In diverse steden in Nederland wordt geëxperimenteerd in de ruimtelijkeontwikkeling. In vaste organisatorische vormen zoals Living Labs, Fab Labs,Urban Labs of Fieldlabs staan maatschappelijke vraagstukken centraal maarook worden ‘proeven’ gedaan met bijvoorbeeld regelvrije zones om in havensgemakkelijker functiemenging mogelijk te maken of circulaire economischeinitiatieven faciliterend aan te jagen.Het experiment lijkt haar definitieve entree gemaakt te hebben als planfiguur inde hedendaagse ruimtelijke ontwikkeling. De aandacht voor het experiment gaatveelal gepaard met hoopvolle verwachtingen over meer creatieve uitkomsten,onverwachte inzichten, en het radicaal ‘omdenken’ hoe in de systeemwereld wordtomgegaan met lokale problemen. Wat voegt het experiment toe als planningsstapin de ruimtelijke ontwikkeling?
LINK
Nieuwe migranten kloppen na aankomst met hun hulpvragen vaak als eerste aan bij informele netwerken. De Brusselse zelforganisatie De Mangoboom in Bloei is zo’n netwerk. Vrijwilligers van de organisatie bieden nieuwe migranten verlichting van allerhande eerste noden. Ze helpen bij het regelen van papieren, organiseren taalcursussen en ondersteunen bij huisvesting of gezondheidsproblemen. De organisatie is een van de praktijkvoorbeelden die aan bod komen in het boek Sociaal schaduwwerk. In hun boek belichten de Vlaamse auteurs Mieke Schrooten, Rebecca Thys en Pascal Debruyne dit fenomeen. Het gaat om minder zichtbare informele sociaalwerkpraktijken, die inspelen op noden waarop het formele circuit niet onmiddellijk een antwoord heeft. Praktijken die, zo schetsen de auteurs, de leefwereld van de leden van hun doelgroep als vertrekpunt nemen.
Gedurende drie schooljaren is de implementatie van het praktijkgerichte programma ‘Technologie en Toepassing’ in de theoretische leerweg van het VMBO (T&T) onderzocht en ondersteund. Gebleken is dat T&T mogelijkheden schept om leerlingen voor techniek te interesseren en om de werelden van school en daarbuiten met elkaar te verbinden. De implementatie van het vak laat echter nog veel te wensen over. T&T doet een zwaar beroep op de vakinhoudelijke en vakdidactische expertise van leraren. Dit heeft te maken met de breedte van het vak, met doelstellingen die niet altijd makkelijk verenigbaar zijn, en met het feit dat veel technologie uitdagend is voor gebruik in schoolklassen, en ook snel verandert. Deze combinatie maakt dat het vak alleen succesvol kan zijn als leraren over specifieke expertise beschikken. Er is inmiddels een infrastructuur opgetuigd om die expertise te ontwikkelen. We laten in dit rapport zien hoe deze infrastructuur en de landelijke regelgeving nog zouden moeten worden doorontwikkeld om T&T tot bloei te laten komen.