Rond 2015 werd middels practoraten een start gemaakt met het realiseren van een duurzame verbinding tussen praktijkonderzoek en onderwijsverbetering in het mbo. Een practoraat is een expertiseplatform binnen een mbo-instelling waar praktijk(gericht) onderzoek wordt uitgevoerd. Doel is het bijdragen aan onderwijsvernieuwing en verspreiden van kennis. Voor het bereiken van dit doel wordt van practoraten verwacht dat ze kennisbenutting van practoraatsopbrengsten in scholen stimuleren. De praktijkvraag was hoe practoraten aan deze verwachting kunnen voldoen. In voorliggend onderzoek is een model dat kennisbenutting als dynamische interactie adresseert gehanteerd om het proces van kennisbenutting in de context van practoraten te begrijpen en te bevorderen. Het onderzoek richt zich op de vraag welke strategieën practoren hanteren om kennisbenutting bij docenten(teams) te stimuleren, en welke strategieën docenten(teams) hanteren om kennis te benutten. Het onderzoeksdesign wordt gekenmerkt door het verbinden van activiteiten en praktische inzichten van practoraten in mbo-instellingen met onderzoeksactiviteiten en wetenschappelijke inzichten. Er zijn diverse kwalitatieve en kwantitatieve methoden van dataverzameling ingezet. We concluderen dat het model van kennisbenutting als een dynamische interactie zowel passend is voor de wijze waarop practoren kennisbenutting willen stimuleren en als wijze waarop docenten(teams) opbrengsten van practoraten benutten.
Een competent NT2-docent houdt ontwikkelingen in zijn/haar vakgebied bij: professionaliseren is een must. Wanneer onderwijsprofessionals kennisnemen van inzichten uit onderzoek over wat werkt (en wat niet), kunnen zij hun onderwijs ‘evidence-informed’ vormgeven en vernieuwen. Dat vereist natuurlijk wel dat docenten weten wat werkt en daarvoor is toegang tot wetenschappelijke kennis nodig. Internationaal onderzoek laat echter zien dat het professionals in de onderwijspraktijk vaak schort aan tijd en middelen om kennis te nemen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Een gevolg daarvan zou kunnen zijn dat het onderwijs te weinig vernieuwt en/of dat vernieuwingen die wel plaatsvinden niet evidence-informed zijn. De onderwijsinspectie concludeerde recent dat het lerend vermogen van het onderwijs inderdaad relatief klein is in vergelijking met andere disciplines, en dat onderwijsvernieuwing te weinig systematisch plaatsvindt en onvoldoende duurzaam is (Inspectie van het onderwijs, 2019). Daar zijn ongetwijfeld vele redenen voor, maar één ervan is dat de afstand tussen onderwijs en onderzoek vrij groot is. Er vindt nog weinig kennisdeling plaats tussen wetenschap en de onderwijspraktijk in vergelijking met sommige andere disciplines.
Zijinstromers in het primair onderwijs combineren een opleiding tot bevoegd docent met een baan in het primair onderwijs en hebben daarnaast vaak nog een gezin. Het opleidingstraject wordt door veel studenten als “zwaar” ervaren en de uitval is hoog, soms met grote gezondheidsschade (burnout). Dat is ernstig voor de studenten, maar het is ook ernstig omdat zijinstromers cruciaal zijn in de strijd tegen het lerarentekort waar het primair onderwijs mee kampt. Terwijl breed bekend is dat de opleiding zwaar is, is niet precies bekend hoe en wanneer het traject zwaar is. Dat betekent dat het ook niet goed mogelijk is om het traject aan te passen. Hoe kan het traject didactisch, logistiek en qua begeleiding beter aansluiten bij deze groep? Er is scherp inzicht nodig in hoe zijinstromers hun tijd besteden, hoe en wanneer zij tijdsdruk ervaren, en op welke momenten die druk onaanvaardbaar wordt. Dat is een complexe vraag omdat tijdsdruk ervaren niet exclusief het gevolg is van veel werk hebben. Het gaat ook over of gepland werk gedaan kon worden, of er flow ervaren is, of werk/opdrachten relevant voelen, etc. Het verkrijgen van dat inzicht vraagt om tijdsbestedings/tijdservaringsonderzoek. Echter, dit soort onderzoek is klassiek belastend voor deelnemers. Er moet bijvoorbeeld meerdere keren per dag een vragenlijst worden ingevuld: nog een extra taakje. Deze kiemaanvraag wil een innovatieve manier van tijdsonderzoek doorontwikkelen: met behulp van smartphones en wearables data automatisch en half-automatisch verzamelen. Naast een helder inzicht in hoe de student door de opleiding reist (“user journey”) en dus waar in de opleiding de pijnpunten zitten, levert dit onderzoek ook een natuurlijke aanleiding op om met veel schoolbesturen en zijinstromers in gesprek te gaan: een vruchtbare basis voor het vormen van een langdurig en stevig consortium waarbinnen verder onderzoek naar zijinstromers gedaan kan worden.