Background & aims: In dietary practice, it is common to estimate protein requirements on actual bodyweight, but corrected bodyweight (in cases with BMI <20 kg/m2 and BMI ≥30 kg/m2) and fat free mass (FFM) are also used. Large differences on individual level are noticed in protein requirements using these different approaches. To continue this discussion, the answer is sought in a large population to the following question: Will choosing actual bodyweight, corrected bodyweight or FFM to calculate protein requirements result in clinically relevant differences? Methods: This retrospective database study, used data from healthy persons ≥55 years of age and in- and outpatients ≥18 years of age. FFM was measured by air displacement plethysmography technology or bioelectrical impedance analysis. Protein requirements were calculated as 1) 1.2 g (g) per kilogram (kg) actual bodyweight or 2) corrected bodyweight or 3) 1.5 g per kg FFM. To compare these three approaches, the approach in which protein requirement is based on FFM, was used as reference method. Bland–Altman plots with limits of agreement were used to determine differences, analyses were performed for both populations separately and stratified by BMI category and gender. Results: In total 2291 subjects were included. In the population with relatively healthy persons (n = 506, ≥55 years of age) mean weight is 86.5 ± 18.2 kg, FFM is 51 ± 12 kg and in the population with adult in- and outpatients (n = 1785, ≥18 years of age) mean weight is 72.5 ± 18.4 kg, FFM is 51 ± 11 kg. Clinically relevant differences were found in protein requirement between actual bodyweight and FFM in most of the participants with overweight, obesity or severe obesity (78–100%). Using corrected bodyweight, an overestimation in 48–92% of the participants with underweight, healthy weight and overweight is found. Only in the Amsterdam UMC population, protein requirement is underestimated when using the approach of corrected bodyweight in participants with severe obesity. Conclusion: The three approaches in estimation of protein requirement show large differences. In the majority of the population protein requirement based on FFM is lower compared to actual or corrected bodyweight. Correction of bodyweight reduces the differences, but remain unacceptably large. It is yet unknown which method is the best for estimation of protein requirement. Since differences vary by gender due to differences in body composition, it seems more accurate to estimate protein requirement based on FFM. Therefore, we would like to advocate for more frequent measurement of FFM to determine protein requirements, especially when a deviating body composition is to be expected, for instance in elderly and persons with overweight, obesity or severe obesity.
BACKGROUND & AIMS: Sufficient protein intake is of great importance in hemodialysis (HD) patients, especially for maintaining muscle mass. Daily protein needs are generally estimated using bodyweight (BW), in which individual differences in body composition are not accounted for. As body protein mass is best represented by fat free mass (FFM), there is a rationale to apply FFM instead of BW. The agreement between both estimations is unclear. Therefore, the aim of this study is to compare protein needs based on either FFM or BW in HD patients.METHODS: Protein needs were estimated in 115 HD patients by three different equations; FFM, BW and BW adjusted for low or high BMI. FFM was measured by multi-frequency bioelectrical impedance spectroscopy and considered the reference method. Estimations of FFM x 1.5 g/kg and FFM x 1.9 g/kg were compared with (adjusted)BW x 1.2 and x 1.5, respectively. Differences were assessed with repeated measures ANOVA and Bland-Altman plots.RESULTS: Mean protein needs estimated by (adjusted)BW were higher compared to those based on FFM, across all BMI categories (P < 0.01) and most explicitly in obese patients. In females with BMI >30, protein needs were 69 ± 17.4 g/day higher based on BW and 45 ± 9.3 g/day higher based on BMI adjusted BW, compared to FFM. In males with BMI >30, protein needs were 51 ± 20.4 g/day and 23 ± 20.9 g/day higher compared to FFM, respectively.CONCLUSIONS: Our data show large differences and possible overestimations of protein needs when comparing BW to FFM. We emphasize the importance of more research and discussion on this topic.
Ouderen worden steeds ouder en wonen steeds langer thuis. Een goede voedingstoestand, en de keuze van de juiste eiwitrijke voedingsproducten, dragen bij aan behoud van gezondheid en vitaliteit van thuiswonende ouderen. Uit eerder onderzoek is bekend dat enerzijds de eiwitbehoefte van ouderen verhoogd is, terwijl anderzijds de eiwitinname van thuiswonende ouderen veelal insufficiënt is. Bovendien hebben ouderen onvoldoende kennis over het belang van eiwit voor het behoud van hun vitaliteit. Bij ouderen is daarom onvoldoende bewustzijn dat zij, door voldoende eiwitten te eten, zélf een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde en vitale oude dag. Zowel gezondheidsprofessionals als voedingsmiddelenbedrijven zijn zich bewust van de belangrijke rol van eiwit. Deze boodschap heeft de oudere consument echter nog niet bereikt. Intussen zijn voedingsmiddelenbedrijven wel al bezig hun assortiment aan te passen aan de verhoogde eiwitbehoefte van ouderen. Middels dit subsidievoorstel wordt in kaart gebracht wíe de oudere burger is die extra eiwit nodig heeft, welke kennis hij heeft en welke kennislacunes er nog zijn, aan welke informatie en aan welke producten hij behoefte heeft, en via welke communicatiekanalen hij het best geïnformeerd kan worden. Parallel hieraan wordt met producenten en oudere consumenten getest welke producten het best passen bij ‘de eiwitrijke keuze’. In dit onderzoek combineren HAN en HAS Hogeschool hun complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Marketing & Communicatie (HAS) en werken samen met het voedingsmiddelenbedrijfsleven aan het oplossen van een concreet probleem. Nieuwe communicatiestrategieën worden ontworpen en getoetst om de oudere consument meer bewust te maken van het belang van eiwit. Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals Platform Patiënt en Voeding, KBO-PCOB, het Voedingscentrum en de Stuurgroep Ondervoeding.
