Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) ontvangen vaak niet de palliatieve zorg die aansluit bij hun zorgbehoeften en die van hun naaste(n).1,2 Om dit te verbeteren zijn de Toolkit3 en bijbehorende training 'Proactieve palliatieve zorg in de GGZ’ ontwikkeld. In dit artikel wordt beschreven wat de Toolkit inhoudt en lichten we de stappen 1 en 2 ervan toe met een casus.
DOCUMENT
Het begrip Ernstige Psychische Aandoening (EPA) is veelomvattend. In de wijk Overvecht, waar gezondheid laag scoort in vergelijking met andere delen van Utrecht, komt EPA veel voor. Overvecht is een wijk die op meer terreinen niet gunstig afsteekt tegen de rest van Utrecht. De sociale cohesie is laag, en ook de hoge graad van mensen met een Turkse of Marokkaanse afkomst is van invloed op de mate waarin mensen gezondheidsrisico lopen. Aanzienlijk minder mensen dan in de rest van Utrecht hebben een baan. Daarmee hangt samen dat veel meer mensen in Overvecht rond moeten komen van een bijstandsuitkering, meer schulden hebben, of moeite hebben om rond te komen met hun inkomen. De eenzaamheid is groter en de tevredenheid over de woonomgeving geringer. Er zijn ook positieve ontwikkelingen en er zijn veel initiatieven in de wijk om de leefbaarheid en gezondheid te verbeteren. Het percentage van mensen met een verslaving is lager, dan in de rest van Utrecht. Een onderzoek uitgevoerd door Vektis bij verschillende instellingen in Utrecht, de zogeheten EPA-vignettenstudie, heeft in kaart gebracht waar mensen met EPA hun behandeling moeten krijgen en waar de regie ligt voor de behandeling.
DOCUMENT
Onderzoek wijst uit dat veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) een ongezonde leefstijl hebben (waaronder ongezonde voeding, inactiviteit en roken). Zij hebben ook vaak één of meerdere lichamelijke aandoeningen (comorbiditeit of multimorbiditeit). Vaak speelt ook langdurige medicatiegebruik dat initiatieven tot gezonder gedrag belemmert. De zorg voor deze patiëntengroep is minder toegankelijk. Hulpverleners kunnen pessimistisch zijn over de effecten van een leefstijlbevorderde aanpak. Hierdoor blijft de aandacht voor een gezonde leefstijl bij mensen met EPA achter bij wat wenselijk en mogelijk is. Gerichte leefstijlinterventies kunnen de risicofactoren voor veel voorkomende lichamelijke aandoeningen gunstig beïnvloeden. Vanuit de principes van shared-decision-making in samenwerking met de patiënt kunnen professionals in de ggz (huisartsenzorg inclusief POH-ggz, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz) lichamelijke aandoeningen herkennen en een gezonde leefstijl bevorderen. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl en het uitvoeren van leefstijlinterventies bij mensen met een ernstige psychische aandoening. Mede auteurs: Ronald van Gool, Sonja van Hamersveld, Merlijn Bakkenes, Anneriek Risseeuw, Titia Feldmann, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Matthijs Rümke, Evelyn SlootsJongen, Ingrid van Vuuren, Maarten Bak, Katie Dermout, Marieke van Piere, Digna van der Kellen, Paul de Heij, ichard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl).
MULTIFILE
SAMENVATTING Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) hebben een sterk verminderde levensverwachting in vergelijking met de algemene populatie, vooral veroorzaakt door fysieke aandoeningen. Een ongezonde leefstijl speelt een belangrijke rol in de verminderde levensverwachting bij mensen met EPA. Ter bevordering van de fysieke gezondheid van deze doelgroep is de nurse-led e-health-interventie GILL (Gezondheid in Lichaam en Leefstijl) ontwikkeld voor somatische screening en het stimuleren van een gezonde(re) leefstijl. Door het uitvoeren van een cluster-gerandomiseerde studie (RCT) wordt onderzocht of de GILL e-health-interventie effectiever is dan de standaardzorg in het verbeteren van de fysieke gezondheid en leefstijl van mensen met EPA. De primaire uitkomstmaat van deze studie is de score voor de ernst van het metabool syndroom. Naast de RCT wordt een procesevaluatie uitgevoerd om de implementatie en de ervaringen van zowel de deelnemende cliënten als de hulpverleners met de GILLinterventie systematisch te evalueren.
