‘Je voelt de wind, je ruikt de geur van Bonaire: je bent terug!’ vertelt een leerling terwijl hij wijst naar een afbeelding van de luchthaven Flamingo. Deze uitspraak werd gedaan tijdens ons onderzoek naar een betekenisvol geschiedeniscurriculum met burgerschapsdoelen in het voortgezet onderwijs op Bonaire. Een jaar later, in 2024, keerden we naar het eiland terug en deden er onderzoek naar Bonairiaans burgerschapsonderwijs dat daar op vier basisscholen wordt ontwikkeld.
DOCUMENT
Er is nog weinig zicht op hoe burgerschapsonderwijs tijdens de COVID-19-lockdowns is verlopen. Onderzoek naar burgerschapsonderwijs en afstandsonderwijs biedt aanknopingspunten om burgerschapsonderwijs op afstand vorm te geven. Dit artikel heeft als doel meer inzicht te krijgen in de didactische aanpakken die leraren hierbij gebruiken, en de mogelijkheden en belemmeringen die volgens leraren bestaan bij burgerschapsonderwijs op afstand. Daartoe bevroegen wij aan de hand van een vragenlijst 173 leraren in het Nederlandse funderend onderwijs. De resultaten laten zien dat leraren kritisch zijn over het geven van burgerschapsonderwijs op afstand, in het bijzonder omdat het in een online omgeving moeilijk is interactie en discussie te organiseren. Leraren geven aan dat zij met afstandsonderwijs veel minder aandacht kunnen besteden aan de doelen die zij bij burgerschapsonderwijs belangrijk vinden en dat er veel minder aandacht besteed kan worden aan het ontwikkelen van vaardigheden en houdingen van leerlingen. Ook veel didactische aanpakken die leraren gebruiken bij fysiek onderwijs werken in het afstandsonderwijs niet goed, omdat interacties tussen leerlingen online slecht waren vorm te geven. In de discussie geven we verschillende verklaringen voor de kritische perspectieven van leraren op de mogelijkheden van burgerschapsonderwijs op afstand.
MULTIFILE
"Je kunt niet op Bonaire wonen en niets van Bonaire afweten, dan ben je een half mens” Duidelijke taal van juf Sonia Janga. Ze is remedial teacher op het Integraal Kind Centrum (IKC) van de Bonairiaanse basisschool Kolegio Kristu Bon Wardador. Ze deed deze uitspraak toen ze door ons werd geïnterviewd over het Bonairiaans burgerschapsprogramma, dat recent voor vier basisscholen op het eiland is ontwikkeld. De noodzaak om een burgerschapsprogramma te ontwikkelen kwam voort uit het feit dat het onderwijs op Bonaire – in de hoedanigheid van bijzondere gemeente binnen het Koninkrijk der Nederlanden – uitgaat van vrijwel dezelfde richtlijnen als voor scholen in Europees Nederland. Daar hoort de burgerschapsopdracht uit 2021 ook bij. In deze bijdrage staan we achtereenvolgens stil bij: 1) de visie achter en uitgangspunten voor het betekenisvolle Bonairiaans burgerschapsonderwijs, 2) de wijze waarop scholen dit burgerschapsonderwijs hebben ontwikkeld en geïmplementeerd en 3) succesfactoren en uitdagingen die de scholen tijdens het proces ondervonden.Inzichten over het Bonairiaanse burgerschapsonderwijsprogramma zijn ook relevant voor scholen in Europees Nederland, die een (cultureel) diverse leerlingpopulatie hebben: ook zij moeten stilstaan bij de vraag welk (burgerschaps)onderwijs voor hun leerlingen betekenisvol is.
LINK
Binnen de klas kunnen aspecten van burgerschap ontwikkeld en gestimuleerd worden. Het stimuleren kan op verschillende manieren gebeuren. Daarbij worden twee hoofdvormen onderscheiden: Een open en veilig klasklimaat is een belangrijke manier om burgerschap te ontwikkelen. Hierbij gaat het er dan om dat leerlingen het gevoel moeten hebben dat zij er mogen zijn, er ruimte is voor verschillende perspectieven en zij niet afgerekend worden op hun inbreng.Ook het lesgeven over burgerschapsonderwerpen is een belangrijke manier voor het stimuleren van burgerschap van leerlingen. Het kan dan van belang geacht worden dat leerlingen leren over het 'hoe en waarom’ van onderwerpen. Daarnaast is het belangrijk dat zijzelf actief aan het werk gezet worden, dat er een kwalitatief goede dialoog is en dat onderwerpen in een curriculaire lijn worden ingezet. Dit kan vervolgens via verschillende werkvormen worden uitgevoerd, zoals klassikale instructie, discussie in kleine groepen, toepassingsopdrachten, maatschappelijke projecten, en besluitvormingsoefeningen via simulaties en leerlingenraden. Kennis zal waarschijnlijk vooral via instructiegerichte werkvormen aangeleerd worden, houdingen zijn vaker gekoppeld aan projecten of ervaringsleren.Effectieve benaderingen van burgerschapsonderwijs zullen een combinatie laten zien van het gebruikmaken van zowel een open en veilig klasklimaat en het behandelen van burgerschapsonderwerpen aan de hand van verschillende werkvormen.
