Laboratory study using a repeated measures design. The aim of this study was to determine if ankle proprioception is targeted in exercises on unstable surfaces. Lateral ankle sprain (LAS) has recurrence rates over 70%, which are believed to be due to a reduced accuracy of proprioceptive signals from the ankle. Proprioceptive exercises in rehabilitation of LAS mostly consist of balancing activities on an unstable surface. The methods include 100 healthy adults stood barefoot on a solid surface and a foam pad over a force plate, with occluded vision. Mechanical vibration was used to stimulate proprioceptive output of muscle spindles of triceps surae and lumbar paraspinal musculature. Each trial lasted for 60 s; vibration was applied from the 15th till the 30th second. Changes in mean velocity and mean position of the center of pressure (CoP) as a result of muscle vibration were calculated. Results show that on foam, the effect of triceps surae vibration on mean CoP velocity was significantly smaller than on a solid surface, while for paraspinal musculature vibration the effect was bigger on foam than on solid surface. Similar effects were seen for mean CoP displacement as outcome. Exercises on unstable surfaces appear not to target peripheral ankle proprioception. Exercises on an unstable surface may challenge the capacity of the central nervous system to shift the weighting of sources of proprioceptive signals on balance.
LINK
ACHTERGROND: Het effect en de impact van continue professionele ontwikkeling in de verpleegkunde blijft onbekend. Dit zorgt voor een toegenomen interesse in het minimaliseren van de onderwijspraktijkkloof: een ‘transfer’ van kennis waarbij verpleegkundigen in staat zijn om nieuwe kennis toe te passen in de praktijk (om hun gedrag te veranderen). De noodzaak voor effectieve onderwijsactiviteiten is zeker nodig in de geriatrische zorg, aangezien oudere patiënten een verhoogd risico hebben op complicaties, zoals valincidenten. Het is belangrijk dat verpleegkundigen dit kunnen voorkomen. Het blijft echter onduidelijk welke interventies het gedrag van verpleegkundigen beïnvloeden. Het doel van deze studie is het identificeren van interventies om het gedrag van ziekenhuisverpleegkundigen te veranderen ten aanzien van het inzetten van valpreventieve maatregelen. CONCLUSIE: De resultaten van deze studie laten zien dat er een discrepantie is tussen de meningen van de verpleegkundigen, experts in de Geriatrie, managers en onderwijskundigen. Verdere inzichten in de rol en samenwerking van managers, onderwijskundigen en verpleegkundigen is belangrijk voor de ontwikkeling van onderwijskundige programma’s die veranderingen op de werkvloer versterken en daarmee goede verpleegkundige zorg bewerkstelligen.
MULTIFILE
Advances in information and communication technologies (ICTs) as well as modern pedagogical perspectives have created new possibilities to facilitate and support learning in higher education (HE). Emerging technologies bring opportunities to reconsider teaching and learning. New ideas and concepts about the educational use of new technologies transform the roles of teachers. In this context the key question of this study is: whether learning as part of a (virtual) community of practice supports teachers' technology professional development. Different learning alternatives such as distance learning, workplace learning as well as blended forms of learning will enhance lifelong learning which forces a rethinking of traditional forms of education. However, most institutions for education foster just-in-case learning while new technologies foster just-in-time learning. As a result of new learning perspectives and the potential pedagogical benefits of ICTs in educational contexts, teachers have to learn how to integrate new technologies in teaching and learning. It is recommended that teacher professional development should be situated in multiple learning settings in which learning is teacher-centred. Next to classroom settings and cross-institutional learning communities, virtual learning communities (VCoPs) are a significant source for learning. There is an overlap between the educational values of interned-based learning and social theories of learning such as Lave & Wenger's situated learning theory and Wenger's theory of communities of practice. Drawing upon these theories, offers a perspective on social learning that emphasizes social processes within (V)CoPs where community participants engage in collective learning and knowledge creation. The data discussed in this paper have been drawn from a cross institutional setting at Fontys University of Applied Sciences, The Netherlands. The data were collected and analysed according to a qualitative approach. The paper concludes that VCoPs are learning environments since these network-based learning communities push learners to take more control of their learning and provide tasks which are more contextualised and meaningful.