DOCUMENT
Achtergrond: Ernstige psychische aandoeningen (epa) gaan gepaard met hoge ggz- en andere zorgkosten. Om de discussie hierover tussen verzekeraars, gemeenten en ggz transparanter te voeren zijn in 2012 zorgvignetten ontwikkeld die in een regio een beeld moeten geven over de aanwezige groepen patiënten met epa, ingedeeld naar zorgintensiteit. Doel: Inzicht krijgen in de vraag hoe bruikbaar en valide deze epa-vignetten zijn in relatie tot zorgbehoeften en psychosociaal functioneren. Methode: rom-uitkomsten (zorgbehoeften en psychosociaal functioneren) van 706 patiënten werden per zorgzwaartevignet vergeleken (m.b.v. χ2-toetsen en anova’s). Voor twee complexe zorgzwaartevignetten (zorgwekkende zorgmijders en gevaar afwenden) werden verschillen in zorgbehoeften en functioneren longitudinaal onderzocht (met repeated measures-anova’s en analyses volgens McNemar). Resultaten: De vignetten waren in beperkte mate onderscheidend wat betreft zorgbehoeften en functioneren. Patiënten met vignetten ‘zorgwekkende zorgmijders’ en ‘gevaar afwenden’ hadden de meeste beperkingen in functioneren en de meeste (onvervulde) zorgbehoeften. Deze bevindingen bleken stabiel over tijd. Conclusie: De vignetten zijn onvoldoende onderscheidend. Om regionale zorgplanning te verbeteren is het wenselijk om bestaande informatie van zorgvignetten te verrijken met informatie over zorgbehoeften en functioneren
DOCUMENT
Achtergrond: Vanaf 2016 wordt in Utrecht in proeftuinen de GGZ zorg aan mensen met Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) gebiedsgericht uitgevoerd. Het is de bedoeling dat ervaringsdeskundigen, familie en naasten, specialistische GGZ hulpverleners, medewerkers begeleid en beschermd wonen, sociale wijkteams en eerstelijns zorgverleners nauwer gaan samenwerken. Inhoud presentatie: Door gebiedsgericht te werken kan zorg meer op maat en integraal worden aangeboden dichtbij de patiënt. Het doel van gebiedsgerichte GGZ is zorgen voor betere kansen op herstel en maatschappelijke participatie voor psychisch kwetsbare mensen. Daarnaast had het als doel het verbeteren van de ervaren kwaliteit van leven en het functioneren van de cliënten in de wijk. Op basis van Routine Outcome Monitoring, instellingsgegevens en interviews met alle betrokkenen zijn de eerste resultaten geëvalueerd die op dit congres gepresenteerd worden.
DOCUMENT
Background: Telehealth is viewed as a major strategy to address the increasing demand for care and a shrinking care professional population. However, most nurses are not trained or are insufficiently trained to use these technologies effectively. Therefore, the potential of telehealth fails to reach full utilization. A better understanding of nursing telehealth entrustable professional activities (NT-EPAs) and the required competencies can contribute to the development of nursing telehealth education. Method: In a four-round Delphi-study, a panel of experts discussed which NT-EPAs are relevant for nurses and which competencies nurses need to possess to execute these activities effectively. The 51 experts, including nurses, nursing faculty, clients and technicians all familiar with telehealth, were asked to select items from a list of 52 competencies based on the literature and on a previous study. Additionally, the panelists could add competencies based on their experience in practice. The threshold used for consensus was set at 80%. Results: Consensus was achieved on the importance of fourteen NT-EPAs, requiring one or more of the following core competencies; coaching skills, the ability to combine clinical experience with telehealth, communication skills, clinical knowledge, ethical awareness, and a supportive attitude. Each NT-EPA requires a specific set of competencies (at least ten). In total, 52 competencies were identified as essential in telehealth. Discussion/Conclusion: Many competencies for telehealth, including clinical knowledge and communication skills, are not novel competencies. They are fundamental to nursing care as a whole and therefore are also indispensable for telehealth. Additionally, the fourteen NT-EPAs appeared to require additional subject specific competencies, such as the ability to put patients at easewhen they feel insecure about using technology. The NT-EPAs and related competencies presented in this study can be used by nursing schools that are considering including or expanding telehealth education in their curriculum.
