Background: Acquiring the theoretical and practical knowhow of conducting patient and public involvement (PPI) in research is not part of the traditional curriculum of researchers. Zuyd University of Applied Sciences and Huis voor de Zorg, a regional umbrella patient organization, therefore started a 1.5-year coaching programme. Objective: To establish a community of practice by developing a PPI coaching programme for senior and junior health services researchers of Zuyd University. The context consisted of research projects conducted by the participants. Methods: A participatory action research methodology. Data were collected from reports of thematic group meetings and individual sessions with participants, field notes and regular reflection meetings with the project team. Data were analysed by reflexive deliberation. Findings: The programme comprised a kick-off meeting (52 attendees), followed by 7 group meetings with 11 junior and 9 senior researchers. The project team constructed a serious game based on the concept of the participation ladder. Questions and concerns differed for junior and senior researchers, and separate tailored meetings were organized for both groups. Between group meetings, participants received individual assignments. Group meetings were accompanied by individual coaching sessions to provide tailor-made feedback. The programme concluded with a combined meeting with all stakeholders. Conclusion: Building a community of PPI practice through action research facilitates the development of a coaching programme that fosters social learning, empowerment and the development of a shared identity concerning PPI. The role and responsibilities of senior researchers should be distinguished from those of junior researchers.
Het recyclen van textielafval is een belangrijk speerpunt van de overheid in het beleidskader circulaire economie. Textiel inzameling wordt recent sterk gestimuleerd, gelijktijdig neemt de afzet van tweedehandskleding internationaal structureel af. Hierdoor moeten er andere manieren gevonden worden om textiel opnieuw in te zetten als grondstof. Mechanische verwerking wordt al toegepast, maar leidt tot laagwaardige producten en draagt onvoldoende bij aan de circulaire gedachte. Het lectoraat Smart Functional Materials van Saxion hogeschool is daarom al langer bezig alternatieve technieken te ontwikkelen om textiele afvalstromen opnieuw in te zetten. SaXcell is hiervan een belangrijke resultante, waarbij katoenafval geregenereerd wordt tot een cellulosevezel die als hoogwaardige grondstof gebruikt kan worden in de textielindustrie. NHL Stenden hogeschool en de bedrijven Cumapol, Morssinkhof en DSM-Niaga werken samen om de polyester kringloop in de kunststofindustrie te sluiten. Beide processen gaan wel uit van zuiver uitgangsmateriaal: mono-stromen van katoenafval, cq polyester afval. Het overgrote deel van textielafval bestaat echter uit garens die opgebouwd zijn uit een mix van katoen- en polyester vezels (polycotton). Het upcyclen van deze gemengde polycotton afvalstroom is daarmee in de praktijk nog steeds een aanzienlijk probleem. Doelstelling van dit project is om binnen twee jaar de bestaande kennis in het consortium en de literatuur (TRL 3-4) op het gebied van polycotton recycling te vertalen naar een procesomschrijving (TRL 5-6), die door leden van het consortium en andere textielbedrijven omgezet kan worden naar een industrieel proces. Hierdoor kan een zeer grote fractie van het Nederlandse textielafval hoogwaardig verwerkt worden en als vervangende grondstof dienen. Hogescholen Saxion en NHL Stenden ondersteund door brancheorganisaties Modint en FTN gaan samen met het bedrijfsleven deze uitdaging aan. De betrokken MKB-bedrijven kunnen deze kennis gebruiken op hun eigen specifieke producten en processen. Daarnaast wordt de kennis ingezet voor nieuwe casuïstiek binnen de bachelor en masteropleidingen van beide hogescholen.
Hoogwaardig afvalhout van bewoners, bouwbedrijven en meubelmakers blijft momenteel ongebruikt omdat het te arbeidsintensief is om grote hoeveelheden ongelijke stukken hout van verschillende afmetingen en soorten te verwerken. Waardevol hout wordt waardeloos afval, tegen de principes van de circulaire economie in. In CW.Code werken Powerhouse Company, Bureau HUNC en Vrijpaleis samen met de HvA om te onderzoeken hoe een toegankelijke ontwerptool te ontwikkelen om upcycling en waardecreatie van afvalhout te faciliteren. In andere projecten hebben HvA en partners verschillende objecten gemaakt van afvalhout: een stoel, een receptiebalie, kleine meubels en objecten voor de openbare ruimte, vervaardigd met industriële robots. Deze objecten zijn 3D gemodelleerd met behulp van specifieke algoritmen, in de algemeen gebruikte ontwerpsoftware Rhino en Grasshopper. De projectpartners willen nu onderzoeken hoe deze algoritmen via een toegankelijke tool bruikbaar te maken voor creatieve praktijken. Deze tool integreert generatieve ontwerpalgoritmen en regelsets die rekening houden met beschikbaar afvalhout, en de ecologische, financiële en sociale impact van resulterende ontwerpen evalueren. De belangrijkste ontwerpparameters kunnen worden gemanipuleerd door ontwerpers en/of eindgebruikers, waardoor het een waardevol hulpmiddel wordt voor het co-creëren van circulaire toepassingen voor afvalhout. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door HvA Digital Production Research Group, met bovengenoemde partners. HUNC heeft ervaring met stadsontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal gekapt afvalhout. Vrijpaleis biedt toegang tot een actieve, lokale community van makers met een sterke band met buurtbewoners. Powerhouse Company heeft ervaring in het ontwerpen met hout in de bouw. Alle drie kunnen profiteren van slimmere circulaire ontwerptools, waarbij beschikbaar materiaal, productiebeperkingen en impactevaluatie worden geïntegreerd. De tool wordt ontwikkeld en getest voor twee designcases: een binnenmeubelobject en een buitengevelelement. Bevindingen hiervan zullen leidend zijn bij de ontwikkeling van de tool. Na afronding van het project is een bètaversie gereed voor validatie door ontwerpers, bewonerscollectieven en onderzoek/onderwijs van de HvA.
The consortium would like to contribute to structural reduction of post-harvest and food losses and food quality improvement in Kenyan avocado and dairy value chains via the application of technical solutions and tools as well as improved chain governance competences in those food chains. The consortium has four types of partners: 1. Universities (2 Kenyan, 4 Dutch), 2. Private sector actors in those chains, 3. Organisations supporting those chains, and 4. Associate partners which support category 1 to 3 partners through co-financing, advice and reflection. The FORQLAB project targets two areas in Kenya for both commodities, a relatively well-developed chain in the central highlands and a less-develop chain in Western-Kenya. The approach is business to business and the selected regions have great potential for uptake of successful chain innovations as outcome of research results. The results are scalable for other fresh and processed product chains via a living lab network approach. The project consists of 5 work packages (WPs): 1. Inventory , status quo and inception, 2. Applied research, 3. Dissemination of research outputs through living lab networks, 4. Translation of project output in curricula and trainings, and 5. Communication among partners and WPs. The applied research will be implemented in cooperation with all partners, whereby students of the consortium universities will conduct most of the field studies and all other partners support and interact depending on the WPs. The expected outcomes are: two knowledge exchange platforms (Living Labs) supported with hands on sustainable food waste reduction implementation plans (agenda strategy); overview and proposals for ready ICT and other tech solutions; communication and teaching materials for universities and TVETs; action perspectives; and knowledge transfer and uptake.