In dit rapport treft u de resultaten aan van ons stadslab in de Haagse wijk Duindorp. In dit stadslab staat het samen leren en proberen met burgers, professionals en ambtenaren in de wijk centraal (publiek leren). De betrokken onderzoekers hebben publieke dialogen georganiseerd en actie / onderzoek uitgevoerd rondom drie prangende lokale kwesties: wonen, veiligheid en (ver)gunnen. Voor het vinden van een betere omgang met deze omstreden vraagstukken is er gelijktijdig gewerkt aan het organiseren van kennis, lokale betrokkenheid en bestuurlijk draagvlak. De onderzoekers, docenten en studenten hebben hiervoor een sterk lokaal en stedelijke netwerk opgezet met bewoners, gemeenteambtenaren en medewerkers van verschillende maatschappelijke instellingen. Deze rapportage beschrijft de gekozen aanpak, de uitkomsten en de doorwerking ervan in het beleid, het onderwijs en in de wijk. Het stadslab Duindorp geeft een goed beeld van de wijze waarop wij als netwerkhogeschool met zowel onderwijs als onderzoek willen en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de stad Den Haag, de regio en de wijken.
DOCUMENT
Achtergrond en aanleiding De gemeente Den Haag streeft naar een sportief en vitaal Den Haag, naar een stad waarin sport voor iedereen toegankelijk is en alle Hagenaars een actieve en gezonde leefstijl hebben. Goede sportvoorzieningen met voor iedereen wat wils maken onderdeel uit van deze ambitie. Een voorbeeld van zulke sportvoorzieningen zijn de Haagse ‘fitplaatsen’: openbare sportvoorzieningen met veilige en laagdrempelige fitnesstoestellen. De gemeente heeft sinds 2010 zeven fitplaatsen aangelegd. De komende jaren wil zij het aantal fitplaatsen uitbreiden en de bestaande fitplaatsen optimaliseren. Om meer inzicht te krijgen in het gebruik en de succesfactoren van de fitplaatsen heeft het lectoraat Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving van De Haagse Hogeschool met subsidie van de gemeente Den Haag een onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek stonden twee vragen centraal: • Door wie, hoe vaak en voor welke doeleinden worden de fitplaatsen in Den Haag gebruikt? • Wat zijn belangrijke randvoorwaarden en succesfactoren voor het gebruik van fitplaatsen? Op basis van de onderzoeksresultaten zijn aanbevelingen geformuleerd ter optimalisatie van bestaande fitplaatsen en is een stappenplan opgesteld met aandachtspunten voor nog te realiseren fitplaatsen. Aanpak In het voorjaar van 2014 zijn zeven Haagse fitplaatsen beoordeeld aan de hand van een checklist. Hierbij is o.a. gekeken naar het aantal en soort fitnesstoestellen, staat van onderhoud, verlichting, toegankelijkheid, overige faciliteiten, beschutting etc. Het ging om de volgende fitplaatsen: • De Speelweide in het Zuiderpark; • Strand van Scheveningen bij strandpaviljoen Hart Beach; • Het Ketelplein in Laak; • Diamanthorst in Mariahoeve; • Escamplaan bij korfbalvereniging Ready; • Fitplaats 55plus Vlielandsestraat in Duindorp; • Bosjes van Zanen in Benoordenhout. Het gebruik van de fitplaatsen is vervolgens op drie doordeweekse dagen en een weekenddag systematisch in kaart gebracht met behulp van de SOPARC methode (System for Observing Play and Recreation in Communities). Hierbij is in de ochtend, middag en avond een uur lang iedere vijf minuten het volgende genoteerd: aantal gebruikers, leeftijdscategorie, geslacht, etniciteit, type activiteit en intensiteit niveau van de activiteiten. In totaal hebben er 1008 (4x3x12x7) observaties plaatsgevonden. Door middel van surveyonderzoek onder 37 gebruikers en 86 niet-gebruikers van de fitplaatsen is aanvullende informatie verkregen over o.a. beweegredenen, gebruikersfrequentie, algehele mate van lichamelijke activiteit, tevredenheid over de fitplaatsen en verbeterpunten van de fitplaatsen. Tot