MULTIFILE
In dit onderzoek staan twee onderzoeksvragen centraal:- Wat zijn de opvattingen van leraren over burgerschapsonderwijs in Amsterdam?- Welke samenhang bestaat er bij de opvattingen van leraren over burgerschap?We hebben geprobeerd een antwoord te vinden op deze vragen door een representatieve groep Amsterdamse leraren via een gestandaardiseerde vragenlijst te bevragen en daarnaast diepte-interviews bij een selectie groep leraren af te nemen over hun opvattingen aangaande verschillende aspecten van burgerschapsonderwijs bij hun op school. Hieronder worden eerst de belangrijkste uitkomsten besproken, daarna komen enkele beperkingen van het onderzoek aan bod, vervolgens worden de uitkomsten in breder kader geplaatst en afgesloten wordt met enkele aanbevelingen. Volgens de bevraagde leraren is burgerschap een belangrijk onderdeel van het onderwijs en een belangrijk ontwikkeldoel voor hun leerlingen. Hierbij vinden we op hoofdlijnen geen verschil tussen verschillende groepen leraren. De verschillen tussen po-, vo- en mbo-leraren, het vak dat zij geven, hun sekse en bijvoorbeeld het aantal jaar dat zij voor de klas staan, maken geen wezenlijk verschil voor de erkenning van het belang van burgerschapsonderwijs. Gemiddeld genomen oordelen de leraren neutraal over de situatie op hun school met betrekking tot burgerschapsonderwijs. Hierbij vinden we geen verschillen voor bijvoorbeeld vak, type onderwijs, opleidingsniveau van de leraar en het aantal jaren dat zij lesgeven. Wel is er samenhang met andere opvattingen over het burgerschapsonderwijs: het plannen van activiteiten en de afwezigheid van belemmeringen gaat samen met een positiever oordeel over de situatie op school. Interessant is dat, daarbij rekening houdend met verschillende kenmerken van leraren en hun school, in een aantal stadsdelen (Noord, Zuidoost, Oost en Centrum) iets positiever geoordeeld wordt over burgerschapsonderwijs dan in andere stadsdelen. In schril contrast met het belang dat aan burgerschap gehecht wordt, is de regelmaat en planning van burgerschapsonderwijs: slechts af en toe zijn leraren daarmee bezig en vaak zonder dat het gepland is. Hierbij bestaat wel verschil tussen leraren, ook wanneer we rekeninghouden met enkele relevante persoonskenmerken. Vrouwelijke leraren en leraren in gamma-vakken (zoals maatschappijleer, geschiedenis) geven vaker aan burgerschap een plek te geven in hun les dan mannen en leraren in andere vakken. Dezelfde analyse laat zien dat self-efficacy en planning samenhangen met het met regelmaat bezig met burgerschap in de les. Leraren hebben aanzienlijk vertrouwen in eigen kunnen met betrekking tot burgerschapsonderwijs. Opvallend hierbij is dat het kwalitatieve gedeelte van deze studie erop wijst dat leraren (docenten maatschappijleer uitgezonderd) menen dat zij in hun opleiding weinig of niets geleerd hebben over burgerschapsonderwijs. Dat zij zichzelf op dit terrein bekwaam achten heeft in hun ogen vooral te maken met hun opvoeding, steun van collega’s of persoonlijke beroepsinteresse. Voor self-efficacy vinden we alleen een robuuste samenhang met het met regelmaat uitvoeren van burgerschapsonderwijs. Als je er vaker mee bezig bent, krijg je meer vertrouwen in eigen kunnen of als je minder twijfelt over je eigen kunnen geef je burgerschap vaker een plek in je les. De leraren in Amsterdam menen dat er slechts in beperkte mate sprake is van belemmeringen bij het vormgeven en uitvoeren van burgerschapsonderwijs. Interessant is dat leraren niet primair de achtergrond van leerlingen als belemmering ervaren maar veeleer organisatorische zaken: het onderwijs is overbelast en klassen zijn te groot. Niettemin laten de interviews zien dat wat leerlingen met zich meebrengen de klas in en hoe de stad Amsterdam zich ontwikkelt substantiële belemmeringen kunnen zijn voor burgerschapsonderwijs. Te denken valt dan vooral aan segregatie en daarmee samenhangende homogene klassen en extreme opvattingen van leerlingen. De context zoals die in de inleiding geschetst is, wordt daarmee gedeeltelijk door leraren bevestigd maar het lijkt niet de boventoon te voeren bij hun beeld over burgerschapsonderwijs in Amsterdam.
