Het in dit artikel beschreven werk in een penitentiaire inrichting laat zien hoe hardnekkig culturen zich kunnen vastzetten in een organisatie. Het laat echter ook zien dat begeleidingskundigen daar iets in beweging en verandering kunnen zetten, door te werken aan onderlinge verhoudingen, horizontaal en verticaal, waardoor kwetsbare ervaringen tot leermateriaal kunnen worden.
LINK
Deze studie gaat over de vraag wat dit gedwongen kader betekent voor de onderlinge samenwerking tussen reclasseringscliënten en reclasseringswerkers. De onderlinge doelgerichte samenwerking tussen cliënten en reclasseringswerkers wordt hier aangeduid met de term ‘werkalliantie’. Bij hulp en begeleiding in vrijwillig kader is er onder onderzoekers algemene overeenstemming over de kenmerken en het belang van een goede kwaliteit werkalliantie voor het bereiken van de gezamenlijke doelen. Bij bemoeienis in het gedwongen kader, zoals reclasseringstoezicht, is dit nog veel minder duidelijk. Is er sprake van specifieke kenmerken van de werkalliantie in gedwongen kader? En zo ja, welke zijn dat? En wat is het belang van deze kenmerken voor het verloop en de afronding van het reclasseringscontact? Dat zijn de leidende vragen bij dit onderzoek.
In deze publicatie laten we zien hoe reclasseringswerkers de bevindingen van het onderzoek ‘werkalliantie in gedwongen kader’ in praktijk brengen. Het lectoraat Werken in Justitieel Kader, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van Hogeschool Utrecht, werkt sinds 2010 aan dit onderzoeksprogramma. Dit gebeurt in samenwerking met het lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid van hetzelfde kenniscentrum2. In de afgelopen jaren zijn diverse tussenresultaten gepubliceerd, onder meer in het methodiekboek Werken in Gedwongen Kader3. In 2018 zijn de definitieve resultaten van het eerste onderzoek gepubliceerd in een proefschrift4. In dit onderzoek is ontdekt wat kenmerken zijn van de werkalliantie in gedwongen kader. En wat het belang van deze kenmerken is voor het verloop en een goede afronding van het reclasseringstraject. Momenteel lopen twee vervolg promotieonderzoeken, waarin nog meer kennis over de werkalliantie in gedwongen kader wordt verworven. Het proefschrift is niet erg toegankelijk voor professionals in de dagelijkse praktijk. Onder hen is wel veel vraag naar de resultaten. Daarom is deze versie gemaakt, waarbij de nadruk ligt op de betekenis van de resultaten voor het professionele handelen. Dit ‘praktijkboek’ kwam tot stand in een nauwe samenwerking tussen mij als auteur, vijf professionals met een lange (huidige of vroegere) ervaring als reclasseringswerker en een rollenspelacteur.
In 2022 voerde Hogeschool Utrecht samen met de Reclasseringsacademie een onderzoek uit naar de praktische haalbaarheid van Solo. Solo is een cognitieve vaardigheidstraining voor cliënten die niet geschikt zijn voor een groepssetting, zoals cliënten die kwetsbaar zijn in een groep of cliënten die de groep verstoren met een vijandige houding. Cliënten vinden Solo een aantrekkelijke training, maar bepaalde programmaonderdelen moeten verder ontwikkeld worden. Dit project richt zich op de doorontwikkeling van Solo.
De methodische handreiking voor jongvolwassenen (JOVO), gebruikt door reclasseringswerkers en ontwikkeld in 2012, is toe aan een update. In deze doorontwikkeling sluiten we aan bij de kennisbasis van het reclasseringswerk zoals beschreven in het boek Werken in Gedwongen Kader. We leveren aanvullende theorieën, methoden, werkwijzen en actuele thematiek die specifiek zijn voor JOVO en die nauw zijn afgestemd met de huidige reclasseringspraktijk voor volwassenen.
Bij de reclassering is professioneel handelen en besluitvorming gebaseerd op actuele vakkennis. Ook wordt steeds meer afgestemd met cliënten. Dit sluit aan bij de principes van evidence-based practice (EBP): de expertise van de professional, wetenschappelijke kennis en cliëntervaringen vormen samen de input voor het nemen van weloverwogen besluiten. De reclassering heeft al verscheidene stappen gezet richting een EBP maar ervaart diverse knelpunten in de uitvoering ervan. Reclasseringswerkers vinden het bijvoorbeeld moeilijk om op een adequate manier de verbinding te leggen tussen theorie en praktijk. Daarbij vinden ze het lastig om, vanwege het gedwongen kader, de meningen van cliënten te betrekken.