slot hebben ook gesprekken en interviews plaatsgevonden met gebruikers, niet-gebruikers, experts en potentiële samenwerkingspartners om randvoorwaarden en succesfactoren voor het gebruik van fitplaatsen in kaart te brengen. Zo hebben er interviews plaatsgevonden met de Gelderse Sportfederatie, een (speel)toestellen leverancier (Yalp), de gemeente Den Haag, de Health Club in Den Haag en een buurtsportcoach werkzaam voor verschillende afdelingen van de gemeente Den Haag. Resultaten Fitplaats Zuiderpark is de meest succesvolle locatie van de onderzochte fitplaatsen in Den Haag. Op alle observatiemomenten was hier een aanzienlijke groep mensen actief (gemiddeld 14 per uur). Op twee andere fitplaatsen (Strand en Ketelplein) zijn af en toe actieve mensen geobserveerd, maar op de overige fitplaatsen was per uur gemiddeld minder dan 1 persoon aanwezig. Er waren hierbij nauwelijks verschillen tussen de ochtend, middag en avond. Het aantal mannelijke en vrouwelijke gebruikers was ongeveer gelijk. Het percentage volwassenen (21-55 jaar) was het hoogst (47%), gevolgd door kinderen tot 12 jaar (30%), ouderen (13%) en jongeren (10%). Het percentage gebruikers van niet-Westerse afkomst was bijna vier keer hoger dan het percentage autochtone gebruikers (78% versus 22%). De meest voorkomende beweegredenen om gebruik te maken van de fitplaatsen waren het verbeteren van gezondheid, kracht en conditie. Andere opvallende resultaten uit de enquêtes zijn: • 88% vindt de fitplaats een aanwinst voor de buurt; • 66% geeft aan veel bekenden te ontmoeten op de fitplaats; • 53% heeft nieuwe contacten opgedaan door de aanleg van de fitplaats; • 34% geeft aan meer te sporten door de aanleg van de fitplaats; • 25% sport nu op de fitplaats in plaats van het doen van een andere sportieve activiteit; • 22% vraagt andere gebruikers wel eens om plaats te maken om zelf te kunnen bewegen op de fitplaats; • 0% ondervindt meer overlast sinds de aanleg van de fitplaats. Goede bereikbaarheid, goed onderhoud, een flexibel rooster, gratis kunnen sporten, afvalbakken en bankjes vinden gebruikers erg belangrijk. Suggesties ter verbetering die gebruikers hebben gegeven, zijn: meer variatie in het aanbod van fitnesstoestellen, zwaardere toestellen, beter onderhoud, minder afval, snellere afhandeling van mankementen, sportlessen, duidelijke regels, instructieborden met oefeningen voor beginners en gevorderden en een website met aanvullende informatie. Daarnaast gaven ouderen specifiek aan behoefte te hebben aan begeleiding. Niet-gebruikers gaven aan het (te) druk te hebben, het te ver te vinden en het raar te vinden om buiten te sporten. Opvallend was ook het hoge percentage respondenten (36%) dat geen enkele fitplaats in Den Haag kende. Conclusies en aanbevelingen Het merendeel van de Haagse fitplaatsen wordt momenteel niet optimaal gebruikt. Fitplaats Zuiderpark is wel een succes. Op alle observatiemomenten was hier een aanzienlijke groep mensen actief. Het minimale gebruik van de overige fitplaatsen kan onder andere worden verklaard doordat inwoners niet van het bestaan van deze fitplaatsen afweten. Promotie is dus een belangrijke factor waarop ingespeeld zal moeten worden door o.a. informatie in wijkkrantjes en op de website van de gemeente, voorlichtingsavonden, kennismakingsbijeenkomsten en structurele groepslessen op de fitplaats. Verder spelen ligging (met name zichtbaarheid) en sfeer een grote rol. Als de fitplaats niet direct zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt aangeraden om borden te plaatsen in de omgeving van de fitplaatsen die mensen wijzen op de ligging. Het is tevens van belang de fitplaats goed te onderhouden, mankementen snel te verhelpen en er voor te zorgen dat er geen afval rondslingert op de fitplaats. Daarnaast geven