Huiselijk geweld lijkt sterk toe te nemen tijdens de Covid-19 pandemie. Wat opvalt in de berichtgeving, is dat er stelselmatig wordt uitgegaan van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers. Is dit wel terecht? In dit artikel beschrijven Vivienne de Vogel en Kasia Uzieblo dat ook vrouwen huiselijk geweld plegen en gaan ze in op de weerstand in de maatschappij om vrouwen als pleger én om mannen als slachtoffer te zien van huiselijk geweld. The prevalence of domestic violence seems to be increasing during the COVID-19 pandemic. In most media coverage and calls for preventive initiatives from professionals and policy, males are consistently portrayed as perpetrators of domestic violence and females and children as victims, also by leading organizations like the WHO. However, research has clearly shown that there are more types of domestic violence, like sibling and elder abuse and that women are also capable of serious violence towards their family. The current article aims to summarize the literature on gender and domestic violence, and to discuss the societal reluctance to acknowledge females as potential perpetrators, and males as potential victims.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek was de samenwerking tussen de zorg-, straf- en bestuursketen te optimaliseren voor gezinnen waar huiselijk geweld plaatsvindt. Dit met als uiteindelijk doel om geweld in deze gezinnen duurzaam te beëindigen. De eerste onderzoeksvraag was hoe de samenwerking binnen het Zorg- en Veiligheidshuis geoptimaliseerd kan worden, passend bij de visie van gefaseerde ketenzorg. De tweede onderzoeksvraag richtte zich op de impact van de verbeteracties: de gespreksleidraad en de deelname van cliënten aan multidisciplinaire overleggen. Wat leren we hieruit over de samenwerking rond huiselijk geweld en over het proces van het onderzoek?
MULTIFILE
Is het wenselijk dat professionals die huiselijk geweld of kindermishandeling hebben meegemaakt, hun ervaringen inzetten in het werken met cliënten met vergelijkbare problematiek? Cliënten en (aankomend) professionals in ons onderzoek denken hier positief over. Zij menen dat dit van meerwaarde is voor cliënten, doordat professionals met ervaringen met huiselijk geweld, gemakkelijker een vertrouwensband opbouwen met cliënten, beter aansluiten bij wat cliënten nodig hebben en ook een positief voorbeeld en hoop aan cliënten geven. Voor professionals zelf draagt het bij aan een diepere verwerking en herstel, en geeft het voldoening om de eigen negatieve ervaringen om te zetten in iets positiefs voor een ander. Voor de teams waar deze professionals werken, levert dit eveneens een verrijking op. Wel noemden de geïnterviewden enkele voorwaarden. Zo moet het inzetten van de ervaringskennis in het belang van cliënten zijn: het moet bijdragen aan verwerking en herstel. Hoe dat er dan precies uitziet, bleek lastig te verwoorden. Intuïtie en inschatting van de behoeften van cliënten bleken daarin een grote rol te spelen. Een andere belangrijke voorwaarde was dat professionals hun eigen ervaringen voldoende verwerkt hebben, zodat het risico op valkuilen zoals projectie en vermenging van beleving en emoties tussen cliënten en professionals zo klein mogelijk is. Belangrijk daarbij is dat er visie, draagvlak en kaders zijn binnen de organisaties waar deze professionals werken. Dit helpt een veilig klimaat en ruimte voor reflectie te creëren om ervaringskennis in te zetten.
MULTIFILE
Hoofdstuk 6 in Moresprudentie in de praktijk. Inhoud hoofdstuk: Morele verontwaardiging en morele stellingname Functionele stellingname Rudimentaire veiligheid Traumatische overdracht Stop de versluiering en de reproductie van geweld Reflectievragen Literatuur
LINK
Vanaf 1 januari 2019 treedt er een wijziging in het Besluit verplichte meldcode in werking. Vanaf dat moment is een afwegingskader onderdeel van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Iedere beroepsgroep beschikt over een specifiek op haar eigen beroepsuitoefening toegesneden afwegingskader ‘op basis waarvan de professionals het risico op en de aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling wegen en dat hen in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel een vermoeden daarvan, dat een melding bij Veilig Thuis is aangewezen’. Het hanteren van een afwegingskader is verplicht in de stappen 4 en 5 van de Meldcode. Een andere belangrijke verandering is dat in stap 5 de professional naast melden bij Veilig Thuis tegelijkertijd zelf hulp kan (blijven) bieden of organiseren, al dan niet in samenwerking met Veilig Thuis. Het eerdere onderscheid tussen óf hulpverlenen óf melden vervalt dus als na toepassing van het afwegingskader de conclusie is dat melden bij Veilig Thuis is aangewezen. Het afwegingskader wordt onderdeel van de professionele standaarden van de beroepsgroep, waaronder ook de beroepscode valt.
