De transformatie in het jeugddomein roept nieuwe en zeer uitdagende vraagstukken op. Het lectoraat Jeugd richtte zich in haar eerste werkperiode van 1 september 2016 tot 1 september 2020 op die vraagstukken, vanuit en samen met praktijkprofessionals, ouders en jeugdigen, beleidsvormers, docenten en studenten.
In Nederland leeft bijna 10% van de bevolking in armoede (CBS, 2015). 3% van de Nederlanders heeft chronisch, dat wil zeggen minstens 4 jaar achter elkaar, niet voldoende geld om in het dagelijks levensonderhoud te voorzien (CBS, 2015). Armoede wil zeggen dat iemand onvoldoende geld heeft om basisbenodigdheden als voeding, een goede woning en kleding te betalen (SCP, 2015). Ook met een minimuminkomen hebben mensen vaak nog onvoldoende geld om volwaardig ‘mee te kunnen doen’ in de maatschappij, en zijn ze afhankelijk van aanvullende voorzieningen om bijvoorbeeld kinderen te laten sporten. Het aantal minderjarige kinderen dat opgroeit in een situatie van langdurige armoede, is de laatste jaren opnieuw gestegen (CBS, 2015). De Hogeschool van Amsterdam maakte in opdracht van de gemeenten Almere en Den Haag een overzicht van bewezen effectieve interventies ter ondersteuning van mensen in langdurige armoede. Dat overzicht ligt nu voor u. Effecten van armoede op gedrag Armoede wordt vaak gezien als een gevolg van persoonlijk falen, maar wordt volgens de theorie van schaarste gezien als een situatie van chronische schaarste van financiële middelen die het moeilijk maakt om de armoede te ontkomen (Mullainathan & Shafir, 2013). Mensen in armoede moeten vaak lastige keuzes maken over hun schaarse geld én tijd, bijvoorbeeld het besteden van tijd aan het doen van aanvragen of afspraken voor bijstand of het besteden van deze kostbare tijd aan het zoeken naar werk. Schaarste legt een grotere druk op zowel de tijd als de cognitieve belasting die nodig zijn voor allerlei dagelijkse taken (Shah, Mullainathan & Shafir, 2012; Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015; Babcock, 2012; 2014). (Langdurige) armoede is een context waarin mensen financiële schaarste ervaren, waardoor ze minder bandbreedte over houden en executieve functies (plannen, overzicht houden, beslisprocessen en het bijsturen van eigen emoties en gedrag) minder goed werken. Dit leidt vervolgens weer tot een grotere neiging tot denkfouten, minder gevoel van grip en controle, een lager zelfbeeld en verhoogde stress. Zo raken mensen in schaarste ingesloten in de vicieuze cirkel van oorzaken en gevolgen van armoede: het probleemoplossend vermogen om uit die cirkel te komen is beperkt door schaarste en stress, waardoor beslissingen en gedrag negatief worden beïnvloed (Babcock, 2016; Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015; Haushofer & Fehr, 2014). Effecten van armoede: Implicaties voor interventies Ondersteuning aan huishoudens die net rond kunnen komen zou nog effectiever kunnen zijn als ze meer rekening houden met de menselijke psychologie en gedrag. Onderzoek laat zien dat een kleine verandering in hoe informatie worden overgebracht, de volgorde waarin iets wordt gepresenteerd of het aantal stappen dat we moeten doorlopen om een taak uit te voeren, veruit de meeste invloed hebben op ons gedrag. De situatie heeft dus veel meer invloed op ons gedrag dan onze eigen bewuste en rationele afwegingen en inschattingen. Dat is ook de reden dat voorlichting of het aanbieden van informatie (zoals een anti-rook campagne waarin de gevaren van roken worden benadrukt) maar weinig invloed heeft op ons gedrag. We weten het wel, maar tussen willen en doen zit een wereld van verschil. Een gedragsgerichte benadering gaat ervan uit dat mensen het juiste doen (stoppen met roken, gezond eten of gezond financieel gedrag vertonen) als de juiste keuze zo makkelijk mogelijk wordt gemaakt. Dit heeft directe consequenties voor de manier waarop dienstverlening aan mensen in armoede optimaal wordt ingericht en georganiseerd. Zeker in een situatie van armoede, waarin de executieve functies worden beperkt door schaarste, is het van belang om gebruik te maken van een gedragsgerichte benadering om gedragsverandering te realiseren. Op drie manieren kan gemeentelijke dienst- en hulpverlening armoede en de nadelige gevolgen van armoede terugdringen: - door na te gaan of en op welke manier de gemeente zelf, onbedoeld, extra kosten oplegt aan mensen in armoede en hoe die kosten verminderd kunnen worden. Bijvoorbeeld door communicatie te versimpelen, bureaucratische en complexe procedures te verminderen, drempels tot voorziening te verlagen en samenhang tussen verschillende organisaties en diensten te benutten. - door een buffer te creëren in tijd, geld, aandacht en andere belangrijke middelen, zodat er meer ruimte voor flexibiliteit ontstaat. Wanneer mensen een (financiële-) buffer hebben, zullen zij zich waarschijnlijk minder zorgen maken