Honger is nog steeds een wereldwijd probleem, terwijl iedereen genoeg te eten zou hebben als we het beschikbare voedsel goed zouden verdelen en benutten, en het niet zouden verspillen. Maar alleen al in Nederland gooien we ruim 33 kilo voedsel per persoon per jaar weg. Dat moet anders! Door voedsel slimmer te verpakken, kunnen we voedselverspilling én onnodig verpakkingsafval voorkomen. Binnen het project Goed Verpakt hebben we verschillende partijen samengebracht om integraal aan dit onderwerp te werken. Het breed samengestelde consortium bestond uit kennisinstellingen, producenten van aardappels, groente en fruit, producenten van maaltijden en portieverpakkingen, producenten van verpakkingsmaterialen en een brancheorganisatie. Onze centrale onderzoeksvraag was: Hoe kunnen bedrijven in de voedingssector op een meer duurzame manier in de behoefte van de eindgebruiker voorzien, waarbij de gekozen totaaloplossing van de product-verpakkingscombinatie past binnen en circulaire economie en aansluit bij de vereisten van de hele keten? Samen hebben we naar slimme product-verpakkingscombinaties gezocht, waarbij we hebben geanalyseerd welke duurzaamheidsdilemma’s partijen in de keten ervaren en hoe we die kunnen oplossen of wegnemen. Daarbij hebben we ook in beeld gebracht wat de betrokken partijen zelf kunnen doen en wat zij voor elkaar kunnen krijgen door een nauwere samenwerking binnen de keten. Voor slimme product-verpakkingscombinaties is ook de overheid een onmisbare partner. Onduidelijkheid, een gebrek aan daadkracht en te eenzijdige wet- en regelgeving werken averechts en ondermijnen het streven naar meer duurzaamheid binnen de sector. Beleidsmakers onderschatten de expertise die nodig is om dit goed te regelen. Maar verduurzaming is dus vooral een kwestie van nauwer samenwerken. Met partners binnen de branche, met interessante partijen buiten de branche én met de overheid. We formuleren in dit document alvast onze negen gouden regels van integraal duurzaam verpakken. Daarnaast blijven de betrokken kennisinstellingen onderzoek doen naar dit onderwerp. Bijvoorbeeld naar consumentengedrag en – intenties en naar de inzet van de Rethink-methode voor het herontwerpen van product-verpakkingscombinaties. Zo zorgen alle betrokken partners voor een circulaire toekomst waarin voedsel steeds slimmer verpakt wordt en we met een minimum aan afval zo veel mogelijk voedsel beschikbaar maken voor iedereen.
De arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders in Nederland is laag. Dit maakt deze vrouwen sociaal en economisch kwetsbaar en bemoeilijkt integratie in de Nederlandse samenleving. Het hebben van passend werk draagt niet alleen bij aan economische zelfstandigheid, maar ook aan persoonlijke ontwikkeling, sociale verbindingen, gezondheid en welzijn. Dit is van belang voor individu én samenleving. Centrale vraag in dit onderzoek is hoe publieke professionals op passende wijze vrouwelijke statushouders kunnen begeleiden naar duurzaam werk. Publieke professionals die vanuit de Wet inburgering en de Participatiewet vrouwelijke statushouders ondersteunen, zoals klantmanagers en trajectcoaches, geven aan dat het hen nog onvoldoende lukt om de drijfveren, mogelijkheden en belemmeringen die vrouwelijke statushouders ervaren ten aanzien van toeleiding naar werk in beeld te krijgen. Ook signaleren zij dat nieuwe werkwijzen noodzakelijk zijn om beter aan te sluiten bij wat deze vrouwen nodig hebben. Dit vraagt om meer en betere samenwerking met andere belanghebbenden, zoals werkgevers, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties. Het onderzoek vond plaats in regionale lerende netwerken (arena-tribune methodiek), waarin onderzoekers en publieke professionals, vrouwelijke statushouders met ervaringskennis, werkgevers (allen de arena) en kennispartners (de tribune) opgehaalde inzichten hebben vertaald naar werkwijzen over het begeleiden van vrouwelijke statushouders. Deze werkwijzen zijn ontwikkeld (o.a. over identiteitswerk en het in beeld brengen van vrouwen) en toegepast in de praktijk, en uitgewerkt een handreiking met inhoudelijke elementen (thema’s en bijbehorende belangrijke vragen Wie heb ik voor me, wat heeft zij nodig, hoe maken we een duurzame match?), en wat dit voor competenties vraagt van de professionals en randvoorwaarden (Wat vraagt dit van mij als professional?). Door het werken in lerende netwerken wordt zowel het lerend vermogen als het netwerk van de professionals vergroot. Middels interactieve bijeenkomsten, diverse vakpublicaties en een eindsymposium zijn opbrengsten en inzichten gedeeld en openbaar gemaakt. Opbrengsten uit dit onderzoek zijn tevens door vertaald naar het hbo-onderwijs en de wetenschap middels een lesbrief en publicatie.
