In mijn promotieonderzoek heb ik mij gericht op het identificeren van inspiratiebronnen voor profes-sionalisering in de vorm van persona’s, die ik beelden van de professional heb genoemd (De Jonge, 2015). Mijn aanvankelijk plan was om deze bronnen vruchtbaar te maken voor professionaliserings-trajecten, maar mijn promotor stelde een andere richting voor. Voorbeelden van zulke beelden zijn de reflectieve praktijkwerker (Schön, 1983), de presentiebeoefenaar (Baart, 2001), de intrapreneur (Pin-chot, 1985) en de democratische professional (Dzur, 2008). De normatieve professional (Kunneman, 1996) is een beeld dat ik in mijn promotieonderzoek heb opgenomen. Later heb ik betoogd dat ook de muzische professional (Van Rosmalen, 1996) zo’n inspirerend beeld is (De Jonge, 2019b). Dit postdoc-onderzoek kan worden opgevat als een zoektocht om de inspiratie van de normatieve professional en de muzische professional op praktische wijze met elkaar te verbinden tot wat ik – in navolging van Banks’ (2016) concept van ‘ethics work’ – muzisch ethiekwerk heb genoemd. Dit schilderij van mijn vrouw associeerde ik met de dappere en moeizame pogingen van professionals om zich op de juiste wijzen te verhouden tot de complexe contexten waarin zij opereren. Ik gebruikte het voor het omslag van mijn dissertatie. Dit onderzoeksrapport is het verslag van een verkennend postdoc onderzoek naar de potentiële meer-waarde van de theatrale dialoog als ethische interventie voor sociale professionals. De theatrale dia-loog is een muzische werkvorm die ontwikkeld is door Bart van Rosmalen (1996). De kern ervan is dat twee personen in een woordeloze interactie om beurten houdingen of posities ten opzichte van elkaar innemen. In deze verkenning is onderzocht of deze non-verbale werkvorm behulpzaam kan zijn om ethische vraagstukken van sociale professionals te verhelderen. Hierbij is gebleken dat deze interven-tie het ethisch actorschap (Keinemans, De Jonge & Kloppenburg, 2014) van professionals stimuleert, hen aanzet tot ethiekwerk (Banks, 2016). De professionals die aan het onderzoek hebben deelgeno-men, hebben naar eigen zeggen de meerwaarde van deze muzische interventie ervaren. De theatrale dialoog als een vorm van muzische professionalisering bezit dan ook de potentie om de ethische pro-fessionalisering van sociale professionals te bevorderen.
DOCUMENT
De Politieacademie heeft binnen het politiebestel de taak om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en uit te besteden ten behoeve van de politie. Met ingang van 2015 is de strategische onderzoeksagenda voor de politie leidend voor dit onderzoek (Janssen & Venderbosch, 2014). De Politieacademie formuleert deze agenda met input van de Nationale Politie en wetenschappers en de minister van V&J stelt hem vast. De Politieacademie krijgt daarmee de verantwoordelijkheid voor de programmering van het onderzoek ten behoeve van de politie. Een belangrijk aspect van de zorg voor kwaliteit van het onderzoek is de doorwerking van politiekundige kennis in het politieonderwijs en de politiepraktijk. Om deze taak goed op zich te kunnen nemen wil de directeur Kennis & Onderzoek van de Politieacademie inzicht krijgen in de verschillende vormen van politiegerelateerd onderzoek in Nederland
DOCUMENT
Het Samen Opleiden traject De Noord- Hollandse SamenScholing (NHS) is een samenwerking tussen pabo Inholland Alkmaar en vijf schoolbesturen in het primair onderwijs uit de regio. Het doel is om studenten op te leiden tot reflectieve, contextbewuste leraren. Dit opleiden gebeurt in een hybride leeromgeving waarin opleiding en werkveld samenwerken in leerteams. De op deze wijze opgeleide leraren benutten onderzoekend vermogen in hun dagelijks handelen om continue af te kunnen stemmen op wat leerlingen nodig hebben. Deze leerteams bestaan uit eersteen tweedejaarsstudenten, een instituuts- en een schoolopleider. Het lectoraat De Pedagogische Opdracht (DPO) van Inholland legde de theoretische basis voor het definiëren en bevorderen van de reflectieve en contextbewuste professionaliteit van de (aanstaande) leraren en voor het definiëren van de plaats en functie van onderzoekend vermogen in dit proces. Daarnaast volgden de onderzoekers van het lectoraat DPO de leerteams gedurende het eerste jaar om middels actieonderzoek te verkennen hoe reflectiviteit en contextbewustzijn bij studenten versterkt kan worden en hoe zij hiervoor hun onderzoekend vermogen kunnen benutten. Er is in kaart gebracht wat dit betekent voor het samen werken en leren in leerteams en wat dit betekent voor de rol van de lerarenopleider. In dit artikel gaan we allereerst dieper in op de concepten die in het ontwerp en de werkwijze van de leerteams als theoretische basis zijn benut. Vervolgens lichten we toe op welke wijze de onderzoekers met de lerarenopleiders in de leerteams hebben samengewerkt, hoe het proces is verlopen, welke keuzes zijn gemaakt en wat de inzichten zijn. De citaten die de theorie illustreren zijn afkomstig uit actieonderzoek dat onderzoekers van het lectoraat samen met de lerarenopleiders hebben verricht.