DOCUMENT
Minister Slob stuurde eind vorig jaar een nieuwe wet op burgerschapsonderwijs naar de Tweede Kamer en ook bij curriculum.nu heeft burgerschap een prominente plek. In dit artikel geef ik op basis van onderzoek aan hoe schoolleiders en bestuurders ervoor kunnen zorgen dat de school effectief bijdraagt aan de ontwikkeling van het burgerschap van leerlingen.
DOCUMENT
Vanaf 1 augustus 2021 gelden nieuwe wettelijke eisen voor de bevordering van burgerschap in het (speciaal) basis- en voortgezet onderwijs. Deze wettelijke opdracht om ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ te bevorderen, verduidelijkt de burgerschapsopdracht die de overheid in 2006 al had opgesteld. Deze aanscherping van de wet betekent dat ook teams van daltonscholen zich over de vraag moeten buigen hoe zij aan de wettelijke opdracht voldoen. Daarbij is het niet voldoende om vanuit een bijna vanzelfsprekende houding erop te wijzen dat ‘we’ een daltonschool zijn en dat ‘we’ dus aan burgerschapsonderwijs doen. De opdracht om burgerschap als ‘a way of living’ op school en het burgerschapsvormende aanbod van daltononderwijs te verantwoorden, roept allereerst de vraag op in hoeverre daltononderwijs in haar wezen (oorspronkelijk) al burgerschapsvormend is. Een tweede vraag is hoe burgerschapsvormend daltononderwijs er anno nu uit zou moeten zien. En tot slot ligt in het verlengde van deze twee vragen een derde vraag, namelijk hoe in het daltononderwijs in het buitenland aangekeken wordt tegen burgerschapsonderwijs. Het lectoraat Vernieuwend Onderwijs is in samenwerking met de Nederlandse Dalton Vereniging een onderzoek gestart naar deze vragen. In deze uitgave wordt een antwoord gegeven op de eerste vraag; In hoeverre is het daltononderwijs van oorsprong al burgerschapsvormend? Daarbij onderzoeken we welke ideeën over burgerschap en burgerschapsonderwijs een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het daltononderwijs. We gaan daarvoor terug naar de roots; naar Helen Parkhurst zelf en naar de eerste ‘daltonianen’ die het gedachtegoed van Parkhurst verspreid hebben en daarover hebben gepubliceerd.
MULTIFILE
Democratie en burgerschap staan onder druk. We leven in een tijd van affectieve polarisatie waarin mensen elkaar niet vanzelfsprekend als gerespecteerde gesprekspartners zien. Waar de overheid burgers ‘vermorzelt’. Waar er grote ongelijkheid is in de mate waarin mensen het gevoel hebben dat hun stem ertoe doet in de politiek. Opgroeien in deze tijd vraagt veel van jongeren. Mede hierom is er een breed gedeelde roep om meer burgerschapsonderwijs. In dit artikel geef ik een beschrijving van burgerschap, beargumenteer ik waarom het onderwijs hier een taak heeft en hoe het bij kan dragen aan burgerschap.
DOCUMENT
Klimaatverandering, migratie, de oorlogen in Oekraïne en Jemen, racisme, hoge inflatie, woningnood, lerarentekort, corona-lockdowns, politieke onvrede en een pluriformiteit in opvattingen hierover. Het is ingewikkeld om als kind of jongere op te groeien in Nederland anno 2023. Daarom is het niet vreemd dat er brede steun is voor het idee dat scholen de opdracht hebben om leerlingen en studenten te helpen bij het leren begrijpen van deze wereld: oftewel burgerschapsonderwijs. In zijn rede houdt Hessel Nieuwelink een warm pleidooi voor het verder ontwikkelen van burgerschapsonderwijs en het versterken van een veer krachtige democratische gezindheid bij kinderen en jongeren.
DOCUMENT