bij kleine tegenslagen of onverwachte kosten, dit zorgt weer voor meer bandbreedte. - door dienstverlening zo in te richten dat burgers snel en goed geholpen worden, gericht op het opbouwen en versterken van het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid en het bekrachtigen van een positief gevoel van eigenwaarde (ontleend aan: Daminger, Hayes, Barrows & Wright, 2015). Armoede interventies in praktijk: van beleid naar uitvoering Evidence-based werken op basis van state-of-the art inzichten uit de gedragsleer in combinatie met een zorgvuldige analyse van de context en gedegen implementatie is de sleutel tot optimalisering van armoedebeleid en de uitvoering daarvan. Dit rapport heeft een overzicht geboden van inzichten uit de literatuur: gebruik maken van de beschikbare kennis van psychologische processen kan dienst- en hulpverlening voor de bestrijding van armoede versterken. Zaken als het verbeteren van de samenwerking met maatschappelijke partners, informatie-uitwisseling en automatisering, versnellen van het proces van schuldhulpverlening, vereisen een niet-aflatende inzet op meerdere niveaus. Zowel beleidsaanpassingen, politieke beslissingen en de beschikbaarheid van middelen (tijd, geld, menskracht) spelen hier een rol. Eenvoudige en snelle oplossingen zijn niet voorhanden. Tegelijkertijd kunnen andere interventies die de gedragsleer aandraagt - zoals een meer coachende en ondersteunende gespreksvoering, het vereenvoudigen van de informatievoorziening, het terugdringen van de eisen en voorwaarden die gesteld worden aan een cliënt, het aanbieden van hulp op 1 plek, het sturen van herinnerings-sms-jes, het meer persoonlijk maken van brieven en websites, het vereenvoudigen van formulieren - met relatief weinig kosten en inspanning gerealiseerd worden. Zulke interventies hebben zich zeer doeltreffend getoond in onderzoek. Het monitoren en meten van de effectiviteit van zulke interventies blijft een punt van aandacht: elke verandering in de hulp- en dienstverlening bewijst zijn nut pas echt in de concrete context waarin het toegepast wordt. Zorgvuldig ontwerpen en implementeren van interventies blijft van belang, bij voorkeur aangevuld met effectiviteitsmetingen. De aanbevelingen in dit rapport dragen bij aan het verder ontwerpen en implementeren van interventies. Armoede is een langdurig, chronisch en onuitroeibaar probleem, dat vraagt om langdurige en nietaflatende inspanningen in het sociaal domein. Prioritering en evidence-based keuzes in beleid en uitvoering, maken die inspanningen doelgerichter en op termijn hopelijk doeltreffender.
Om eerste beelden te verzamelen van het belang van een ontlokkende en vriendelijke inrichting, zijn er in het najaar van 2019 twee spreekkamers van de Jeugdgezondheidszorg opnieuw ingericht. Het team van Social Design Studio Joes + Manon heeft de inrichting ter hand genomen op de locaties De Gravin en F.C. Donderstraat. Het lectoraat schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht heeft vanuit haar ontwerpende rol in de aanpak van het stress-sensitief werken een vragenlijst voor een voor- en nameting ontwikkeld en de ingevulde vragenlijsten geanalyseerd. In het totaal zijn er 58 ouders bevraagd over de oude en 52 ouders over de nieuwe spreekkamer. Het resultaat van het onderzoek is dat de uitstraling van de spreekkamers op beide locaties significant positiever wordt beoordeeld na de herinrichting van de spreekkamers. De uitstraling is de optelsom van hoe vriendelijk, veilig en verwelkomend de spreekkamer op mensen overkomt. Daarbij voelen mensen zich ook significant vrijer om te praten over hetgeen zij belangrijk vinden. Het effect op het vrij voelen is kleiner dan het effect van de ervaren uitstraling. Dat verschil kan wellicht verklaard worden uit het gegeven dat uitstraling alleen over de spreekkamers gaat en hoe vrij je je voelt met meer zaken in het contact samenhangt. Denk bijvoorbeeld aan het gevoel dat de medewerker je geeft in het gesprek of de mate waarin je je schaamt voor wat er speelt. De opzet van het onderzoek was een cross-sectioneel pre-post design. Dit houdt in dat de ouders die bevraagd zijn over de aanvankelijke spreekkamers niet dezelfde mensen zijn als de ouders die bevraagd zijn over de aangepaste spreekkamers. Daarbij is het aantal ouders dat een vragenlijst heeft ingevuld beperkt. De optelsom van deze twee zaken maakt dat de gevonden resultaten beschouwd mogen worden als belangrijke en interessante positieve aanwijzingen. In wetenschappelijke termen is de herinrichting niet onomstotelijk aan te wijzen als de causale veroorzaker van de gevonden positieve verschillen. Daarvoor zou op termijn nog een effectonderzoek uitgevoerd moeten worden. Mocht de gemeente dat voornemens zijn dan laat de in het kader van dit project uitgevoerde powerberekening zien dat er tussen de 46 en 94 ouders moeten worden bevraagd.