DOCUMENT
In de klimaattop COP28 in Dubai is een akkoord gesloten over de afbouw van fossiele brandstoffen en grondstoffen. Dit benadrukt de noodzaak voor het overstappen naar duurzamere materialen en grondstoffen. Om dit te versnellen en kaders te stellen aan wat kan en mag is de EU-Green Deal opgesteld. Hierin komen allerlei zaken aan bod, waaronder de duurzaamheid van materialen. Eén van de belangrijke pijlers binnen de Green Deal is biodegradatie. Materialen van de toekomst moeten biodegradatie vertonen om ophoping in het milieu te voorkomen. De industrie heeft een leidende functie binnen deze overstap naar duurzame materialen, zo ook de verfindustrie. Eigenschappen van verf worden veelal door drie factoren bepaald: bindmiddel, pigment en vulstoffen. In dit BioBinder project bundelen Wydo NBD en Koninklijke van Wijhe Verf de krachten met het lectoraat Biorefinery van de Hanzehogeschool Groningen om een biodegradeerbaar alternatief te zoeken voor bindmiddelen die in verf gebruikt worden. Deze bindmiddelen zijn nu veelal gebaseerd op grondstoffen gewonnen vanuit aardolie, zoals styreen en vinylacetaat. Het innovatieve idee in dit project is het gebruik van polyhydroxyalkanoaten (PHA’s) als bindmiddel in verf en coatings. PHA’s zijn biogebaseerd èn biodegradeerbare polyesters die door micro-organismen geproduceerd worden als bron van reserve-energie. Er zijn zo’n 150 verschillende bouwstenen bekend waaruit deze biopolymeren opgebouwd kunnen worden, waaronder bouwstenen die onverzadigde groepen in de zij-keten bevatten. Binnen BioBinder wordt onderzocht of PHA’s middels fermentatietechnologie geproduceerd kunnen worden met voldoende gehalte aan deze functionele bouwstenen. En of deze ingebouwde functionaliteit vervolgens (chemische) modificatie en derivatisering mogelijk maakt, zoals (oxidatieve) vernetting. Zo’n netwerk van gekoppelde polymeerketens na vernetting is van belang voor het vormen van een stevige en duurzame verflaag. De opgedane kennis van dit project kan leiden tot een strategie om PHA-gebaseerde binders te ontwikkelen en te produceren die de gewenste verfbinder-eigenschappen bezitten voor biogebaseerde biodegradeerbare verven.
Lage rugklachten komen bij ouderenzorgprofessionals veelvuldig voor. In andere sectoren zoals de automobielindustrie is het gebruik van een passief exoskelet (Laevo) zeer effectief gebleken om bepaalde werkzaamheden te verlichten en lage rugklachten te verminderen. Zuyd werkt in de Academische Werkplaats Ouderenzorg (AWO-ZL) met Sevagram, Zuyderland en vijf andere ouderenzorgorganisaties samen aan innovaties. De AWO-Kerngroep-Zorgtechnologie faciliteert het gebruik van nieuwe zorgtechnologie als oplossingsrichting voor uitdagingen in de zorgpraktijk. Naast het geven van feedback, wordt veelbelovende technologie ook in de zorgprak-tijk getest. Eerste ervaringen tijdens een demonstratie van het Laevo-exoskelet waren veelbelovend, maar omdat in andere sectoren bleek dat ook nadelen (bijvoorbeeld compensatoire houdingen en een gewenningsperiode van minimaal zes weken) aan gebruik verbonden zijn, willen ouderenzorgorga-nisaties de meerwaarde van het exoskelet eerst systematisch in een pilot verkennen. Met Sevagram, Zuyderland en bedrijf Laevo is de volgende praktijkvraag tot stand gekomen: “Wat is de meerwaarde van het exoskelet bij zorgprofessionals met chronische lage rugklachten in de ouderenzorg die taken op het domein van persoonlijke verzorging uitvoeren? Gekozen is voor zorgprofessionals die al klachten ervaren, omdat zij het beste het verschil tussen werken met en zonder een exoskelet kunnen duiden. M.b.v. semigestructureerde interviews en consensusbijeenkomsten wordt achterhaald voor welke toepassingsmogelijkheden het exoskelet het meest geschikt is. Real-life-testen in de zorgpraktijk verschaft inzicht in hoe ouderzorgprofessi-onals het gebruik ervaren en wat het effect is van het exoskelet op beweegpatronen en pijnbele-ving in de onderrug. Het project resulteert in een overzicht van toepassingsmogelijkheden in de ouderenzorg, incl. (contra-) indicaties en duidelijke instructies voor gebruik. Daarnaast levert het onderwijsmateriaal over de inzet van het exoskelet voor opleidingen van gezondheidszorg en tech-niek op. Laevo krijgt inzicht in hoe een goede fit te realiseren tussen haar product en taken, voor-keuren en behoeften van gebruikers in de ouderenzorg.
De Gerrit Rietveld Academie wil met de Impulssubsidie een uitbreiding en versterking van haar onderzoek-infrastructuur doorvoeren door het aanstellen van: 1: een coördinerend-onderzoeker die een organisatieplan en een programma voor een onderzoekscluster 'materialen' gaat ontwikkelen (280 uur, schaal 11) 2: een coördinerend-onderzoeker die een organisatieplan en een programma voor een onderzoek-ontwikkelcel 'ecologie en duurzaamheid' gaat ontwikkelen (200 uur, schaal 10) 3: Twee voortrekkers die de opdracht krijgen om de wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs te versterken, zij stimuleren de ontwikkeling en implementatie van nieuwe vormen van derde cyclus onderzoek binnen de academie en ontwikkelen een doorlopende leerlijn daarnaartoe (240 uur elk, schaal 11)