De laatste jaren groeit het bewustzijn onder wetenschappers en het brede publiek over hoe innig financiën, gezondheid en welzijn met elkaar verstrengeld zijn. Je kunt problemen van mensen vaak niet reduceren tot een aantal sub-problemen die je onafhankelijk van elkaar kunt oplossen, vanuit de gedachte dat alle oplossingen bij elkaar opgeteld het totaalprobleem verhelpen.4 Uit onderzoek weten we inmiddels steeds meer over hoe problemen met elkaar in verband staan. Beleidsmakers en uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers die de complexe relatie tussen financiële, fysieke en mentale factoren begrijpen, bevinden zich in de unieke positie om deze inzichten te vertalen naar hun initiatieven. Dit rapport biedt een overzicht van academische en grijze literatuur, en de lessen die we hieruit kunnen trekken.
In het kader van Kennis Innovatie Mapping (KIEM) binnen het programma Van afval naar grond-stof (VANG) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is het Center of Expertise Smart Sustainable Cities van Hogeschool Utrecht een onderzoek gestart. Het consortium van Hogeschool Utrecht, BOOT, NL Greenlabel, Royal Haskoning, DHV, EBU en provincie Utrecht heeft de volgende vraag beantwoord: “Wat zijn de kansen voor toepassen van principes van circulaire economie in het beheer en de ontwikkeling van de openbare ruimte?”
Het beschermen van onze leefomgeving en het verhogen van het herstellend vermogen van de natuur is belangrijker dan ooit. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied maakt duidelijk waar de prioriteiten liggen: een duurzame (kringloop) landbouw waar alle sectoren aan bijdragen, met als doel 10% groenblauwe dooradering in 2050. De paardenhouderij is onderdeel van de plattelandseconomie en toch wordt de impact van deze sector regelmatig onderschat. Het houden van paarden gaat namelijk gepaard met extensief grondgebruik en kan aanzienlijk bijdragen aan een groenere, biodiverse en duurzamere leefomgeving. Het project “Biodiverse paardenhouderijen” komt voort uit de vraag van hippische ondernemers hoe biodiversiteit en paardenwelzijn te verbinden met nieuwe verdienmodellen binnen de kaders van het verhogen van de groenblauwe dooradering en de landschapskwaliteit. Het doel van dit project is om samen met hippische ondernemers (tevens praktijklocaties), onderzoeks- en onderwijsinstellingen, brancheorganisaties, overheidsinstanties, maatschappelijke partners en hippische toeleveranciers te onderzoeken hoe paardenhouderijen biodivers en paardvriendelijk ingericht kunnen worden met aandacht voor duurzame verdienmodellen in een gebiedsgerichte context en de groenblauwe dooradering van het landelijke gebied. Op basis van de onderzoeksresultaten worden gerichte adviezen ontwikkeld voor de praktijklocaties hoe hun erven ingericht kunnen worden. Vervolgens wordt een brede modelwerkwijze voor biodiverse paardenhouderijen ontwikkeld, voor een brede toepassing in de hippische sector. De kern van dit project ligt in de nauwe samenwerking tussen de praktijk, toegepast onderzoek en het onderwijs in het wo, hbo en mbo. Praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd op locatie bij hippische ondernemers. De opgehaalde resultaten worden vervolgens geïmplementeerd en breed gepubliceerd naar alle relevante partijen binnen en buiten de sector. Het project benut de kracht van toegepast onderzoek om échte praktijkproblemen aan te pakken. Door concrete adviezen op te leveren welke direct aansluiten bij de wensen en behoeften van werkveldpartijen, levert dit project tevens een bijdrage aan de transitieopgaven van het landelijke gebied.
Bedrijven worden geconfronteerd met ontwikkelingen in de mondiale economie die sneller, complexer en onzekerder zijn dan vroeger en een grote impact hebben. Veel ontwikkelingen worden gedreven door Smart Industry: de verregaande digitalisering en verweving van apparaten, productiemiddelen en organisaties. Smart Industry biedt bedrijven in de maakindustrie kansen om producten, processen en business modellen drastisch te vernieuwen en daarmee hun concurrentiepositie te versterken. Middelgrote bedrijven missen echter tijd, capaciteit en kennis om meer radicale innovaties te onderzoeken en in actie om te zetten. Een groep van zes vooraanstaande bedrijven in (b2b-)maakindustrie in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wil daarom gebruik maken van de kennis en faciliteiten die bij Hogeschool Rotterdam en Hogeschool InHolland beschikbaar zijn. In dit RAAK-project gaan de ondernemers samen met onderzoekers, docenten en studenten onderzoeken hoe de ondernemers hun innovatievermogen kunnen verbeteren om radicale innovatie-ideeën in het kader van Smart Industry te identificeren, te ontwikkelen en te vermarkten. Beide hogescholen zetten hiertoe een breed pallet van innovatiemodellen en -technieken in waarmee de studenten en vakdocenten de mkb-deelnemers zullen uitdagen en ondersteunen. Het project levert nieuwe kennis en inzichten op over het gebruik van deze modellen en technieken in het kader van Smart Industry. Deze kennis zal worden benut om de ‘innovatie- en ondernemerschapskit’ bij de hogescholen te versterken en het onderwijs te verbeteren.
De melkveesector levert een belangrijke bijdrage aan de Europese economie. Technologische veehouderijtoepassingen, gericht op het monitoren van gezondheid en welzijn van de koeien, kunnen oplossingen bieden voor de duurzaamheidsvraagstukken in de sector. Veel toegepast zijn activiteitssensoren aan poot of hals, waarmee vruchtbaarheid en koegezondheid worden gemeten. Monitoring van lichaamstemperatuur wordt nog niet breed toegepast, terwijl dit (ook) een belangrijke maat is voor gezondheid van de koe. Ook kan hiermee hittestress worden gedetecteerd, een probleem dat steeds vaker voorkomt bij koeien in Nederland. Lichaamstemperatuur van koeien wordt meestal handmatig gemeten, wat arbeidsintensief is, niet heel nauwkeurig, en geen doorlopend beeld geeft. In dit project gaan we werken met een implanteerbare sensor die temperatuur en activiteit van koeien meet, zodat de koe 24/7 gevolgd wordt en problemen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord. Uit eerder onderzoek met deze sensor bij kalveren is gebleken dat absolute temperatuur maar ook patronen en stabiliteit van temperatuurmetingen een indicatie van de gezondheid geven. We verwachten bij melkkoeien een zelfde relatie te vinden tussen temperatuur, activiteit en gezondheid. Het onderzoek is ingebed in het lectoraat Precision Livestock Farming van HAS Green Academy, binnen de onderzoekslijn melkvee en hittestress. In vier fases wordt onderzocht of 1) het plaatsen van de sensor geen negatieve gevolgen heeft voor de koeien, 2) of de temperatuurmetingen een logisch verloop hebben en wat het verband is met de rectaaltemperatuur, 3) of de activiteitssensor toepasbaar is en vergelijkbaar met de activiteitsmetingen met de aanwezige Delaval sensoren, en 4) of de sensor toepasbaar is voor automatische detectie van hittestress. Deze manier van monitoring met behulp van onderhuidse sensoren nieuw is in de veehouderij en kan de veehouder waardevolle informatie over zijn dieren bieden. We verwachten veel van deze innovatieve oplossing voor gezondheidsmonitoring van koeien.