De Nederlandse samenleving is de laatste decennia ingrijpend veranderd. Geleidelijk ontstond wat we nu de multiculturele samenleving noemen. In die samenleving staan instituties als politiek, justitie en media onder kritiek. De journalistiek treft het verwijt onvoldoende in staat te zijn in te spelen op en rekening te houden met die sterk veranderende samenleving waarin groepen dreigen de aansluiting te verliezen en waar onbegrip voor culturele diversiteit toeneemt. Bovendien zijn er felle debatten over de vrijheid van meningsuiting. Achter die debatten gaan fundamentele vragen schuil: hoe verhouden zich de grondrechten vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid in een westerse democratische rechtsstaat? Zijn er grenzen aan de uitingsvrijheid? Zo ja, waar liggen die dan? Uit onderzoek blijkt dat etnische minderheidsgroepen zich steeds minder thuis voelen bij de nationale media. Ze voelen zich niet gerepresenteerd als gelijkwaardig burger en voelen zich negatief in beeld gebracht. Het antwoord 'meer kleur op redacties' is onvoldoende gebleken en bovendien moeilijk te verwezenlijken. Minstens zo belangrijk is het zoeken van antwoorden op vragen als: wat betekent het voor journalisten om te werken in een multiculturele samenleving, met alle spanningen van dien? Welke eisen stelt die samenleving aan de competenties waarover journalisten moeten beschikken? Behoort het tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van media en journalistiek om bij te dragen tot integratie en sociale cohesie?
Sportbonden staan onder grote druk om steeds marktgerichter te opereren. De koepelorganisatie NOC*NSF constateerde enkele jaren geleden dat de georganiseerde sport marktaandeel aan het verliezen was.Volgens NOC*NSF kwam dat doordat de bonden en verenigingen niet met de tijd meegingen. Met hulp van een gerenommeerd marketingbureau hebben vervolgens zestig sportbonden een marketingplan opgesteld om hun activiteitenaanbod te vernieuwen. De voorbeelden die daarbij gebruikt werden waren veelal afkomstig uit het bedrijfsleven. Marketingtechnieken, ontleend aan het bedrijfsleven, zijn voor sportbonden echter slecht toepasbaar gebleken. Sportbonden zijn nu eenmaal geen innovatieve, bedrijfsmatig gerunde organisaties. Zo zijn zij niet gewend te werken met investeringen vooraf, is belangenbehartiging van hun leden hun belangrijkste taak, worden hun verenigingen niet van bovenaf aangestuurd, en worden zij gekenmerkt door een democratische besluitvormingscultuur. Eigenschappen die zich slecht laten verenigen met een snelle, marktgerichte besluitvorming, waarbij inspringen op wensen en behoeften en een ruime blik op potentieel interessante doelgroepen een vereiste is. Bij het verruimen van hun aanbod kunnen sportbonden zich volgens dan ook beter richten op initiatieven die dichter bij hun eigen praktijk staan en dichter bij hun traditionele achterban. Zo heeft de Korfbalbond de zogenaamde 'Kangoeroe Klup' ontwikkeld, met de bedoeling om de jongste familieleden van korfballers op een speelse manier met korfbal kennis te laten maken. Een concept dat wel zijn vruchten heeft afgeworpen. Een ander, belangrijk aspect waar sportbonden rekening mee moeten houden is de van oudsher democratische besluitvorming bij die sportbonden. Dat deze tot grote frustratie kan leiden bij sommige, meer innovatief ingestelde bondsmedewerkers die zo hun vernieuwende ideeën zien sneuvelen, is begrijpelijk. Maar het inperken van de macht van de achterban is volgens de promovenda geen oplossing voor dit probleem. Daarmee raak je immers aan het bestaansrecht van sportbonden, bestaande uit belangenbehartiging van en dienstverlening aan verenigingen.
Mode heeft een cruciale functie in de samenleving: zij maakt diversiteit en inclusiviteit mogelijk en is een middel voor individuen om zich uit te drukken. Desalniettemin is mode ook een raadsel op het gebied van duurzaamheid, zowel aan de sociale als aan de milieukant. Er bestaan echter alternatieven voor de huidige praktijken in de mode. Dit project heeft tot doel de ontwikkeling van een van die initiatieven te ondersteunen. In samenwerking met twee Nederlandse MKB bedrijven in de mode-industrie, willen we een of meer business modellen co-designen voor het vermarkten van circulair ontworpen laser geprinte T-shirts. Door lasertechnologie te introduceren in plaats van traditionele inktopties, kunnen de T- shirts hun CO2 voetafdruk verder verkleinen en een verstandig alternatief zijn voor individuen, die op zoek zijn naar duurzame modekeuzes. Maar hoewel de technologische haalbaarheid vaststaat, vereist het vermarkten sterke, schaalbare, bedrijfsmodellen. Via een haalbaarheidsstudie willen we dergelijke businessmodellen ontwikkelen en de commercialisering van deze producten ondersteunen. Wij zijn van plan de reacties van de consument op een dergelijke innovatie te bestuderen, evenals de belemmeringen en stimulansen vanuit het oogpunt van de consument, en de inkoop-, toeleveringsketen- en financiële kwesties die kunnen voortvloeien uit de schaalbaarheid van een potentieel bedrijfsmodel. Om praktische relevantie voor de bredere industrie te verzekeren, streven we ernaar om de resultaten te presenteren op evenementen georganiseerd door een van de consortiumpartners (in 2023), als ook om een teaching case en een wetenschappelijk artikel te ontwikkelen op basis van de resultaten van het project.