resultaten aan dat als er eenmaal gebruikers aanwezig zijn, dit een stimulerende werking kan hebben. Het is daarom van belang om, o.a. via samenwerkingen met omliggende instanties en professionals er voor te zorgen dat de fitplaatsen in beeld komen en blijven. Hierbij kan gedacht worden aan wooncentra voor ouderen, buurthuizen en scholen, maar ook aan professionals als fysiotherapeuten, buurtsportcoaches, combinatie-functionarissen en begeleiding die kan worden geboden vanuit de leveranciers van de toestellen. Deze begeleiding is met name van belang om de doelgroep ouderen naar de fitplaatsen te krijgen en te houden. Belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle fitplaats zijn: • Bekendheid; • Zichtbaarheid; • Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid; • Goed onderhoud. Succesfactoren van de meest gebruikte fitplaatsen zijn daarnaast: • Promotie; • Begeleiding; • Combinatie van sporten en ontmoeten; • Variatie. De randvoorwaarden en succesfactoren die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn verwerkt in een stappenplan met 6 stappen die van belang zijn bij het aanleggen van een fitplaats en 4 stappen die van belang zijn voor het bevorderen van het gebruik van een fitplaats. Stappenplan succesvolle fitplaats 1. Definieer de visie en ambities en leidt daar het doel vanaf. 2. Bepaal de primaire doelgroep. 3. Selecteer de optimale locatie. 4. Creëer helderheid over beschikbaar budget voor participatie, ontwerp, inrichting, onderhoud en promotie. 5. Voer een netwerkanalyse en behoeftepeiling uit. 6. Bepaal samen met de gebruikers en samenwerkingspartners de optimale inrichting. 7. Bepaal hoe het gebruik kan worden gestimuleerd. 8. Creëer eigenaarschap en investeer in een netwerk van samenwerkingspartners. 9. Schep randvoorwaarden voor de sociale veiligheid. 10. Maak een onderhouds- en beheerplan.
DOCUMENT
Het Leernetwerk Normaliseren onderstreept het belang van een gezamenlijk pedagogisch antwoord van onderwijs en jeugdhulp op onzekerheden en kwetsbaarheden bij opgroeien en opvoeden. Net als in onze eerdere publicatie De kracht van het gewone hebben we in dit kleine onderzoek geprobeerd om een aantal voorbeelden in beeld te brengen waarin gewerkt wordt volgens een aantal belangrijke elementen uit de visie van ons leernetwerk op normaliseren. In dit onderzoek keken we daarbij naar drie voorbeelden in de verbinding tussen het onderwijs- en het jeugddomein. Door deze voorbeelden te beschrijven en door aan te geven hoe zij aansluiten bij de visie op normaliseren hopen we inspiratie te bieden aan gemeenten en organisaties die werken op of te maken hebben met het raakvlak tussen onderwijsen jeugddomein, als ook aan de professionals die daar werkzaam zijn. We pretenderen niet om uitspraken te doen over de werkzaamheid en de effectiviteit van de voorbeelden. Dat was niet onze ambitie. Wel bevatten de beschrijvingen aanwijzingen voor de mate waarin de voorbeelden ondersteunend werken voor jeugdigen en gezinnen, in het opgroeien en opvoeden en in het normaliseren van vragen, onzekerheden en kwetsbaarheden die daarbij komen kijken. Met deze publicatie hopen wij als leernetwerk onderwijs- en jeugdhulpprofessionals en beleidsmakers te inspireren bij normaliseren in de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp. Het normaliseren van opgroei- en opvoedkwesties behoort wat het leernetwerk normaliseren betreft tot de basishouding van onderwijs-, jeugd- en gezinsprofessionals, het creëren van de randvoorwaarden daarvoor zou een belangrijke leidraad moeten zijn voor beleidsmakers van gemeenten en van organisaties. Deze publicatie vormt tevens de afsluiting van vier jaar leernetwerk normaliseren, dat we hebben mogen organiseren vanuit de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd SAMEN.
