In de zoektocht naar relevant muziekonderwijs vanuit het theoretisch concept idiocultureel muziekonderwijs, van Evert Bisschop Boele, is de eigenzinnige lespraktijk van muziekdocent Johan ’t Hart drie maanden intensief gevolgd om tot een gedetailleerde beschrijving van zijn manier van werken te komen. De onderzoeksvraag die centraal stond is: ‘In welke mate schept Johan ’t Hart in zijn muzieklessen een leersituatie (leerwereld) die te karakteriseren is als idiocultureel muziekonderwijs?’ Het theoretisch kader voor deze studie is idiocultureel muziekonderwijs (Bisschop Boele 2015). Op de achtergrond speelt een aantal andere concepten een rol, bijvoorbeeld biografisch leren (Alheit & Dausien, 2000) en subjectivering (Biesta 2010). De talentendriehoek (Veenker et al., 2017) wordt gebruikt om de manier waarop leerling, docent en taak invloed op elkaar hebben te duiden. Op basis van dit theoretisch kader is een zevental vuistregels voor de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs geformuleerd. Vervolgens zijn data verzameld over de praktijk van ’t Hart. De data gebruikt in deze casestudy zijn lesobservaties, interviews met zowel leerlingen als Johan ’t Hart, documenten en literatuurstudie. Op basis van een kwalitatieve analyse is bekeken in hoeverre de vuistregels terug te herkennen zijn in ’t Hart’s lespraktijk. De conclusie is dat veel van de vuistregels te herkennen zijn – en dat de (idiosyncratische) manier waarop ’t Hart de vuistregels in de praktijk laat zien vooral ook leidt tot nieuwe discussie en reflectie.
Knolcyperus is in Nederland een hardnekkig onkruid dat zorgt voor grote verliezen en economische schade aan gewassen en percelen. De razendsnelle vegetatieve vermeerdering en verspreiding van de knolcyperus via knolletjes maakt het onkruid moeilijk te bestrijden. Binnen dit project hebben partijen de gezamenlijke ambitie om de economische schade van knolcyperus aan gewassen en percelen terug te dringen door het onkruid effectief te bestrijden zonder gebruik van chemische middelen. Het onderzoek richt zich op de vraag of de elektro-fysische bestrijding van knolcyperus effectief is met de huidige commercieel beschikbare elektro-fysische apparatuur en wat voor invloed de behandelingen hebben op de bodem. Allereerst wordt in de praktijk gekeken naar hoe effectief de elektro-fysische technologie is in de bestrijding van knolcyperus, en wat de consequenties zijn voor de bodemconditie en het bodemleven. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de bovengrondse plantbestanddelen (het aantal planten en de bedekkingsgraad) en anderzijds naar de ondergrondse plantbestanddelen (de knolletjes en de wortels).
MULTIFILE