Het voorliggende onderzoeksverslag inventariseert de effecten van het kabinetsbeleid op de bedrijfsvoering en dienstverlening van woningcorporaties. Hiervoor zijn 410 respondenten benaderd in augustus 2013 en is van 156 een volledig ingevulde enquête ontvangen. De enquête bestaat uit verschillende modules. Gevraagd is naar de doorgevoerde en voorgenomen veranderingen in bedrijfslasten, werkorganisatie, dienstverlening en digitalisering van de bedrijfsvoering.
Met de huidige maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaat en transities op het gebied van de vermindering van beschikbare ruimte voor stedelijk goederenvervoer en de sterke groei in e-commerce wordt het steeds belangrijker om logistiek mee te nemen in het ruimtelijk ontwerp van een gebied. Hierdoor kan efficiënte bevoorrading worden gerealiseerd en overlast worden beperkt. Ook kan zo worden aangesloten bij stedelijke ambities omtrent schone en slimme stadslogistiek. Toch wordt logistiek vaak niet of beperkt meegenomen in de ruimtelijke planning bij het (her-)ontwikkelen van gebieden. Door vroegtijdig na te denken over hoe het logistieke systeem eruit moet zien kan in het stedelijke ontwerp rekening worden gehouden met het ruimtegebruik van logistiek. Dit kan inefficiënte inpassing achteraf voorkomen. Om een hulpmiddel te bieden voor steden is daartoe een methode ontwikkeld die een basis vormt voor het nadenken over hoe logistiek kan worden geïntegreerd in de ruimte bij nieuwe gebiedsontwikkelingen. Stadslogistiek kenmerkt zich door de grote diversiteit van stromen waarin elk logistiek segment (afval, bouw, express en pakket, facilitair, etc.) om een eigen aanpak vraagt. Om die reden is het uitgangspunt van de methode om eerst grip te verkrijgen op het verwachte aantal voertuigen per stadslogistiek segment voordat wordt gekeken naar welke logistieke oplossingen passend zijn. Op basis van de samenstelling van het nieuw te ontwikkelen gebied (type en grootte bedrijven, functies en aantal huishoudens) en de geobserveerde voertuigen in andere gebieden wordt daar een inschatting van gegeven. Vanuit hier kan met maatwerk een mix van logistieke oplossingen worden opgesteld dat aansluit bij het type logistiek en de kenmerken en plannen voor en rond het gebied. Stedenbouwkundige ontwerpers kunnen dit vervolgens meenemen, zodat logistiek een slim en integraal onderdeel wordt van het ontwerp.
Diëtisten signaleren dat het belang van goede voeding en voorkomen van ondervoeding in verpleeg- en verzorgingshuizen onvoldoende op het netvlies staat bij verschillende disciplines. Er is onvoldoende bekend over de omvang van het probleem en de wijze waarop goede voedingszorg georganiseerd kan worden. Goede voeding speelt een belangrijke rol bij het ouder worden: behoud van vitaliteit, voorkomen van complicaties. Bovendien draagt goede voeding bij aan een betere kwaliteit van leven. Juist voor de meest kwetsbare groep ouderen, verpleeghuisbewoners, is goede voedingszorg daarom belangrijk. Betrokken professionals, zoals diëtisten, management, facilitaire dienstverlening, vragen zich echter af hoe zij optimale voedingszorg kunnen leveren. Vragen die zij hebben betreffen enerzijds ondervoedingszorg: hoe ziet optimale ondervoedingszorg eruit, ter behoud van kwaliteit van leven en ter preventie van complicaties, wie zijn daarbij betrokken en wie heeft welke verantwoordelijkheid? Anderzijds zijn er vragen over goede voedingszorg voor alle bewoners: hoe kunnen we de voedingszorg voor onze bewoners optimaal inrichten, wie en wat hebben we daarvoor nodig, welke barrières moeten we nemen om voedingszorg te optimaliseren, en bij wie (en hoe) moeten we die voedingszorg dan beleggen? In deze RAAK subsidieaanvraag zal een consortium bestaande uit de HAN, diëtistennetwerk DGO, vijf verzorgings- en verpleeghuizen, Universiteit Maastricht, AmsterdamUMC en Stuurgroep Ondervoeding zowel ondervoedingszorg als goede voedingszorg belichten. Door middel van kwantitatief onderzoek willen wij een beeld krijgen van de grootte van het probleem van ondervoeding en determinanten die bijdragen aan incidente ondervoeding. Door middel van kwalitatief onderzoek willen we onderzoeken wie betrokken zou moeten zijn bij optimale voedingszorg, wie daarin welke verantwoordelijkheden heeft en waar optimale voedingszorg belegd zou moeten zijn. Door barrières en good practices in kaart te brengen hopen we concrete aanbevelingen te kunnen doen voor het optimaliseren van goede voedingszorg in verpleeghuizen; dit betreft zowel ondervoedingszorg als goede voedingszorg in het algemeen.
