Abstract Purpose In mental health care, patients and their care providers may conceptualize the nature of the disorder and appropriate action in profoundly diferent ways. This may lead to dropout and lack of compliance with the treatments being provided, in particular in young patients with more severe disorders. This study provides detailed information about patient–provider (dis)agreement regarding the care needs of children and adolescents. Methods We used the Camberwell Assessment of Need (CANSAS) to assess the met and unmet needs of 244 patients aged between 6 and 18 years. These needs were assessed from the perspectives of both patients and their care providers. Our primary outcome measure was agreement between the patient and care provider on unmet need. By comparing a general outpatient sample (n=123) with a youth-ACT sample (n=121), we were able to assess the infuence of severity of psychiatric and psychosocial problems on the extent of agreement on patient’s unmet care needs. Results In general, patients reported unmet care needs less often than care providers did. Patients and care providers had the lowest extents of agreement on unmet needs with regard to “mental health problems” (k=0.113) and “information regarding diagnosis/treatment” (k=0.171). Comparison of the two mental healthcare settings highlighted diferences for three-quarters of the unmet care needs that were examined. Agreement was lower in the youth-ACT setting. Conclusions Clarifcation of diferent views on patients’ unmet needs may help reduce nonattendance of appointments, noncompliance, or dropout. Routine assessment of patients’ and care providers’ perceptions of patients’ unmet care needs may also help provide information on areas of disagreement.
Background: Research into termination of long-term psychosocial treatment of mental disorders is scarce. Yearly 25% of people in Dutch mental health services receive long-term treatment. They account for many people, contacts, and costs. Although relevant in different health care systems, (dis)continuation is particularly problematic under universal health care coverage when secondary services lack a fixed (financially determined) endpoint. Substantial, unaccounted, differences in treatment duration exist between services. Understanding of underlying decisional processes may result in improved decision making, efficient allocation of scarce resources, and more personalized treatment.
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben naast een psychiatrische stoornis gedurende langere tijd (>2 jaar) op meerdere levensgebieden beperkingen in het functioneren. In het beleidsrapport Over de brug (20..) zijn voor de komende jaren drie ambitieuze doelstellingen afgesproken: 1/3 meer psychiatrische en somatische gezondheidswinst (herstel van gezondheid), 1/3 meer participatie in werk of studie (herstel van maatschappelijke rollen), 1/3 meer verwezenlijking van individuele doelen (persoonlijk herstel). Op dit moment wordt vanuit de GGZ op verschillende manieren vanuit outreachende multidisciplinaire zorgteams hieraan gewerkt. De belangrijkste zorgvormen zijn. Gewerkt wordt vanuit teams voor: Bemoeizorg en Assertive Community Treatment (ACT), Flexibele ACT teams (F-ACT) en meer recent gebiedsgerichte GGZ zorgnetwerken. Deze teams staan voor een aantal uitdagingen: werken aan klinisch, persoonlijk en maatschappelijk herstel; professionele zorg bieden aansluitend op naar eigen kracht en zelfmanagement; naast de cliënt ook zijn/haar netwerk en omgeving betrekken; interprofessioneel samenwerken met professionals buiten de GGZ; integratie van behandeling en rehabilitatie; integratie van psychiatrische en somatische zorg.
Aanleiding Sinds kort nemen zorgprofessionals en onderzoekers in Nederland initiatieven om mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zo lang mogelijk te laten functioneren in de eigen thuissituatie. Een manier om dit te doen is de inzet van zogenoemde Functional Assertive Community Treatment (FACT) teams. Deze teams gebruiken voornamelijk verbale interventies. Maar mensen met een LVB hebben moeite met het verwerken van verbale informatie. Vaktherapie kan juist met non-verbale en ervaringsgerichte methodieken goed aansluiten bij deze groep. Dit innovatieprogramma richt zich op de vraag van vaktherapeuten hoe en in welke vorm zij, in of rondom FACT LVB-teams, mensen met een LVB kunnen helpen. Doelstelling Het doel van de deelnemers aan het project is de zorg en ondersteuning van mensen met een LVB in de eigen thuissituatie (buurt/wijk) te verbeteren. Liefst zodanig dat deze mensen minder vaak hoeven te worden (her)opgenomen in een behandelcentrum. Het doel van het project is om de meerwaarde vast te stellen van de inzet van vaktherapie in of rondom FACT LVB teams bij het realiseren van deze ambitie. Het project is gefaseerd opgebouwd. In de eerste fase worden de vaktherapeutische behandelvormen bepaald. Vervolgens worden efficiënte interprofessionele werkwijzen en een vaktherapeutische behandel- & ondersteuningsroute vastgesteld, en ten slotte wordt het project geëvalueerd. Beoogde resultaten Het project biedt resulteert in een handreiking voor professionals om interprofessioneel samen te werken in de wijk voor mensen met LVB. Binnen het onderwijs levert het project een bijdrage aan een minor 'Wijkgerichte zorg & ondersteuning'. Het biedt een leerwerkplaats LVB voor studenten vaktherapie en aanpalende gebieden. De handreiking wordt geïmplementeerd in de opleidingen die opleiden tot vaktherapeut. Zogenaamde 'battles', waarin interprofessioneel samenwerken aan problemen vanuit de praktijk en het beste idee bekroond wordt met een stimuleringsprijs, zorgen voor verdere ontwikkeling. Publicaties in vakliteratuur zorgen voor verspreiding van de projectresultaten. De deelnemers aan het project zullen aansluiting zoeken bij symposia - regionaal, nationaal en internationaal - en bijeenkomsten buiten en binnen het netwerk om de resultaten aan een breed publiek te presenteren.