MULTIFILE
De gemeente Den Haag heeft zeven outdoor fitness locaties aangelegd ter beweegstimulering van haar inwoners. Om inzicht te krijgen in het gebruik, belangrijke randvoorwaarden en succesfactoren van de Haagse ‘fitplaatsen’ heeft het lectoraat Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving op vier dagen systematisch geobserveerd. Daarnaast zijn enquêtes en interviews afgenomen onder (niet-) gebruikers en professionals. Fitplaats Zuiderpark is de meest succesvolle locatie van de onderzochte fitplaatsen. Op alle observatiemomenten was hier een aanzienlijke groep mensen actief (gemiddeld 14 per uur). Op twee andere fitplaatsen (Strand en Ketelplein) zijn af en toe actieve mensen geobserveerd, maar op de overige fitplaatsen was per uur gemiddeld minder dan 1 persoon aanwezig. Bekendheid, zichtbaarheid, goede bereikbaarheid en goed onderhoud zijn belangrijke randvoorwaarden. De belangrijkste succesfactoren zijn promotie en begeleiding. Het merendeel van de Haagse fitplaatsen wordt momenteel niet optimaal gebruikt. Om hier verandering in aan te brengen is een stappenplan opgesteld.
DOCUMENT
Information literacy is essential for the operation of a civic society in which all people may participate (Catts & Lau, 2008). The aim of the Fact Checking Factory (FCF) is to accomplish cooperation between students and local citizens. We aim to create an agenda for local decision-makers with the project objectives of fact-checking local news. http://ecil2018.ilconf.org/#
DOCUMENT
Waarom dit onderzoek? In de gemeente Den Haag lopen verschillende programma’s die tot doel hebben de sociale en fysieke leefbaarheid en veiligheid van wijken en straten te verbeteren. De Wijkagenda’s en de Aanpak Prioritaire Gebieden zijn in dit kader twee belangrijke, elkaar deels overlappende, programma’s. Beide gemeentelijke programma’s hebben samenwerking met bewoners, ondernemers en partnerorganisaties als uitgangspunt. Bewonersparticipatie speelt een belangrijke rol. De Wijkagenda’s worden in alle Haagse wijken ontwikkeld. Hierin staat wat voor een periode van vier jaar de belangrijkste verbeterpunten zijn. De Aanpak Prioritaire Gebieden richt zich op specifieke straten en pleinen waar ‘wicked problems’ spelen: ingewikkelde vraagstukken waarbij veel verschillende partijen betrokken zijn, er geen eenduidige probleemdefinitie bestaat, en er geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Dit is in eerste instantie een tweejarig programma. Het onderzoek heeft als doel de voortgang van deze programma’s te monitoren en evalueren, en aanbevelingen te doen voor structurele monitoring.
DOCUMENT
Dit onderzoek schetst het dagelijks werk van de nieuwe functie 'community builder' bij de gemeente Den Haag. Daarbij brengen we hun werkterrein en aanpak in beeld. Daarnaast belichten we de positie van de community builders binnen de dynamiek van de wijk en van de gemeentelijke organisatie. Tot slot formuleren we aanbevelingen om de conceptuele, institutionele en professionele positie van de community builders te versterken.
DOCUMENT
Een superdiverse samenleving biedt nieuwe kansen, maar ‘super’ verwijst niet zozeer naar super goed als wel naar super complex. Toekomstig onderzoek naar praktijken van burgerschap en diversiteit staat daarom voor grote uitdagingen. De eerste uitdaging betreft ons taalgebruik. Ik stel voor dat we als onderzoekers voortaan het bijvoeglijk naamwoord ‘cultureel’ zoveel mogelijk vermijden. We kunnen constateren dat het bij Surinaamse gezinnen de gewoonte is om in huis je schoenen uit te doen, of dat Nederlanders gehecht zijn aan de traditie van Sinterklaas. Maar wat voegt de mededeling dat het gaat om een culturele gewoonte of traditie aan deze beweringen toe? Niets anders dan de suggestie dat die gewoonte of traditie veroorzaakt zou worden door een onderliggende Surinaamse of Nederlandse cultuur, terwijl het er alleen maar een (helemaal niet zo essentieel) onderdeel van uit maakt. Een tweede uitdaging is een epistemische uitdaging. In het onderzoek naar omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving moeten we, naast aandacht voor de relatie tussen immigranten en de autochtone bevolking, veel meer aandacht gaan besteden aan de