It is of utmost importance to collect organic waste from households as a separate waste stream. If collected separately, it could be used optimally to produce compost and biogas, it would not pollute fractions of materials that can be recovered from residual waste streams and it would not deteriorate the quality of some materials in residual waste (e.g. paper). In rural areas with separate organic waste collection systems, large quantities of organic waste are recovered. However, in the larger cities, only a small fraction of organic waste is recovered. In general, citizens dot not have space to store organic waste without nuisances of smell and/or flies. As this has been the cause of low organic waste collection rates, collection schemes have been cut, which created a further negative impact. Hence, additional efforts are required. There are some options to improve the organic waste recovery within the current system. Collection schemes might be improved, waste containers might be adapted to better suit the needs, and additional underground organic waste containers might be installed in residential neighbourhoods. There are persistent stories that separate organic waste collection makes no sense as the collectors just mix all municipal solid waste after collection, and incinerate it. Such stories might be fuelled by the practice that batches of contaminated organic waste are indeed incinerated. Trust in the system is important. Food waste is often regarded as unrein. Users might hate to store food waste in their kitchen that could attract insects, or the household pets. Hence, there is a challenge for socio-psychological research. This might also be supported by technology, e.g. organic waste storage devices and measures to improve waste separation in apartment buildings, such as separate chutes for waste fractions. Several cities have experimented with systems that collect organic wastes by the sewage system. By using a grinder, kitchen waste can be flushed into the sewage system, which in general produces biogas by the fermentation of sewage sludge. This is only a good option if the sewage is separated from the city drainage system, otherwise it might create water pollution. Another option might be to use grinders, that store the organic waste in a tank. This tank could be emptied regularly by a collection truck. Clearly, the preferred option depends on local conditions and culture. Besides, the density of the area, the type of sewage system and its biogas production, and the facilities that are already in place for organic waste collection are important parameters. In the paper, we will discuss the costs and benefits of future organic waste options and by discussing The Hague as an example.
If you, as a municipality or waste collector, you want to learn more abouthow residents view to the separation of organic waste and at the same timeencourage them to separate their organic waste (better), then the infosurveymay be an interesting solution. This is a survey and behavioural interventionin one. The infosurvey can be used in a neighborhood where organic wastecan be separated.
One behavioural intervention that can help increase the opportunity to separate organic waste is offering a organic waste bin and bags. But which type of bin is best to offer to residents, do you give a choice or not, and how can you best manage the distribution? We tried to answer these questions through a study on the use of organic waste bins in the Netherlands.
Gemeenten willen weten hoe zij ervoor kunnen zorgen dat huishoudens blijvend hun afval scheiden in diverse fracties zoals papier, gft en plastic. Het gaat daarbij zowel om het verhogen van de hoeveelheid afval die gescheiden wordt, als het verlagen van de vervuiling van de gescheiden fracties. Er is al veel onderzoek verricht naar gedragsfactoren rond afvalscheiding. Toch bestaan er nog belangrijke hiaten in deze kennis, onder meer omtrent automatisch gedrag dat gedachteloos plaatsvindt. De afgelopen jaren is de aandacht vooral uitgegaan naar zogenaamde nudges die vrij geruisloos het gedrag ombuigen, zonder iets te veranderen aan de onderliggende motivatie. Mensen passen onbewust hun gedrag aan. Hierdoor blijken gedragsveranderingen niet altijd structureel verankerd te worden, omdat onderliggende waarden en motivatie niet veranderen. Een alternatief vormen interventies die het gewoontegedrag onderbreken en mensen laten reflecteren op hun gedrag (rational overrides). Door mensen te confronteren met hun eigen (milieuonvriendelijke) gedrag en te laten zien dat ze met ander gedrag een verschil kunnen maken, kan de onderliggende motivatie versterkt worden. BASSTA richt zich op deze rational overrides. Deze worden ontworpen en getest in nauwe samenwerking tussen industrieel ontwerpers en gedragspsychologen van de HvA, samen met betrokken partners. Eerst op kleine schaal en later met veldtests in geselecteerde wijken van de deelnemende gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Alphen a/d Rijn en Almere. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van interventies, en hoe deze in de praktijk toegepast kunnen worden ter verbetering van de afvalscheiding. Het interdisciplinaire onderzoek richt zich op hoogbouw en gestapelde bouw, waar het verbeteren van afvalscheiding extra lastig blijkt te zijn door de beperkte ruimte voor afvalbakken en de afstand tot inzamelpunten buiten de woning. Het onderzoek wordt uitgevoerd met genoemde gemeenten, publieke instellingen op het gebied van afval (ROVA, Rijkswaterstaat, NVRD, MilieuCentraal, VVM) en gespecialiseerde adviseurs (Giraf Results, De Afvalspiegel).
