In 1960 Kevin Lynch analysed the ‘city-image’ in The Image of the City; seven years later American artist Robert Smithson surveyed the suburb of Passaic in ‘A Tour of the Monuments of Passaic, New Jersey’. Both approaches use narrativity as an instrument to connect urban space with the lived experience of its users. Where Kevin Lynch analyzes the visual perception and mental representation (‘imageability’) of the postwar American metropolis, Robert Smithson explores the temporality of its peripheral terrain vague. Where Kevin Lynch frames his inquiry within then-current conventions of perception and cognition, Robert Smithson rejects these conventions precisely because they do no justice to his experience of the suburb and offer him no method to analyze or describe it. In his analysis, there is no coherent map of the territory, no mental representation to consult. How does Smithson’s practice relate to the paradigm of ‘imageability’? What is being narrated, and how does narrativity operate? By juxtaposing the two approaches this text reflects on some ideas and issues that surround a narrative analysis of urban landscape.
LINK
Wat is de rol van leidinggevenden bij het geven en benutten van professionele ruimte in teams? Aan de hand van de literatuur en interviews met 17 opleidingsmanagers in het hoger onderwijs verkennen we het concept ‘professionele ruimte’ en de mogelijkheden voor leidinggevenden om effectief gebruik van professionele ruimte in teams te stimuleren.
‘Renovaties en herbestemming van gebouwen kunnen veel slimmer worden uitgevoerd’ is de stelling van bedrijven die hierbij betrokken zijn. De gangbare transformatie is vaak ingrijpend, irreversibel en gaat met (zeer) veel materiaalgebruik gepaard. Dit maakt het transformeren van gebouwen duur en tijdrovend en het heeft een onnodig grote milieu-impact. De bedrijven willen daarom onderzoeken of met textiel tot andere, lichtere en meer flexibelere oplossingen gekomen kan worden. Textiel heeft in het verleden in verschillende toepassingen bewezen waarde toe te kunnen voegen aan gebouwen, door constructies te versterken (tentdoek), gebouwprestaties te verbeteren (isolatiewaarde, akoestiek) en de belevingswaarde te vergroten (visueel, vorm). Die potentie van textiel voor gebouwverbetering gaan we benutten in de vraag naar goedkope en snelle transformatie van vastgoed. Textiel is licht van gewicht, makkelijk te vormen, sterk, isolerend, vochtregulerend en kan goed voorzien worden van extra functies. Met name in gebieden met aardbevingsgevaar en gebieden met een (tijdelijke) vraag naar flexibele indeling van ruimtes kan textiel een belangrijke bouwwaarde hebben. De doelstelling van het project is om binnen een periode van twee jaar te komen tot vier toepasbare prototypes voor: 1. het constructief versterken van bestaande buitenmuren met textiel, 2. en het realiseren van flexibele binnenmuren met gebruik van textiel Dit doel wordt bereikt door onderzoek dat zich richt op de volgende onderzoeksvraag Hoe kan bij de transformatie van gebouwen textiel worden benut voor het versterken van buitenmuren en de constructie van lichte, flexibele binnenmuren. De Hanzehogeschool Groningen, Saxion, textiel- en bouwbedrijven gaan, samen met architecten en beheerders van vastgoed, deze uitdaging aan. De vier prototypes die tot stand komen kunnen door de betrokken MKB’ers verder ontwikkeld worden tot producten die in de markt gezet kunnen worden. Daarnaast bieden de prototypes casuïstiek voor opleidingen in textiel en bouwkunde.
Duimbasisdistractie is een medische behandeling waarbij een duimgewricht van een patiënt 1-3mm uit elkaar wordt getrokken met een ‘Distractor’. De behandeling duurt vier weken. De distractor is een frame dat met dunne botpennen in de botjes van de duim verankerd wordt. Door de trekkracht ontstaat een ruimte in het gewricht die door het lichaam opgevuld wordt met gewrichtsvloeistof. De behandeling zorgt voor het juiste ‘gewrichtsmilieu’ waardoor; (i) het gewrichtskraakbeen door lagere belasting kan herstellen, en (ii) de wisselende vloeistofdruk van de gewrichtsvloeistof de aanmaak van kraakbeen stimuleert. Beide versnellen het herstel waardoor een gewrichtsvervangende operatie tot tien jaar uitgesteld kan worden. In dit project staat duimdistractie centraal. Duimdistractie wordt toegepast bij ‘Artrose’, een chronische aandoening waarbij het kraakbeen in de gewrichten aangetast wordt. Duimartrose treedt meestal op bij de basis van het derde duimbot (Metacarpaal) en het vierde duimbot, (Trapezium, zie figuur rechtsboven). St. Antoniusziekenhuis Nieuwegein en het UMCU hebben de ingreep ontwikkeld van experiment tot conceptuele methode. Er zijn inmiddels 108 ingrepen uitgevoerd waarvan >80% succesvol. Toch is er ruimte voor verbetering, met name door de gebruikte distractor: Door de omvang is het draagcomfort zeer matig; Plaatsing vergt hoge vaardigheden van de uitvoerend chirurg; Onvoldoende Hygiënisch. De partners willen de behandeling uit de conceptuele sfeer te halen en beschikbaar maken voor meer duimartrosepatiënten. De Hogeschool Utrecht heeft de mogelijkheden onderzocht voor een verbeterde duimdistractor. Dit heeft geleid heeft tot een ontwerp dat veel nadelen oplost, echter, de produceerbaarheid van het ontwerp is nog een uitdaging. Fontys Hogeschool neemt deel om het produceerbaarheidsprobleem te onderzoeken en intrinsiek te verbeteren.