DOCUMENT
Rond 2015 werd middels practoraten een start gemaakt met het realiseren van een duurzame verbinding tussen praktijkonderzoek en onderwijsverbetering in het mbo. Een practoraat is een expertiseplatform binnen een mbo-instelling waar praktijk(gericht) onderzoek wordt uitgevoerd. Doel is het bijdragen aan onderwijsvernieuwing en verspreiden van kennis. Voor het bereiken van dit doel wordt van practoraten verwacht dat ze kennisbenutting van practoraatsopbrengsten in scholen stimuleren. De praktijkvraag was hoe practoraten aan deze verwachting kunnen voldoen. In voorliggend onderzoek is een model dat kennisbenutting als dynamische interactie adresseert gehanteerd om het proces van kennisbenutting in de context van practoraten te begrijpen en te bevorderen. Het onderzoek richt zich op de vraag welke strategieën practoren hanteren om kennisbenutting bij docenten(teams) te stimuleren, en welke strategieën docenten(teams) hanteren om kennis te benutten. Het onderzoeksdesign wordt gekenmerkt door het verbinden van activiteiten en praktische inzichten van practoraten in mbo-instellingen met onderzoeksactiviteiten en wetenschappelijke inzichten. Er zijn diverse kwalitatieve en kwantitatieve methoden van dataverzameling ingezet. We concluderen dat het model van kennisbenutting als een dynamische interactie zowel passend is voor de wijze waarop practoren kennisbenutting willen stimuleren en als wijze waarop docenten(teams) opbrengsten van practoraten benutten.
DOCUMENT
Een competent NT2-docent houdt ontwikkelingen in zijn/haar vakgebied bij: professionaliseren is een must. Wanneer onderwijsprofessionals kennisnemen van inzichten uit onderzoek over wat werkt (en wat niet), kunnen zij hun onderwijs ‘evidence-informed’ vormgeven en vernieuwen. Dat vereist natuurlijk wel dat docenten weten wat werkt en daarvoor is toegang tot wetenschappelijke kennis nodig. Internationaal onderzoek laat echter zien dat het professionals in de onderwijspraktijk vaak schort aan tijd en middelen om kennis te nemen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Een gevolg daarvan zou kunnen zijn dat het onderwijs te weinig vernieuwt en/of dat vernieuwingen die wel plaatsvinden niet evidence-informed zijn. De onderwijsinspectie concludeerde recent dat het lerend vermogen van het onderwijs inderdaad relatief klein is in vergelijking met andere disciplines, en dat onderwijsvernieuwing te weinig systematisch plaatsvindt en onvoldoende duurzaam is (Inspectie van het onderwijs, 2019). Daar zijn ongetwijfeld vele redenen voor, maar één ervan is dat de afstand tussen onderwijs en onderzoek vrij groot is. Er vindt nog weinig kennisdeling plaats tussen wetenschap en de onderwijspraktijk in vergelijking met sommige andere disciplines.