relaties tussen immigrantengroepen onderling: onder welke voorwaarden ontstaan vruchtbare samenwerkings- en samenlevingsverbanden, en hoe te voorkomen dat groepen tegenover elkaar komen te staan? Welke symbolische en materiële machtsverhoudingen ontwikkelen zich, en welke rol spelen hierbij factoren als inkomen, opleiding, taal, religie en habitus? Het lijkt erop dat voor het begrijpen van deze sociale dynamiek zowel het conceptuele raamwerk van gevestigden en buitenstaanders van Elias en Scotson, als de noties van economisch, sociaal en cultureel kapitaal van Bourdieu nog steeds heel bruikbaar zijn. De derde, en misschien wel grootste uitdaging is een normatieve uitdaging. Op grond van de hier voorgestelde constructivistische conceptie van cultuur kunnen we constateren dat het geen enkele zin heeft om de vraag te stellen of ‘een cultuur’ in zijn geheel moreel beter of minder is dan andere culturen. Het is daarentegen uitermate zinvol, zelfs noodzakelijk, dat we een bepaalde traditie of praktijk onder de loep nemen, en gezamenlijk exploreren hoe rechtvaardig of hoe waardevol deze (nog) is binnen de nieuwe verhoudingen van een superdiverse samenleving. Bestuurders, beleidsmakers en professionals kunnen een positieve bijdrage leveren aan de onderlinge integratie in majority-minority steden, aan de verbetering van verstandhoudingen op de werkvloer, in het onderwijs, de gezondheidszorg, het publieke debat of de openbare ruimte, wanneer ze hun rol als normatieve professional serieus nemen. Het recente debat over de rol van de figuur van zwarte Piet in de Nederlandse Sinterklaas traditie is, hoe pijnlijk ook, een mooi voorbeeld hiervan. Een ander zinvol initiatief aan De Haagse Hogeschool is de start van een ‘dilemmabank’ een interactieve databank waar medewerkers, aan de hand van het (in overleg met veel betrokkenen ontwikkeld) Handelingskader Diversiteit, dilemma’s en oplossingen uit hun eigen praktijk kunnen indienen: als bron van discussie en reflectie.
DOCUMENT
In ons dagelijkse leven hebben we veel met technologie te maken, vaak met interactieve, informatie-gerichte technologie: als consument doen we online boodschappen – zeker in deze pandemische tijd; als reiziger in het openbaar vervoer plannen en betalen we onze reis met interactieve technologie – nu weliswaar even wat minder; als weggebruiker navigeren we op basis van technologie; en ons energieverbruik in huis wordt ‘smart’ gemeten en geadministreerd. Als burger staan we steeds vaker middels technologie in contact met overheden. Denk aan alle online communicatie met de overheid, zo als de belastingdienst en gemeenten die middels apps, websites en de ‘Berichtenbox’ van ‘MijnOverheid’ met burgers communiceren. En er wordt over burgers en ons gedrag al heel wat data verzameld, door gemeenten, de politie, door bijvoorbeeld de zorgsector. En ook in de publieke ruimte wordt data verzameld – met smart city technologie, zoals camera’s en sensoren – met als doel om de stad veiliger, efficiënter en leefbaarder te maken. Al die ‘big data’ maakt het mogelijk om inzichten te genereren – al dan niet met kunstmatige intelligentie – en besluiten te nemen. We gebruiken technologie ook om als burger zelf actie te ondernemen. Bij de overheid kunnen we met apps melden wat er op straat verbeterd of onderhouden moet worden. Met onze buren zitten we in een WhatsApp groep of NextDoor, om bij te dragen aan de leefbaarheid en veiligheid van de buurt. We kunnen met smart home tools of citizen science kits de luchtkwaliteit meten, binnenshuis, maar ook buitenshuis. We tekenen petities, doen mee aan peilingen en enquêtes. En social networking sites (SNS) worden intensief gebruikt, voor sociale en professionele relaties, maar ook om maatschappelijk actief te zijn, voor het organiseren van het samenleven in een buurt. We weten inmiddels dat social media ook een effectief kanaal zijn om de democratie te beïnvloeden. Burgers komen dus in aanraking met veel verschillende technologieën, met verschillende doelstellingen, resultaten en bijeffecten, en waaraan mensen in allerlei functies en rollen deelnemen. Wat centraal staat in het vakgebied Civic Technology is dat de technologie in dienst staat van het burgerschap.
