiseren opdat bij de volgende fase de balans tussen commerciële als sociale doelstelling wordt behouden?”. Dit project heeft als doel nieuwe kennis te ontwikkelen over de balans tussen de commerciële en maatschappelijke waardepropositie en over wat in de organisatie nodig is om deze balans te behouden: Hoe kunnen sociaal ondernemers in de start-up fase hun dubbele waardepropositie verduurzamen en welke product-markt-doelgroep combinaties sluiten hierop aan? Hoe kunnen werkprocessen en inzet van personeel worden georganiseerd die hieraan bijdragen? Welke leiderschapsrol past bij de fase van verduurzaming van de sociale onderneming? Kennis over de wijze waarop deze ondernemers een fundament kunnen leggen als basis voor verduurzaming, kan bijdragen aan de duurzaamheid van sociaal ondernemingen en daarmee aan duurzaam werk voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.