MULTIFILE
Goede, ondernemende zorgprofessionals in de ouderenzorg vertrekken regelmatig uit organisaties om te starten als ZZP’er. Om deze ondernemende zorgprofessionals te behouden is geëxperimenteerd met het concept Ondernemend Werknemerschap. Ondernemend Werknemerschap is de arbeidsrelatie die de Ondernemende Werknemer heeft met de werkgever, waarbij de werkgever ruimte biedt aan de Ondernemende Werknemer om zelf invulling te geven aan kansen die deze ziet in de externe omgeving en autonoom mag handelen op het terrein van arbeidsinhoud, binnen de kaders van de overkoepelende organisatiedoelen. Het onderzoek bestaat uit een interviewstudie onder 17 experts naar Ondernemend Werknemerschap en twee uitgebreide casestudies in de Ouderenzorg. De algemene conclusie die getrokken kan worden is dat Ondernemend Werknemerschap voor medewerkers en cliënten leidt tot een betere kwaliteit van leven en werken.
Hoe kunnen sociale ondernemingen en reguliere ondernemingen elkaar versterken om de maatschappelijke uitdaging voor mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt effectiever te adresseren? Dat is de centrale vraag in dit onderzoek. Doel Dit onderzoek heeft tot doel om nieuwe kennis te ontwikkelen ten aanzien van verschillende vormen van samenwerking tussen sociale ondernemingen gericht op arbeidsparticipatie en reguliere ondernemingen die (meer) impact willen maken op het gebied van inclusief werkgeverschap. Resultaten Met de resultaten willen we bijdragen aan kennisontwikkeling over nieuwe samenwerkingsvormen en systeemverandering waarin inclusief werkgeverschap vanzelfsprekend wordt. Looptijd 01 september 2021 - 31 augustus 2023 Aanpak De onderzoeksopzet is verdeeld in vier fasen. In de eerste fase zullen alle deelnemende ondernemingen afzonderlijk geanalyseerd worden om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop elke onderneming (meervoudige) waarde creëert. Vervolgens zullen alle deelnemende ondernemingen afzonderlijk geanalyseerd worden om de (al dan niet) bestaande samenwerkingsrelaties tussen sociale en reguliere ondernemingen in kaart te brengen. In de derde en vierde fase zoeken we actief naar manieren waarop gezamenlijk meer waarde kunnen creëren. Terugblik Congres 2023 Impact in de praktijk Hieronder zijn twee voorbeelden van succesvolle samenwerkingen te zien om arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen te realiseren. Relevantie/impact Het onderzoek draagt bij aan de Banenafspraak tussen Overheid en Bedrijfsleven. Zie opnaarde100000.nl: een initiatief van VNO-NCW, MKB Nederland en LTO. Samenwerking met kennispartners We werken samen met vele partners, waaronder Hogeschool Windesheim, Social Enterprise NL, Social Impact Factory, De Normaalste Zaak, Op naar de 100.000 banen en Utrecht University Social Entrepreneurship Initiative.
Participatiewet, social return, baanafspraakbanen, quotumheffing – van MKB’ers wordt gevraagd werkplekken te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De Quotumwet kan zelfs een boeteheffing opleggen als er onvoldoende werkplekken voor arbeidsbeperkten komen. De overheid dwingt MKB’ers hiermee over te gaan tot inclusief werkgeverschap. MKB’ers uit o.a. de bouw, afvalverwerking en schoonmaak kunnen geschikte werkplekken bieden en zijn bereid om hun bedrijf te richten op deze sociale innovatie. In de praktijk blijkt echter dat het MKB geen invulling kan geven aan deze innovatie, omdat kandidaten niet worden aangeleverd en/of niet over de juiste capaciteiten beschikken en omdat wet- en regelgeving belemmerend werkt. MKB’ers willen dit verbeteren samen met gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. MKB’ers ervaren dat gemeenten zich wel willen opstellen als partner van het bedrijfsleven, maar dat dat in de praktijk niet lukt. MKB’ers willen een structurele samenwerking met gemeenten tot stand brengen, waarbij ze zelf meer sturing geven aan de selectie en plaatsing van kandidaten, met minder regels. Omdat ze niet weten hoe ze dit van de grond kunnen krijgen vragen ze de Hanzehogeschool Groningen hiervoor handvatten te bieden. Gemeenten willen hier graag aan meewerken, omdat zij een beter beeld willen krijgen van de concrete behoeften van MKB’ers waardoor de door hen ingezette werkgeversbenadering beter aansluit op individuele MKB’ers. Door de nieuwe kennis van het project over een effectieve werkgeversbenadering zijn studenten beter voorbereid op de praktijk van de uitvoering van de Participatiewet en social return. De Hanzehogeschool Groningen zal samen met 26 MKB-bedrijven, MKB-Nederland Noord, De Normaalste Zaak, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen, een werkplan met spelregels ontwikkelen voor structurele samenwerking van MKB met gemeenten, waardoor MKB’ers kunnen voldoen aan de verplichtingen in het kader van social return en de Participatiewet en daadwerkelijk uitvoering kunnen geven aan inclusief werkgeverschap.