CIRC B.V. heeft een prototype biovergister ontwikkeld die op kleine schaal, 50 kilogram organische afval per dag kan omzetten in groen gas, elektriciteit, warmte en hoogwaardige plantenvoeding. In dit prototype wordt als startercultuur koemest gebruikt, waardoor het drie weken duurt voordat het vergistingsproces opgestart is. Alternatieven, zoals startersculturen uit GFT installaties zijn alleen te koop als bulk materialen, waardoor leveranciers geen kleinere hoeveelheden willen leveren aan CIRC. In dit KiemGoChem project gaat de Hogeschool Utrecht in samenwerking met CIRC B.V. onderzoeken welke innovatieve starterculturen gebruikt kunnen worden en welke voorbewerkingsstap nodig is om het biovergistingsproces geschikt te maken voor organisch afval en bioplastics. Met als doel een geurloze, robuuste en betaalbare biovergister te ontwikkelen die geschikt is in de gebouwde omgeving. Kansrijke alternatieven worden getest in het laboratorium en een klantgericht strategisch businessplan wordt opgesteld. Het project wordt uitgevoerd door docenten, studenten en medewerkers van de Hogeschool Utrecht, Utrecht Science Park InnovatieLab Life Sciences & Chemistry en de startup CIRC B.V.
Een groep samenwerkende bedrijven in de regio Zundert, verenigd in VICOE (Vitale Circulaire Economie) willen hun organische reststromen aan elkaar kunnen leveren, zodat organisch restmateriaal van het ene bedrijf grondstof is voor het andere bedrijf. Hoofddoel hiervan is het krijgen van een vitale bodem en het optimaal benutten van grondstoffen. Het plan is gedegen, de praktijk weerbarstig. Dit onderzoek moet ertoe leiden dat de MKB bedrijven concrete stappen kunnen zetten in het bereiken van een vitale regionale circulaire economie. De bedrijven willen doorgroeien naar een effectiever organische keten c.q. netwerk. Hoewel verschillende productgroepen zoals GFT, maaisel, mest, snoeiafval binnen VICOE zich goed lenen voor hergebruik, is het minder fragmentarisch en op grote schaal in praktijk brengen van hergebruik van ecologische reststromen nog lastig. Veelal door beperkte facilitering van de lokale en provinciale overheden, ook tegelijkertijd ook een van de grootste afnemers van ecologische reststromen, lukt dit nog niet optimaal. Het aanpakken van deze knelpunten vereist samenwerking tussen de samenwerkende partijen in VICOE en overheden. Het project focust op het inzicht krijgen in de mogelijkheden (het HOE) van een betere samenwerking tussen (provinciale en lokale) overheden en bedrijven om de circulariteit van de organische ketens en netwerken verder te verbeteren. De praktijkvragen van de bedrijven zijn vervat in drie deelvragen: 1. Welke verdienmodellen sluiten aan bij de diverse organische reststromen (biomassa) zoals GFT (groeten, fruit en tuinafval), maaisel, mest en snoeiafval? 2. Op welke wijze wordt het beleid bij overheden (lokale en provinciale) inzake ‘bio-based’ en een gezonde bodem en leefomgeving, vormgegeven? 3. Hoe kan de samenwerking tussen bedrijven en overheden praktisch worden vorm gegeven.