DOCUMENT
De lichamelijke gezondheid van patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) verdient veel aandacht. Zij hebben een sterk verhoogd risico op verschillende lichamelijke aandoeningen. Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en andere hulpverleners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een betere lichamelijke gezondheid van deze patiënten. Dit artikel beschrijft hoe hieraan systematisch kan worden bijgedragen door de inzet van e-health. Na het lezen van dit artikel: • kent u de belangrijkste gezondheidsrisico’s voor patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening; • kunt u beschrijven welke factoren bijdragen aan deze gezondheidsrisico’s; • kunt u de belangrijkste onderdelen voor een somatische screening beschrijven; • kent u de stappen voor het uitvoeren van een leefstijlanamnese; •weet u hoe u samen met de patiënt een leefstijlplan kunt opstellen en monitoren; •weet u hoe e-health u kan ondersteunen bij het werken aan een betere lichamelijke gezondheid van de patiënt.
DOCUMENT
INTRODUCTION: Entrustable professional activities (EPAs) are used during training but may also have significance after graduation. This domain has not yet been much explored. We investigated the use of EPAs among alumni of Master Physician Assistant programs in the Netherlands, where EPAs have been used since 2010. We aim to describe if and how EPAs have a role after graduation. Are EPAs used for continuous entrustment decisions or when shifting work settings?METHODS: In September 2020, all registered Dutch physician assistants (PAs) ( n = 1441) were invited to participate in a voluntary, anonymous survey focusing on the use of EPAs after graduation. Survey items included questions regarding the use and usefulness of EPAs, views on continuous entrustment decisions, and how PAs document their competence.RESULTS: A total of 421 PAs (response rate 29%) yielded information about the significance of EPAs after training. Among the respondents, 60% ( n = 252) reported adding new competencies and skills after graduation. One-third ( n = 120) of the respondents were trained in EPA-based programs. Almost all EPA-trained PAs (96%; n = 103) considered the EPA structure suitable to maintain and renew entrustment. Furthermore, PAs reported continued use of the EPA framework to seek formal qualifications through entrustment decisions.CONCLUSION: This study shows that EPAs can play an ongoing role for PAs after graduation. EPA-trained PAs overwhelmingly support the continuous use of the EPA framework for entrustment decisions from graduation until retirement.
DOCUMENT
Bij de richtlijn horen 1) een wetenschappelijke onderbouwing en 2) een samenvattingskaart. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij de somatische screening op gezondheidsproblemen bij mensen met een ernstige psychische aandoening, en ondersteuning te bieden bij de planning en uitvoering van vervolgactiviteiten voor preventie en tijdige diagnostiek en behandeling van somatische problemen. Gerichte leefstijlinterventies kunnen risicofactoren voor bepaalde somatische aandoeningen gunstig beïnvloeden. De richtlijn richt zich op volwassen patiënten (18-65 jaar) met een ernstige psychische aandoening of een verhoogd risico. De aanbevelingen zijn ook toepasbaar voor de POH-ggz. Medeauteurs: Marieke van Piere, Maarten Bak, Merlijn Bakkenes, Digna van der Kellen, Sonja van Hamersveld, Ronald van Gool, Katie Dermout, Titia Feldmann, Anneriek Risseeuw, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Ingrid van Vuuren, Matthijs Rümke, Evelyn Sloots-Jongen, Paul de Heij, Richard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl)
MULTIFILE