Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen kent een grote diversiteit aan onderwerpen, aanpakken en uitvoering. Het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) heeft tot doel om een gezamenlijk gesprek te kunnen voeren over de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek. Hiertoe reikt het protocol een beoordelingskader aan met vier thema’s: profiel, impact, organisatie en kwaliteit. Het gesprek is gericht op de verdere ontwikkeling van het onderzoek, zowel van individuele onderzoekseenheden als van praktijkgericht onderzoek als landelijk geheel. Een aantal samenhangende essentiële kenmerken van het kader, die daarmee de basis vormen voor het gesprek en de uiteindelijke beoordeling, zijn:‒ Ontwikkelingsgericht: hierbij gaat het om het continue proces van veranderingen in het praktijkgericht onderzoek te plaatsen in historisch perspectief en het gebruiken van een waarderende benadering die gebruik maakt van wat goed gaat en niet verder gaat met wat niet blijkt te werken.‒ Formatief: hierbij gaat het om reflectief handelen op het continue proces van veranderingen, ter lering en verbetering.‒ Contextueel: hierbij gaat het om het laten doorklinken en tot zijn recht laten komen van de context waarin het praktijkgericht onderzoek plaatsvindt.‒ Praktijkgericht: hierbij gaat het om vraagstellingen die komen vanuit de beroepspraktijk.In het BKO is aan het Landelijk Netwerk Kwaliteitszorg Onderzoek (LNKO) twee opdrachten gegeven, namelijk: het opstellen van een handreiking voor een zelfevaluatie én het opstellen van een handreiking voor een visitatierapport. Binnen een werkgroep van het LNKO zijn deze opdrachten opgepakt en uitgewerkt in dit document. Daarbij is de handreiking voor het visitatierapport opgesteld in samenspraak met de CEKO.Het doel van deze gids is om degenen die betrokken zijn bij het visitatietraject concrete tips en adviezen te geven voor de verschillende onderdelen in dit traject. Deze tips en adviezen zijn verzameld op basis van de ervaringen en evaluaties van vele voorgaande onderzoeksvisitaties in diverse instellingen. Voor het format van de zelfevaluatie gaat het om suggesties en is er een grote mate van vormvrijheid. Wat het format van het visitatierapport betreft, heeft de CEKO een sterke voorkeur voor het gebruik ervan.Hoofdstuk 2 geeft een korte toelichting op het huidige BKO en beschrijft de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versie. Het BKO is de basis voor de visitaties en wordt verondersteld bekend te zijn. Deze handreiking geeft, in aanvulling op het BKO, handvatten voor het werken met het protocol.In hoofdstuk 3 worden de stappen in het visitatieproces weergegeven en staan enkele aandachtspunten voor de voorbereiding op de visitatie. Dit hoofdstuk belicht ook de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen voor het hele visitatietraject, te weten CvB, de onderzoekseenheid en kwaliteitszorgmedewerker en/of -adviseur.De aandachtspunten voor de samenstelling van het visitatiepanel worden in hoofdstuk 4 toegelicht.De laatste drie hoofdstukken geven adviezen en richtlijnen voor de drie documenten die als onderdeel van het visitatietraject worden geschreven, respectievelijk voor de zelfevaluatie in hoofdstuk 5, het visitatierapport in hoofdstuk 6 en de bestuurlijke reactie in hoofdstuk 7.
DOCUMENT
In het najaar van 2015 heeft het bestuur van de Vereniging Hogescholen de werkgroep gevraagd advies uit te brengen over kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek en het lectoraat.
DOCUMENT
In juni 2006 kwamen sleutelfiguren van hogescholen en universiteiten in een expertmeeting bijeen om ervaringen uit te wisselen over het beoordelen 1 van (competenties van) docenten. Deelnemers bogen zich over ‘good practices’ uit zowel hbo als wo. In dit artikel worden de portfoliobeoordelingsprocedures van vier van deze voorbeeldinstellingen beschreven en vergeleken aan de hand van relevante topics. Vervolgens worden de beoordelingsprocedures zelf beoordeeld aan de hand van kwaliteitscriteria. Er wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Met dit artikel hopen we onze ervaringen gesystematiseerd toegankelijk te maken voor andere ho-instellingen. We hopen tevens een bijdrage te leveren aan de discussie over het ontwikkelen en beoordelen van docentcompetenties en aan de verdere kwaliteitsverbetering van portfoliobeoordeling.
DOCUMENT
Door COVID-19 crisis zijn er extra uitdagingen om de verdere doorontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek en de onderliggende infrastructuur en professionalisering kwalitatief en kwantitatief te realiseren. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) zet de IMPULS 2020 middelen in om de rol van het praktijkgericht onderzoek hierin te bestendigen en versterken. Het betreft een academie overstijgende aanvraag. Het beschikbare budget vanuit de regeling bedraagt 550.000 euro en zal in 2021 via twee lijnen worden ingezet: 1. Netwerk- en visievorming Dit richt zich op de versterking van de strategische netwerkvorming en samenhang overstijgend aan de zwaartepunten als focus gebieden voor de samenwerking onderwijs, onderzoek en werkveld (deels is hier aandacht voor de ontwikkeling en samenwerking bij regelingen als SPRONG of MMIP). Dit moet leiden tot het ontwikkelen van een meerjarige roadmap SLIM, SCHOON & SOCIAAL (S3). De regie ligt bij dit deel bij het zwaartepunt management. (Sustainable Energy & Environment (SEE), Smart Region en Health). 2. Professionalisering onderzoeksondersteuning Dit gedeelte betreft het vervolg op het project professionalisering onderzoeksondersteuning en richt zich (in lijn met het nationale project DCC) op de doorontwikkeling van: datastewardship, FAIR data & open access, ICT kennisinfrastructuur en communicatie rondom onderzoek en ondersteuning, verdere ontwikkeling van een Open Science Platform en voorbereiding op een HAN Open Access Fonds. Dit deel zal vanuit Services Onderwijs, Onderzoek en Kwaliteitszorg gecoördineerd worden. Middels deze inzet geeft de HAN een extra stimulans aan de strategische samenwerking en de verdere ontwikkeling van een consistente en herkenbare onderzoeksprogrammering en -ondersteuning.