DOCUMENT
Onderzoeksplatform ‘Connected Learning: ’Al ruim vijftien jaar houdt De Haagse Hogeschool zich bezig met onderzoek als deel van haar missie. Terwijl onderwijs vaak geworteld is in monodisciplinaire vakgebieden, kan met onderzoek wat makkelijker gekeken worden naar domeinen in de samenleving (zorg, veiligheid, ondernemen, etc.) waarin complexe problematiek steeds vaker wél dan niet een multidisciplinaire aanpak vereist. Bijna niemand werkt nog alleen of met alleen vakgenoten aan problemen of uitdagingen. En die veranderende beroepspraktijk is bij uitstek het domein van het hoger beroepsonderwijs. Daar leiden we voor op. Het onderzoeken van en experimenteren met nieuwe uitdagingen in de praktijk verbindt ons sterker met de samenleving, het stelt ons in staat om ons beroepsonderwijs te vernieuwen en geeft docenten, onderzoekers en studenten de kans om zich te ontwikkelen door samen te werken aan vragen en uitdagingen die de toekomst van de beroepspraktijk vorm geven. Veel onderzoek wordt uitgevoerd onder begeleiding van lectoren die samenwerken met docent-onderzoekers, studenten, en professionals in het werkveld aan veelal meerjarige onderzoeksagenda’s die lijn aanbrengen in verschillende deelactiviteiten. Een van de manieren waarop De Haagse Hogeschool onderzoek organiseert is in de vorm van onderzoeksplatforms die zich richten op verschillende domeinen van de samenleving. Wij zijn ‘Connected Learning’, een onderzoeksplatform dat zich richt op leren in de netwerksamenleving - in de samenleving zelf, maar ook in de beroepspraktijk en in ons onderwijs. Aangenaam. Wat wij doen? Daar gaat dit boek over, dus daar verklappen we hier nog niets over. Wat verwacht u als u nadenkt over onze naam? Enig idee? Geen idee? Benieuwd? Lees verder om te ontdekken wat ons inspireert, uitdaagt en nieuwsgierig maakt. Sommige van onze ideeën zijn doordacht en doorleefd omdat we er al jaren onderzoek naar doen, andere zijn nieuw en dagen ons uit om er grip op te krijgen. Wij geven met dit boek een beeld van waar we staan in 2018. Zie het als een eerste kennismaking, met de nadruk op ‘eerste’: we werken graag met veel en verschillende partners. Zie het als visitekaartje van onze onderzoeksagenda. We hopen van harte dat u zich als lezer uitgenodigd voelt om met ons samen op zoek te gaan—misschien wel naar een gezamenlijke toekomst. ‘Connected Learning’ Research Platform: For over fifteen years, The Hague University of Applied Sciences has been carrying out research as part of its mission. While education is often rooted in monodisciplinary subject areas, research allows for a broader look at areas of society (care, security, entrepreneurship etc.), where complex problems more often than not require a multidisciplinary approach. Today, barely anyone works on problems or challenges alone or solely with colleagues from within the same subject area. Universities of applied sciences are uniquely placed to deal with these changes in professional practices; after all, we train the professionals who will one day enter that field. Researching and experimenting with new challenges in professional practice allows us to connect more strongly with society, enables us to be innovative in our professional training and gives lecturers, researchers and students the opportunity to develop themselves by cooperating on the challenges and issues that will shape the future of that professional practice. Most research is carried out under the guidance of professors who cooperate with lecturers/researchers, students and the professional field, mainly on long-term research agendas that provide an outline for various sub-activities. One of the ways in which research is organised at The Hague University of Applied Sciences is in the form of research platforms that focus on various areas of society. We are ‘Connected Learning’, a research platform focusing on learning in the network society — in that society as such, but also in professional practice and our education. Nice to meet you! So, what do we do? That’s what this book is about, so we’re not going to give anything away just yet. Just thinking about our name, what do you expect we do? Any ideas? Or not a clue at all? If you’d like to find out, keep reading to find out what inspires us, what challenges we face and what drives our curiosity. Some of our ideas are well-established because we’ve been researching them for years, while other, newer ideas are more challenging to grasp. This book provides an overview of where we stand in 2018. You could see it as an initial introduction, with the emphasis on “initial”; we work with many different partners, and we enjoy doing so. Alternatively, you could see it as a calling card for our research agenda. We sincerely hope that, as a reader, you feel encouraged to join us in our quest — possibly towards a joint future.
DOCUMENT