DOCUMENT
Het vormgeven van de aanpak van huiselijk geweld door de buurtteams is een complexe ontwikkelingsvraag, die tal van vragen oproept. Het doel van dit verkennende onwikkelingsgerichte onderzoek is om deze vraagstukken te systematiseren en te analyseren om zo zinvolle keuzes te kunnen maken over de thema's waarop de ontwikkeling van de aanpak van de huiselijk geweld en daarbij ondersteunend praktijkonderzoek zich moeten richten. Daartoe is in dit rapport de aanpak van huiselijk geweld door de Utrechtse buurtteams verkend via verschillende invalshoeken. Er is gekeken naar de beleidsmatige en theoretische uitgangspunten van de buurtteams, naar de inzet en moed die het werken met huiselijk geweld van professionals vraagt en naar de alledaagse praktijk van de aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld na een melding van Veilig Thuis. Via interviews, groepsbijeenkomsten, reflectie en literatuuronderzoek zijn de bevindingen vanuit die invalshoeken met elkaar in verband gebracht met het doel om de onderliggende patronen en vragen te verhelderen. Deze kernvraagstukken rond de aanpak van huiselijk geweld zijn geanalyseerd door vijf spanningsvelden en bijbehorende dilemma’s te benoemen en te beschrijven: het normale leven versus geweld; eigen kracht versus eigen regie; keuzevrijheid versus drang en dwang; incidenten versus resultaten; generalisme versus specialisme. Op basis van de analyse van deze spanningvelden wordt aanbevolen om veiligheid niet alleen als ondergrens voor kindermishandeling te hanteren maar ook voor ander vormen van huiselijk geweld zoals partnergeweld, geweld van ouders tegen hun kinderen en ouderenmishandeling. Gepleit wordt om hierbij zo nodig drang en dwang in te kunnen zetten. Voor de doorontwikkeling van de aanpak van huiselijk geweld in de buurtteams komen verder de volgende aandachtspunten uit dit onderzoek naar voren: specialistische ondersteuning huiselijk geweld aan de generalistische werkende buurtteams met als doel huiselijk geweld duurzaam te stoppen; het verder verfijnen van het begrip "eigen kracht" en dit niet zonder meer gelijk te stellen aan eigen regie; aandacht voor professionele moed preventie en vroegtijdige signalering.
DOCUMENT
In deze lezing neem ik jullie mee in het denken over kindermishandeling en geweld in intieme relaties. Het inzicht in kindermishandeling en de aanpak ervan heeft zich ogenschijnlijk los ontwikkeld van de aandacht en aanpak voor geweld in intieme relaties (ook wel huiselijk geweld of partnergeweld genoemd). Pas recent komt meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang hiertussen, en voor een integrale en systeemgerichte aanpak met aandacht voor alle gezinsleden. Oog voor genderverschillen is hierbij (nog) niet vanzelfsprekend. Dat kinderen als kwetsbare partij tegenover de ouders bescherming behoeven door de overheid is algemeen geaccepteerd en vastgelegd in de wet. Dat volwassenen beschermd moeten worden in een intieme relatie is echter van een andere orde. In Nederland zijn mannen en vrouwen voor de wet gelijk. Dat betekent niet dat de patriarchale verhoudingen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen maatschappelijk gezien zijn verdwenen, zoals onder meer de discussie omtrent Me Too laat zien. Juist bij verschuivende machtsverhoudingen kan geweld toenemen (Van Lawick, 2003; Yerden, 2008). Bij geweld, dwang en controle in intieme relaties zijn er verschillen tussen slachtofferschap van vrouwen en mannen. Geweld uit onmacht of stressfactoren binnen intieme relaties heeft een ander effect op kinderen dan dwingende controle binnen intieme relaties. Wat dit betekent voor de bescherming en hulp aan kinderen en volwassenen en hoe dit vanuit een geïntegreerde visie kan worden vormgegeven is een enorme uitdaging. In deze lezing geef ik een aantal overdenkingen mee over de samenhang tussen kindermishandeling en geweld in intieme relaties, dilemma’s in het bieden van hulp en bescherming, en toekomstbeelden. Het gaat bij kindermishandeling en partnergeweld over onveiligheid. Onveiligheid kan bestaan uit allerlei vormen van geweld, zoals fysiek, psychisch, of seksueel geweld, maar ook uit verwaarlozing of financiële uitbuiting. Onveiligheid kan eveneens betekenen dat een ouder, bijvoorbeeld wegens psychiatrische problematiek, niet de zorg, aandacht en liefde kan geven die een kind nodig heeft. Onveiligheid gaat over het ontbreken van respect en vertrouwen, over de subjectieve beleving van veiligheid in termen van ‘mogen zijn wie je bent’. Om juridisch in te kunnen grijpen bij kindermishandeling moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Dit is niet hetzelfde als ‘opgroeien in onveiligheid’ en kan fricties opleveren. Het is duidelijk dat beide termen, onveiligheid en een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, geen objectief vast te stellen begrippen zijn, het heeft ook subjectieve elementen. De invulling van de begrippen veranderen in de tijd (Adriaenssens et al., 1998; Baartman, 2009).
