Op basis van onderzoek worden de vrijetijdspatronen (georganiseerde en ongeorganiseerde vrijetijd) van kinderen tussen 10 en 15 jaar uit verschillende sociale milieus beschreven. Uit de resultaten blijkt dat de ongerustheid over de te drukke agenda's van kinderen en jonge tieners niet terecht is. Nog geen 12% van de onderzochte leeftijdsgroep blijkt vier of meer vaste afspraken c.q. georganiseerde activiteiten per week te hebben (sporttraining, gitaarles, buitenschoolse opvang e.d.). Zij zijn meestal afkomstig uit gezinnen met hoogopgeleide ouders. 47% blijkt en of twee vaste afspraken te hebben en ruim 27 % neemt deel aan geen enkele activiteit die wekelijks georganiseerd wordt. Verder wordt uit het onderzoek duidelijk dat bij jonge adolescenten zeer gedifferentieerde patronen van vrijetijdsbesteding te onderscheiden zijn. Op basis van de onderzoeksgegevens wordt een typologie gegeven van ongeorganiseerde vrijetijdsbesteding (welke groepen jongeren onderscheiden naar klasse en gender doen wat?)En ook is onderzocht hoe onderscheiden groepen jongeren ongeorganiseerde activiteiten en georganiseerde activiteiten combineren.
DOCUMENT
Op basis van een kwalitatief onderzoek onder 124 kinderen, 80 ouders van deze kinderen en 66 professionals in de buitenschoolse voorzieningen waar zij gebruik van maken wordt een vergelijking gemaakt van de visies van kinderen, hun ouders en professionals op a. het functioneren van de opvang en de pedagogische begeleiding van kinderen buiten school en b. de dagindeling van ouders en die van de verschillende buitenschoolse voorzieningen gebruik maken. In het boek worden de verschillende opvangarrangementen en opvangtrajecten beschreven waarvan ouders en kinderen gebruik maken. Aan de hand van casebeschrijvingen worden de overeenkomsten en verschillen in visies en wensen van ouders, kinderen en (semi)professionals voor het voetlicht gebracht. Kinderen blijken in het algemeen tevreden met de opvang buiten schooltijd, mits zij daar niet elke dag naartoe hoeven en zij niet te lange dagen maken. Ouders wensen vooral continuiteit, flexibiliteit en bereikbaarheid in de opvang. Er wordt vooralsnog niet voorzien in de basisbehoefte van ouders en kinderen aan een sluitend aanbod aan buitenschoolse voorzieningen op wijkniveau, waar kinderen rust en veiligheid vinden, en waar tevens flexibel tegemoet wordt gekomen aan de diversiteit van educatieve en recreatieve vrijetijdswensen.
DOCUMENT
Since 2000, all Dutch Universities of Professional Education are confronted with three major renewals. The first was the European agreement to implement the Bachelor-Master system in Higher Education. The second was the strong tendence to renew eduction towards Competence Based Education. The third renewal came from the decision of the ministery of Education to contract lectures (lectoren) and research networks (kenniskringen) to improve research competences among students. Basic idea behind the latest renewal was that if students from Universities of Professional Education bring in more knowledge in companies, during and after their study, this will stimulate the innovative power of Dutch small and medium enterprices (SME’s). Educational developers have been very bussy with these renewals. Under the cloak of national assurance guidelines and external panels of inspection many educational developers automatically tended to use the instrumental paradigm for many design contexts. In accordance with the research of Gustafson (1993) and Richey (1993) we raised questions about the relevance of the instrumental paradigm for educational design contexts, because often the means-end thinking of the instrumental approach have seemed to be out of place. This research project by Lappia, De Boer & Van Rennes took place in 2006 at INHOLLAND university of professional education in the western part of The Netherlands with four pilots at School of Technology, Social Work, Education and Economics. The researchers started from the assumption that improving competence-based internships could not been based on an instrumental paradigma, because of the lack of absolute standards and the need to support deliberation among stakeholders. The Design Science Approach of Van Aken (2004) and Andriessen (2004) was been used to reveal field-tested and grounded technological rules as design specifications for improvement tools. Beside that the research project used the communicative paradigm (Visscher-Voerman & Gustafson, 2004) to reach consensus among the practitioners, who accompanion students during their internships in organisations in order to achieve a growth of competences in the choosen working field. Participants in the research project were employees of the School of Education, The School of Technology and the School of Economics, the department of Education, Quality, Research and development (OKR). Conditions for participating in the project were that the Schools recognized the problems with implementing Competence Based Internship and the School had to set the employees whe participated in the project free for half a day during the project. The Schools as stakeholders in the project were primary interested in solution of their practical problem (practical stream). The department of Education, Quality, Research and development was interested in solution of the pratical problem for dissemination reasons, but would also learn new strategies for implementation (knowledge stream). Therefore was choosen to follow the Design Science Research Approach.
DOCUMENT
Wij onderzoeken twee trajecten die aan scholen worden aangeboden. Beiden zijn gericht op een onderzoeks- en verbetercultuur in scholen: Groeikracht en De Transformatieve School. De focus ligt op in hoeverre de trajecten worden uitgevoerd in scholen zoals beoogd, wat de werkzame mechanismen van de twee trajecten zijn en wat de mogelijke invloed van contextfactoren is.