Uit eerder onderzoek is bekend dat enerzijds de eiwitbehoefte van ouderen verhoogd is, terwijl anderzijds de eiwitinname van thuiswonende ouderen veelal insufficiënt is. Bovendien hebben ouderen onvoldoende kennis over het belang van eiwit voor het behoud van hun vitaliteit. Bij ouderen is daarom onvoldoende bewustzijn dat zij, door voldoende eiwitten te eten, zélf een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde en vitale oude dag. Zowel gezondheidsprofessionals als voedingsmiddelenbedrijven zijn zich bewust van de belangrijke rol van eiwit. Deze boodschap heeft de oudere consument echter nog niet bereikt. Intussen zijn voedingsmiddelenbedrijven wel al bezig hun assortiment aan te passen aan de verhoogde eiwitbehoefte van ouderen. In het RAAK-mkb project ConsuBETER wordt sinds begin 2019 in kaart gebracht wíe de oudere burger is die extra eiwit nodig heeft, welke kennis hij heeft en welke kennislacunes er nog zijn, aan welke informatie en aan welke producten hij behoefte heeft, en via welke communicatiekanalen hij het best geïnformeerd kan worden. In het ConsuBETER onderzoek combineren HAN en HAS Hogeschool hun complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Marketing & Communicatie (HAS) en werken samen met het voedingsmiddelenbedrijfsleven aan het oplossen van een concreet probleem. Nieuwe communicatiestrategieën worden ontworpen en getoetst om de oudere consument meer bewust te maken van het belang van eiwit. Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals Platform Patiënt en Voeding, KBO-PCOB en het Voedingscentrum. Afgelopen half jaar zijn diverse werkzaamheden blijven liggen en heeft binnen dit project door de coronamaatregelen een supermarktstudie niet optimaal plaats kunnen vinden. Daarom wordt het project verlengd en wordt deze ConsuBETER impuls aanvraag ingezet voor een herhaling van dit onderzoek naar kennis en aankoopmotieven van de oudere consument, maar dan in een reëlere supermarkt setting. Ook worden de extra inspanningen bekostigd om het consortium aangehaakt te houden.
Neuromusculaire aandoeningen (spierziekten) hebben een enorme impact op de kwaliteit van leven. Zenuwen en of/ spieren zijn vaak aangedaan wat beweging lastig of onmogelijk maakt met als gevolg 1) verlies van spiermassa, 2) verlies van spier functioneren, 3) uitvallen van de spierfunctie en uiteindelijk overlijden. Ondanks dat spierziekten meestal niet te genezen zijn, is behandeling goed mogelijk. Behandeling van spierziekten verlengt de levensduur en verbetert de kwaliteit van leven aanzienlijk. Het remmen van spiermassa- en spierfunctieverlies zou een enorme impact kunnen hebben op de kwaliteit van leven van mensen met spierziekten. Belangrijke oorzaken van het verlies van spiermassa zijn naast de ziekte zelf, inactiviteit en inadequate voedingsinname. Met name een lage eiwitinname tijdens lage fysieke inspanning zorgt voor veel spiermassaverlies. Een optimale eiwitinname, liefs met verhoging van fysieke inspanning, zou het verlies van spiermassa en achteruitgang in fysiek functioneren kunnen remmen en/of zelfs verhogen. Echter is er nog weinig informatie over de rol van eiwit in de voeding bij spierziekten. Dit belemmert de diëtetiek in het optimaal behandelen van patiënten met een spierziekte. In samenwerking met het kennisnetwerk Diëtisten voor Spierziekten, de patiëntenvereniging Spierziekten Nederland en MKB hebben we de volgende vragen gedefinieerd: 1) Wat is de huidige dagelijkse eiwitinname van patiënten met een spierziekte, 2) wat is de eiwitbehoefte van patiënten met een spierziekte, 3) wat is er in de literatuur bekend over de rol/meerwaarde van eiwit bij spierziekten, en 4) hoe kunnen we de eiwitinname van patiënten met een spierziekte verbeteren? Projectactiviteiten omvatten: 1) Vooronderzoek naar de huidige eiwitinname van mensen met een spierziekte, 2) literatuuronderzoek naar de behoefte en rol van eiwit bij mensen met een spierziekte, 3) formeren van een landelijk netwerk van professionals en wetenschappers die zich focussen op de rol van voeding en beweging bij spierziekten en 4) het schrijven van een projectvoorstel dat de behoefte, rol en implementatie van eiwitrijke voeding onderzoekt op het behoud en/of verbeteren van spiermassa, fysiek functioneren en kwaliteit van leven van mensen met een spierziekte.