DOCUMENT
In 2016 is de methodiek Take a Break ontwikkeld door Moviera. Take a Break is een kortdurende ambulante en systeemgerichte methodiek om in te grijpen bij huiselijk geweld door een grondige analyse van de geweldsdynamiek gepaard met directe hulp. Moviera, een organisatie gespecialiseerd in de aanpak van huiselijk geweld en mensenhandel, heeft het lectoraat Jeugd van Hogeschool Utrecht gevraagd om een procesevaluatie uit te voeren naar het realiseren van de Take a Break-trajecten. Wordt de methodiek uitgevoerd zoals bedoeld, hoe ontwikkelt de methodiek zich en is de methodiek overdraagbaar naar andere (vrouwenopvang) organisaties? De uitkomsten van dit onderzoek zijn te vinden in deze publicatie. Moviera heeft in augustus 2024 besloten de methodiek Take a Break niet meer uit te voeren. Er waren diverse uitvoeringsknelpunten, die tevens werden bevestigd in de procesevaluatie. In de huidige tijd waarin een steeds groter beroep word gedaan op Moviera voor hulp, moest opnieuw worden bekeken hoe de middelen het beste ingezet kunnen worden en de meeste mensen kunnen worden geholpen. Moviera heeft daarom gekozen de krachtige elementen van Take a Break – en de uitkomsten van de procesevaluatie - om te vormen in de andere (ambulante) trajecten. Naast Moviera zijn er andere vrouwenopvang-organisaties getraind in de methodiek (Arosa, Kwintes, Kadera). Heeft u interesse in het handboek of werkboek van de methodiek, neem dan contact op met Moviera via https://www.moviera.nl/contact/
DOCUMENT
Mishandeling van kinderen heeft negatieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Door professionals met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te laten werken, hoopt de overheid deskundig ingrijpen te bevorderen. Het stappenplan moet houvast bieden bij het in actie komen naar aanleiding van bezorgdheid over een kind. Uit eerder onderzoek bleek dat dit inderdaad zo werkt, maar dat met name in het onderwijs er nog belemmeringen zijn. De GGD Haaglanden wil implementatie van de meldcode in de Haagse regio bevorderen. Belangrijk daarvoor is inzicht in wat organisaties nodig hebben om de meldcode naar tevredenheid te kunnen gebruiken. In opdracht van de GGD hebben studenten van De Haagse Hogeschool op negen Haagse scholen voor Voortgezet Onderwijs gesprekken gevoerd met docenten, zorgcoördinatoren en leidinggevenden. Ze vroegen naar de ervaringen van deze professionals inzake het signaleren van kindermishandeling, het overgaan tot actie, en het gebruik van de meldcode. Hoe werkt dat momenteel voor scholen? Geen van de respondenten uitte kritiek op de meldcode als zodanig. Zorgcoördinatoren zijn er het beste mee bekend. Leidinggevenden zien het niet altijd als prioriteit om de meldcode te kennen, zolang de kennis maar op school aanwezig is. Van de geïnterviewde docenten kent vrijwel niemand de meldcode, hoogstens van horen zeggen. Docenten leggen hun zorgen over leerlingen bij de zorgcoördinator, vertrouwend op diens vakkundigheid om de benodigde stappen te ondernemen. Docenten signaleren op basis van ervaring en intuïtie. Specifieke kennis hebben ze niet meegekregen. Ze vragen zich af of wat ze zien en horen onder kindermishandeling valt. Gesprek over ‘veldnormen’ binnen het VO kan hun gevoel van handelingsbekwaamheid vergroten. Op de onderzochte havo-vwo scholen maakt men zich over leerlingen minder en andere zorgen dan op de vmbo- en praktijkscholen. Niet een lage sociaal-economische status, of levensmoeilijkheden van ouders zoals psychische problematiek en armoede, maar ouders die door eigen drukte te weinig aandacht voor hun kinderen hebben, zijn bron van zorg. Leerlingen van havo-vwoscholen lijken minder bloot te staan aan risicofactoren voor mishandeling. Het zou echter ook kunnen dat professionals op deze scholen anders kijken. Signaleren zou op het ene schooltype wel eens een andere alertheid kunnen vragen dan op het andere. Samen met de als probleem ervaren werkdruk van docenten vraagt dit om maatwerk in deskundigheidsbevordering. Om effectief te kunnen ingrijpen wanneer mishandeling gevreesd wordt, is een stevige basis van ‘partnerschap’ met ouders nodig. Hoe dat partnerschap op de verschillende scholen wordt vormgegeven is in dit onderzoek niet precies duidelijk geworden. Nader onderzoek kan scholen hierin verder helpen. De stappen die de zorgcoördinatoren zetten, zijn voor zover dit onderzoek kan laten zien, in overeenstemming met de bedoeling van de meldcode. Twijfels over stappen uit de meldcode en de inpassing in de eigen ondersteuningsroute zijn in de interviews niet diepgaand uitgevraagd. Ook op dit punt kan nader gesprek dilemma’s aan het licht brengen en indien nodig verbetering mogelijk maken. Prioriteit van zorgcoördinatoren en leidinggevenden is verbetering van hun samenwerking met Veilig Thuis en met hulpverlenende instanties
DOCUMENT