The objective of this thesis is to make a first step towards prevention of the progression of chronic venous disease and the development of a first venous leg ulcer in chronic venous disease patients. The aim is to identify chronic venous disease patients at risk of developing more severe clinical stages, provide insight in the lifestyle related risk factors, and provide an overview of current chronic venous disease care in the Netherlands.
Uit het rapport: "Hogescholen verrichten praktijkgericht onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het verhogen van de kwaliteit van de hbo-afgestudeerden, op het responsief houden van het onderwijs én op het innoveren van de beroepspraktijk. Hogescholen worden dan ook al geruime tijd betrokken bij het nationaal en regionaal beleid dat zich richt op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis ofwel valorisatie. Zo zijn zij sinds het ontstaan actief betrokken bij het Valorisatieprogramma (2010) en wordt in het Hoofdlijnenakkoord (2011) gesproken over het ontwikkelen van een eigen set valorisatieindicatoren voor hogescholen. De brief ‘Wetenschap met Impact’ van staatssecretaris Dekker van 19 januari 2017 richt zich echter voornamelijk op de universiteiten. Dit is mede aanleiding voor de Vereniging Hogescholen om een eigen visie te ontwikkelen op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis in het hbo en hier uitwerking aan te geven. Daarvoor is een Ad hoc commissie opgericht bestaande uit bestuurders en lectoren. In dit rapport presenteren zij hun visie en de uitwerking daarvan."
Over de maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking, lange problematische gezinssituaties, de outliers van de samenleving. Inaugurele rede lectoraat, In verkorte vorm uitgesproken op 9 februari 2011
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
Huisartsen, fysiotherapeuten en medisch specialisten zien veel patiënten (30-60%) waarbij na adequaat medisch onderzoek de klachten niet door een somatische ziekte verklaard kunnen worden. Dit worden dan ook wel somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) genoemd. SOLK heeft in veel gevallen een langdurig beloop, veel patiënten functioneren niet meer op het niveau dat ze willen en de kwaliteit van leven is sterk verminderd. Zowel vanuit zorgprofessionals als maatschappelijk oogpunt was er sterke behoefte aan vroegtijdige identificatie en geïndiceerde preventie om chronische SOLK te voorkomen. Middels een screeningsmethode kunnen patiënten met matige SOLK vroegtijdig geïdentificeerd worden. Op basis van de literatuur en focusgroepen met experts (huisartsen, fysiotherapeuten, prakijkondersteuners geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) en psychologen) is een geïndiceerde, multidisciplinaire en blended behandeling (de PARASOL behandeling) ontwikkeld. Tijdens het SIA-RAAK-publiek project PARASOL is de PARASOL behandeling, uitgevoerd door de fysiotherapeut en POH-GGZ, onderzocht. De behandeling duurt 12 weken en is een combinatie van 1) vijf face-to-face sessies met de fysiotherapeut en vier face-to-face sessies met de POH-GGZ en 2) een web-based programma met de focus op informatiemodules (film/tekst), graded activity en oefeningen. Het doel van de behandeling is gericht op klachtvermindering om chronische SOLK te voorkomen en het stimuleren van zelfmanagement. Twee grote organisaties met in totaal hebben 15 gezondheidscentra hebben geparticipeerd in het onderzoek. De betrokken fysiotherapeuten en POH’s-GGZ hebben een tweedaagse scholing gevolgd om de PARASOL behandeling te geven. Een belangrijke vervolgstap is om de PARASOL behandeling te verspreiden naar andere gezondheidscentra. Daarbij moeten we inventariseren welke stappen er nodig zijn om de PARASOL behandeling adequaat te implementeren in de beroepspraktijk en welke aanpassingen in de vorm van de scholing nodig zijn om zorgprofessionals te scholen in het geven van de PARASOL behandeling.
Huisartsen, fysiotherapeuten en medisch specialisten zien veel patiënten (30-60%) waarbij na adequaat medisch onderzoek de klachten niet door een somatische ziekte verklaard kunnen worden. Dit worden dan ook wel somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) genoemd. SOLK heeft in veel gevallen een langdurig beloop, veel patiënten functioneren niet meer op het niveau dat ze willen en de kwaliteit van leven is sterk verminderd. Naast de ingrijpende gevolgen voor de patiënt, vormt de ziektelast door SOLK ook een groot probleem voor zorgprofessionals en de maatschappij. Patiënten ondergaan vaak vele medische onderzoeken en bezoeken bij verschillende zorgverleners, zonder dat dit hun gezondheid ten goede komt. Het duurt gemiddeld langer dan 2 jaar voordat de ?diagnose? SOLK gesteld wordt en uit onderzoek blijkt dat 30% van de patiënten langdurig klachten houdt. Zowel vanuit zorgprofessionals en maatschappelijk oogpunt is er dan ook sterke behoefte aan vroegtijdige identificatie en geïndiceerde preventie om langdurige SOLK te voorkomen. Huisartsen, fysiotherapeuten, psychologen en praktijkondersteuners GGZ van de Julius Gezondheidscentra (LRJG), UMC Utrecht en het Antonius Ziekenhuis constateerden medio 2012 dat het zorgaanbod voor patiënten met onverklaarde klachten in de eerstelijns gezondheidszorg suboptimaal is. Naar aanleiding hiervan is een vroegopsporingsmethode ontwikkeld waarmee mensen met preSOLK vroegtijdig geïdentificeerd kunnen worden, zodat deze mensen een geïndiceerd preventieprogramma aangeboden kan worden om langdurige SOLK te voorkomen. Om vervolgens hoog risico patiënten adequaat te kunnen behandelen is door de consortiumpartners een preventieprogramma ontwikkeld, genaamd het PARASOL programma. Het PARASOL programma is een geïndiceerd eerstelijns preventieprogramma, waarin de fysiotherapeut en POH-GGZ een geïntegreerd zorgprogramma aanbieden. Of een dergelijk geïndiceerd eerstelijns preventieprogramma effectief is en de kwaliteit van leven van patiënten met preSOLK verbeterd is echter tot op heden onbekend. Om de zorg doelmatig te maken en zelfmanagement te stimuleren wil het consortium het PARASOL programma in dit RAAK-Publiek project als ?blended? interventie aanbieden en in een cluster-gerandomiseerde trial de effectiviteit evalueren aan de hand van kwaliteit van leven, zorggebruik en kosteneffectiviteit. Ook wil het consortium meer inzicht krijgen in de bruikbaarheid van het online gedeelte van het PARASOL programma vanuit het perspectief van patiënt en zorgverlener.