DOCUMENT
ICT-middelen worden steeds vaker ingezet in het primair onderwijs, hierdoor veranderen werkwijzen en zullen andere leerkrachtvaardigheden vereist zijn. Echter, de inzet van ICT zal alleen een bijdrage leveren aan het leerproces wanneer leerkrachten niet alleen digitale vaardigheden bezitten, maar inhoudelijke kennis, didactische – en digitale vaardigheden optimaal met elkaar weten te verbinden. In dit verkennend onderzoek is gekeken hoe schoolleiders en leerkrachten Chromebooks integreren in het onderwijs, hoe deze didactisch ingezet worden en welke vaardigheden leerkrachten daarbij nodig hebben. In het onderzoek zijn op zes scholen semigestructureerde interviews afgenomen bij 6 schoolleiders, 13 leerkrachten en 21 leerlingen. De gesprekken zijn opgenomen, uitgeschreven en vervolgens samengevat waarbij de gespreksinstrumenten als leidraad dienden. In de resultaten zijn de uitkomsten van de verschillende scholen samengevoegd om zo de centrale vraagstelling van dit onderzoek te kunnen beantwoorden: Hoe wordt de Chromebook ingezet in scholen binnen OPOD, wat is de gewenste didactische inzet van de Chromebook volgens de scholen, en welke ondersteuningsbehoeften ervaren scholen bij de inzet van Chromebooks?
DOCUMENT
Dit artikel laat zien hoe artistiek onderzoek gegrond kan worden in wat we “de artistieke attitude” noemen en begrepen kan worden vanuit het performatieve paradigma. De kern is dat artistiek onderzoek niet zozeer op zoek is naar ‘objectieve’ kennis, maar naar een meer ecologisch gevoelige benadering, waarin onverwachte verwevingen ontstaan en ontmoetingen mogen plaatsvinden.
LINK
Bij Aeres Hogeschool Wageningen gaat de aandacht voor onderzoek gaandeweg over in aandacht voor onderzoekend vermogen en dat ook transdisciplinair vermogen in beeld is. In de curricula van de opleidingen, in de professionalisering van opleiders en in de kenniskring wordt zichtbaar hoe de organisatie hier vorm aangeeft. De verwachting is dat hierdoor simpel grensverkeer tussen onderwijs en onderzoek (heen-en-weer even oversteken en dan gauw terug naar je eigen ecosysteem) vermindert en dat grenspraktijken groeien, bijvoorbeeld in de vorm van nu al veel voorkomende partnerschappen tussen lerarenopleiders, docenten en onderzoekers die samen eenweerbarstig praktijkvraagstuk te lijf gaan. De verwachting is een verdere ontwikkeling van nieuwe grenspraktijken met lerarenopleiders, docenten en onderzoekers in een symbiotische relatie waarin wie wie is, niet meer goed te zien is, of zelfs niet relevant, omdat onderzoekend en transdisciplinair vermogen van opleiders en onderzoekers vanzelfsprekend zijn.
DOCUMENT
Als hbo-docent kom je regelmatig momenten tegen waarop je even niet (zeker) weet hoe je moet handelen (Ommering et al., 2023). Dat is niet gek in een dynamische context met snelle ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van GenAI en de vragen die dit oproept voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van opdrachten of toetsing. Op dit soort momenten van niet-weten is onderzoekend vermogen essentieel en daardoor van belang voor elke docent. Door onderzoekend vermogen in te zetten, denk je na over welke handelingskennis ontbreekt en hoe je dit kan ontwikkelen op een manier die past bij jouw context. Onderzoekend vermogen vergroot daarmee de flexibiliteit en wendbaarheid van docenten die nodig is voor toekomstbestendig hoger beroepsonderwijs (Darling-Hammond et al., 2017; OCW, 2019, Vereniging Hogescholen, 2019). Hoe kan je dit als hbo-docent ontwikkelen? In dit artikel beschrijven we op basis van onderzoek op vier hogescholen verschillende manieren om onderzoekend vermogen van hbo-docenten te vergroten. Deze manieren zijn geïdentificeerd door hbo-docenten zelf, andere onderwijsprofessionals en studenten uit het hbo. Wat blijkt? Er is een waaier aan mogelijkheden!
DOCUMENT
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.
DOCUMENT