Deze studie beschrijft de effecten van twee regio-issues op het imago van die regio’s: het effect van de aankondiging van (meer en zwaardere) aardbevingen op de aantrekkelijkheid van Noord-Groningen, en het effect van Project X Haren (jongerenrelletjes) op de aantrekkelijkheid van het dorp Haren. Tevens is gekeken of mogelijke effecten verschillen naar gelang afstand tot de regio of doelgroep (bewoners versus niet bewoners, en bedrijven). Er is in juni 2013 een korte vragenlijst verspreid onder ruim 300 bedrijven in Nederland, en ruim 400 particulieren. Het blijkt dat beide issues goed bekend waren in heel Nederland en dat het inderdaad geleid heeft tot een negatief effect op de regio’s als woon- en/of vestigingslocatie. Er was nauwelijks effect aantoonbaar op bezoekaantrekkelijkheid (case Noord Groningen). Bedrijven en bewoners uit de eigen regio zijn (logischerwijs) beter op de hoogte van regionieuws dan buiten de regio. Er is geen verband met afstand gevonden. Wel geldt zowel binnen als buiten de eigen regio dat als een regio minder aantrekkelijk gevonden wordt, men ook minder goed op de hoogte is van regionieuws. Dit vergroot het belang van goede communicatie met de eigen doelgroepen in een regio. Landelijk nieuws kan ook, zoals in geval van Haren, leiden tot grotere bekendheid. Ondanks dat een aantal mensen daar een negatief gevoel bij heeft, blijven er grote groepen over waarbij het geen negatief effect heeft zodat ook slecht nieuws kan leiden tot versterking van het regiomerk.
Onderzoekers van het MOVES-onderzoeksprogramma hebben een vierde whitepaper uitgebracht. In deze publicatie is de belangrijkste kennis over maatschappelijke effecten van topsportevenementen bij elkaar gebracht. Ook zijn er kennishiaten benoemd die richting geven aan vervolgonderzoek. De thema’s die worden behandeld zijn: sportdeelname, welzijn, sociale cohesie, trots en geluk. Daarnaast is beschreven op welke manier topsportevenementen als hefboom (‘podium’) gebruikt kunnen worden en hoe dat tot impact en legacy kan leiden. Dit whitepaper maakt deel uit van werkpakket 4.
Met de publicatie van het eindrapport is een vierjarig onderzoek naar de effecten van masteropleidingen voor leraren en hun omgeving afgerond. Doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen welke effecten het volgen en afronden van een post-initiële masteropleiding heeft voor leraren, voor het onderwijs dat ze verzorgen, voor hun collega’s en voor de school als geheel. Van alle mogelijke effecten die een masteropleiding kan hebben op leraren en hun omgeving, wordt door dit onderzoek een beperkt aantal aangetoond. Vrijwel alle aan te tonen effecten zijn positief en betreffen vooral het pedagogisch-didactisch handelen van leraren, de onderzoekende houding van leraren en de professionaliteit van de schoolorganisatie Deze effecten worden herkend door alumni van masteropleidingen en hun schoolleiders en veelal toegeschreven aan het geleerde binnen de masteropleidingen. Voor het kunnen toepassen van de geleerde kennis en vaardigheden door masteropgeleide leraren zijn cultuur, beleid en visie van de schoolorganisatie van wezenlijk belang.Met dit onderzoek wil het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zicht krijgen op de effecten van meer masteropgeleide leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, op de werkzame mechanismen die daaraan ten grondslag liggen en de condities die daarbij gelden. Effecten zijn gemeten aan de hand van een ‘verschil-in-verschilmeting’, waarbij de ontwikkeling van leraren die een masteropleiding volgen is afgezet tegen de ontwikkeling van een vergelijkbare groep van leraren die geen masteropleiding volgen of hebben gevolgd. Daarnaast is gebruikgemaakt van een vragenlijst onder schoolleiders over de impact van masteropgeleide leraren. Ten slotte zijn enkele afgestudeerden en leidinggevenden geïnterviewd om meer zicht te krijgen op onderliggende mechanismen en stimulerende en belemmerende factoren.Het onderzoek laat zien dat masteropleidingen invloed hebben op de kwaliteiten van leraren, op de bijdrage die ze leveren aan het leren van leerlingen, op de aantrekkelijkheid van hun beroep en de uitdaging die ze daarin ervaren, op de betrokkenheid bij vak- en klas-overstijgende processen en op schoolculturen. De gevonden invloeden hangen af van het type masteropleiding dat gevolgd is en zijn met name als het gaat om invloeden op schoolniveau afhankelijk van de condities en de cultuur binnen de school.
Het senior management op C-niveau stelt steeds vaker een CISO (Chief Information Security Officer) aan welke plaats neemt in het management team of hier rechtstreeks aan rapporteert. Maar de CISO is vaak een persoon met een bèta achtergrond. Vaktechnisch inhoudelijk zijn deze personen vaak zeer bekwaam maar missen veelal de juiste skills om zich staande te kunnen houden op managementniveau. Dit onderzoek richt zich op de doorlopende evolutie van CISO leidershap en benodigde skills om successvol te woren en blijven.