Het doel van het onderzoeksproject Immersieve journalistiek en het Betrokken Publiek is om samen met publieke mediaorganisaties en drie kennisinstellingen meer inzicht te krijgen in hoeverre emotionele betrokkenheid van nieuwsconsumenten bij journalistieke producties van invloed kan zijn op de publieke functie van journalistieke organisaties. Het overdragen van informatie aan burgers en het duiden van gebeurtenissen en ontwikkelingen in de samenleving is een kerntaak van de journalistiek. Publieke mediaorganisaties moeten tevens hun specifieke publieke functie waarmaken. Tegelijkertijd is door de toegenomen concurrentie en commercialisering in de mediasector, de journalistiek nog meer genoodzaakt het publiek centraal te stellen en zoeken journalistieke organisaties naar nieuwe manieren om de mediaconsument aan zich te binden. Zij zoeken daarom naar nieuwe technieken en vormen van journalistiek. Een vorm is immersieve journalistiek. Via immersieve journalistieke technieken zoals 360-graden video, augmented reality en virtual reality gaat het publiek als het ware deel uitmaken van een verhaal in plaats van het alleen te ‘ondergaan’. Hierdoor zouden gebruikers meer emotioneel betrokken worden bij nieuws, waardoor de media hun publieke functies (beter) kunnen waarborgen. Of immersiviteit de betrokkenheid van het publiek daadwerkelijk vergroot en of emotionele betrokkenheid ook bijdraagt aan de informatieve - en duidingsfunctie van de journalistiek is echter de vraag. Onderzoek naar immersieve technieken in de journalistiek is nu nog grotendeels gericht op de productiekant en op de narratieve elementen van dergelijke media-uitingen. Er bestaat nog weinig kennis over de ervaring van de gebruiker en welke impact immersiviteit heeft op kennisoverdracht. Veel publieke media-organisaties experimenteren met immersieve journalistiek, maar worstelen met de vraag of ze daarmee hun publieke functie kunnen waarmaken. Dit onderzoek biedt een nieuw perspectief op de ervaringen van de huidige mediaconsument en de rol die emotie speelt bij immersieve journalistieke verhalen. Volgens de werkveldpartners is er in het werkveld veel behoefte aan publieksonderzoek, waarna praktische tools ontwikkeld kunnen worden.
Robots en cobots (collaborative robots) worden steeds meer ingezet voor het realiseren van machinebelading, begin- en end-of-line toepassingen en/of assemblagetaken. Typisch zijn er significante investeringen benodigd om binnen een MKB-bedrijf aan de slag te kunnen gaan met een robot- of cobotimplementatie. Binnen dit projectvoorstel wordt verkennend onderzoek uitgevoerd om te bepalen of, hoe en met welke randvoorwaarden een nieuwe business model op basis van pay-per-use /pay-per-pick productie/assemblage d.m.v. robots mogelijk is. Dit om eventuele directe investeringen weg te halen bij de MKB’er, maar op basis van wederzijds commitment te realiseren. Hierbij wordt bekeken of en hoe een pay-per-use model economisch en technisch haalbaar is en welke randvoorwaarden hierbij in acht genomen moeten worden. Op basis van een vooraf gedefinieerde use-case van het MKB bedrijf AKarton worden diverse technische concepten uitgedacht en een fysieke demonstrator gerealiseerd. Naast het technische aspect wordt vanuit de bedrijfskundige hoek geïnventariseerd aan welke technische-, organisatorische- en overige randvoorwaarden moet worden voldaan om een dergelijk pay-per-use dienstconcept economisch rendabel te kunnen realiseren (nieuw business model). De beoogde uitkomst van het project is een inschatting van technische- en economische haalbaarheid (verdienmodel/business model), de schaalbaarheid/methode van implementatie van dit product- en dienstconcept inclusief de in acht te nemen randvoorwaarden. De projectpartners in dit project zijn Fontys Engineering (FHENG) Fontys International Business School (FIBS), TMC en MKB bedrijf Akarton. FontysFIBS onderzoekt hierin de economische haalbaarheid, Fontys Engineering en TMC onderzoeken de technische haalbaarheid en Akarton levert de use case en valideert of het ontwikkelde verdienmodel bruikbaar is voor MKB ondernemingen