Goede voeding speelt een belangrijke rol bij het ouder worden: behoud van vitaliteit, voorkomen van complicaties. Bovendien draagt goede voeding bij aan een betere kwaliteit van leven. Juist voor de meest kwetsbare groep ouderen, verpleeghuisbewoners, is goede voedingszorg daarom belangrijk. Diëtisten, management en facilitaire dienstverlening vragen zich af hoe zij optimale voedingszorg kunnen leveren. Vragen die zij hebben betreffen enerzijds ondervoedingszorg: hoe ziet optimale ondervoedingszorg eruit, wie zijn daarbij betrokken en wie heeft daarin welke verantwoordelijkheid? Anderzijds zijn er vragen over goede voedingszorg voor alle bewoners: hoe kunnen we de voedingszorg voor onze bewoners optimaal inrichten, wie en wat hebben we daarvoor nodig, welke barrières moeten we nemen om voedingszorg te optimaliseren, en bij wie (en hoe) moeten we die voedingszorg dan beleggen? Sinds september 2020 wordt in het RAAK-publiek project “Goede voeding, goede zorg” door de HAN, diëtistennetwerk Geriatrie en Ouderen, diverse verzorgings- en verpleeghuizen, Universiteit Maastricht, AmsterdamUMC en Stuurgroep Ondervoeding zowel het aspect van ondervoeding(szorg) als goede voedingszorg in verpleeghuizen belicht. Door middel van kwantitatief onderzoek brengen wij de grootte van het probleem van ondervoeding en determinanten die bijdragen aan de incidentie van ondervoeding in beeld. Door middel van kwalitatief onderzoek onderzoeken we wie betrokken zou moeten zijn bij optimale voedingszorg, wie daarin welke verantwoordelijkheden heeft en waar optimale voedingszorg belegd zou moeten zijn. Uiteindelijk hopen we door het in kaart brengen van barrières en “good practices” concrete aanbevelingen te kunnen doen voor het optimaliseren van goede voedingszorg in verpleeghuizen; dit betreft zowel ondervoedingszorg als goede voedingszorg in het algemeen. Door Corona blijkt extra inspanning nodig om de onderzoekskwaliteit te kunnen waarborgen. We kunnen het onderzoek niet volgens de oorspronkelijke planning uitvoeren en zijn steeds genoodzaakt aanpassingen te doen. Dit leidt ertoe dat extra uren moeten worden gemaakt door het onderzoeksteam om goede kwaliteit onderzoek te blijven leveren.
De Rijksoverheid beschikt over een uitzonderlijk krachtig instrument voor het initiëren, faciliteren en versnellen van de circulaire transitie: de eigen inkoopactiviteiten. De Rijksoverheid besteedt jaarlijks €15,2mrd aan het inkopen van producten, diensten en werken en is daarmee één van de grootste opdrachtgevers van Nederland, en dat in nagenoeg alle markten. Wil de Rijksoverheid de gestelde ambities van Nederland Circulair 2050 behalen, dan moet (onnodig) grondstoffengebruik verminderd en voorkomen worden. Dit kan bereikt worden door de circulaire strategieën refuse, rethink en reduce in te bedden in de inkooppraktijk. Vooralsnog is daar beperkt sprake van. De inkoopprofessional speelt een cruciale rol als change agent om refuse, rethink en reduce doeltreffend toe te passen in de inkoopactiviteiten van de Rijksoverheid. Om die rol adequaat uit te oefenen, geven de inkoopprofessional aan behoefte te hebben aan kennis, kunde en handvatten. Die behoefte vullen we in via dit onderzoeksvoorstel. De onderzoeksvraag is: Op welke manier en met welke middelen kunnen inkoopprofessionals de hogere circulaire (inkoop) strategieën refuse, rethink en reduce initiëren, faciliteren en versnellen binnen de inkoopactiviteiten van de Rijksoverheid? Dit onderzoek draagt bij aan een nieuwe inkooppraktijk binnen de Rijksoverheid door: • Casestudies/teachingcases te ontwikkelen over emergent practices,van refuse, reduce en rethink in de inkooppraktijk, • De behoefte van inkoopprofessionals te identificeren ten aanzien van capaciteiten, motivatie en mogelijkheden om refuse, rethink en reduce toe te passen, • Te leren binnen een living lab in de facilitaire dienstverlening met opdrachtgevers, inkoopprofessionals, marktpartijen en het onderwijs, • Handvatten en interventies te ontwerpen om deze hoge circulaire strategieën breed toe te passen. Dit onderzoek wordt voorgedragen door een consortium tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat, Expertisecentrum PIANOo, vakvereniging Nevi, Hogeschool Rotterdam, Erasmus Universiteit Rotterdam, en De Haagse Hogeschool.