Avans Hogeschool kent 5 expertisecentra, 1 Centre of Expertise en 3 stand-alone lectoraten die de dragende kracht vormen van het praktijkgerichte onderzoek. Avans heeft onlangs haar Ambitieplan 2025 vastgesteld waarin ook stevige ambities zijn geformuleerd m.b.t. het praktijkgerichte onderzoek. Voor onderzoek ligt de nadruk op de doorontwikkeling naar een echte kennisinstelling waarbij focus en massa worden gecreëerd op een beperkt aantal thematische zwaartepunten en een organisatie en ondersteuning die daarvoor dienend is. Op basis van die strategische keuzes tav onderzoek is in 2019-2020 een nieuwe visie op onderzoek en valorisatie opgesteld, inclusief een implementatieplan. Start van de implementatie van het nieuwe onderzoeksbeleid vindt plaats per 1 januari 2021. Onderzoeksinzet van mensen en middelen zal meer gericht worden ingezet op de gekozen zwaartepunten door onderzoekers, onderwijs en ondersteuners te faciliteren om daadwerkelijk te komen tot zwaartepuntvorming en krachtige onderzoeksgroepen te creëren die sterk verbonden zijn met andere kennisinstellingen en externe partners (bedrijven en maatschappelijke instellingen). De Impuls 2020 gelden wil Avans gebruiken om een krachtige impuls te geven aan de implementatie van de nieuwe visie op onderzoek en valorisatie en tegelijkertijd werken aan eerder geconstateerde verbeterpunten afkomstig uit eigen evaluaties en BKO-visitaties. Avans investeert ook zelf in deze ontwikkeling. Impuls 2020 gelden zullen daarnaast besteed worden aan: • Versnellen op zwaartepuntvorming: per zwaartepunt worden meerjarige kennisprogramma’s ontwikkeld in multidisciplinaire teams met een kerngroep die bestaat uit een of meer (leading) lector, een vertegenwoordiger van het onderwijs en externe partijen. • Verder ontwikkelen en professionalisering van onderzoeksondersteuning, waarbij inzet op ontwikkeling van Open science, datamanagement en inzet op ondersteuning bij de vergroting van de 2e en 3e geldstroom prioriteit krijgt. • Facilitering van 3 SPRONG-aanvragen, waarvan 2 als penvoerder en 1 als participant.
De regeling City Deal Kennis Maken stelt financiering beschikbaar om op instellingsniveau een implementatieplan (inclusief financieringsmodel) te ontwikkelen voor een instellingsbrede aanpak voor grootschalige en duurzame verbinding met maatschappelijke opgaven van steden en het verankeren van die aanpak in het curriculum. Deze financiering kan de VU ondersteunen in het realiseren van haar missie. Het betrekken van studenten en onderzoekers bij het adresseren van maatschappelijke opgaven vormt een centraal thema in de VU Strategie 2020-2025. Met het project A Broader Mind geeft de VU concreet invulling aan deze instellingsbrede ambitie, onder meer via Community service learning (CSL). In samenwerking met eerdere CDKM financiering zijn pilots uitgevoerd met CSL. Deze pilots, waarin we als VU en HvA samenwerkten, hebben laten zien dat studenten samen kunnen werken aan het adresseren van complexe maatschappelijke vraagstukken uit de stad. De resultaten van studentenonderzoek de studenten onderzoeken zijn breder gedeeld via het platform ‘openresearch.amsterdam’ (https://openresearch.amsterdam/). De pilots hebben echter ook laten zien dat opschaling complex zal zijn en dat er nog veel vragen onbeantwoord zijn. In dit projectvoorstel beschrijven we hoe we komen tot een implementatieplan. Door focusgroepen met medewerkers van de verschillende consortiumpartners te houden leren we van elkaar en verkrijgen we inzicht krijgen in de verschillen, belangen, cultuur, systemen, ambities en bestaande infrastructuren van alle consortiumpartners. Naast deze externe inventarisatie houden we ook meetings met medewerkers binnen de VU en met studenten, met als doel gezamenlijk een interne structuur voor grootschalige opschaling te ontwikkelen (ook financieel). Vervolgens gaan we in creatieve ontwerpsessies met gemende groepen van medewerkers van alle consortiumpartners een concept implementatieplan co-creëren waarbij de input van de focusgroepen wordt meegenomen. De uiteindelijke input wordt met de klankbordgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van alle consortiumpartners) samengevoegd en besproken om te komen tot een implementatieplan inclusief financieringsmodel.