Purpose:The International Commission on Illumination (CIE) recommends researchers to investigate a widevariety of behavioural and health outcomes. However, researchers often investigate only a part of occupationalhealth (OH) in relation to light. A literature study (2002–2017) regarding the relationship between office lightingconditions and OH was performed to identify gaps and methodological issues.Method:The OH outcomes investigated in this paper were grouped according to the International Classificationof Diseases and analysed per category: physical and physiological health, mental health, eye health, sleep param-eters and visual comfort.Results:Findings from the literature study (20 eligible papers) showed that all OH aspects were mostly but notexclusively measured subjectively. Furthermore, most studies investigated only a fraction of office lighting par-ameters and OH aspects.Conclusions:It seems that Correlated Colour Temperature (CCT) and illuminance mainly correlate with OH.However, this may also be explained by gaps and methodological issues in studies described in eligible papers.Based on the literature study, an overview was composed elucidating gaps and methodological issues of officelighting and OH studies. It can be used to design and target the purpose of light and health research.
Introduction This study aims to explore maternal and perinatal outcomes of migrant women in Iceland. Material and methods This prospective population-based cohort study included women who gave birth to a singleton in Iceland between 1997 and 2018, comprising a total of 92 403 births. Migrant women were defined as women with citizenship other than Icelandic, including refugees and asylum seekers, and categorized into three groups, based on their country of citizenship Human Development Index score. The effect of country of citizenship was estimated. The main outcome measures were onset of labor, augmentation, epidural, perineum support, episiotomy, mode of birth, obstetric anal sphincter injury, postpartum hemorrhage, preterm birth, a 5-minute Apgar <7, neonatal intensive care unit admission and perinatal mortality. Odds ratios (ORs) and 95% confidence intervals (CIs) for maternal and perinatal outcomes were calculated using logistic regression models. Results A total of 8158 migrant women gave birth during the study period: 4401 primiparous and 3757 multiparous. Overall, migrant women had higher adjusted ORs (aORs) for episiotomy (primiparas: aOR 1.43, 95% CI 1.26–1.61; multiparas: 1.39, 95% CI 1.21–1.60) and instrumental births (primiparas: 1.14, 95% CI 1.02–1.27, multiparas: 1.41, 95% CI 1.16–1.72) and lower aORs of induction of labor (primiparas: 0.88, 95% CI 0.79–0.98; multiparas: 0.74, 95% CI 0.66–0.83), compared with Icelandic women. Migrant women from countries with a high Human Development Index score (≥0.900) had similar or better outcomes compared with Icelandic women, whereas migrant women from countries with a lower Human Development Index score than that of Iceland (<0.900) had additionally increased odds of maternal and perinatal complications and interventions, such as emergency cesarean and postpartum hemorrhage. Conclusions Women’s citizenship and country of citizenship Human Development Index scores are significantly associated with a range of maternal and perinatal complications and interventions, such as episiotomy and instrumental birth. The results indicate the need for further exploration of whether Icelandic perinatal healthcare services meet the care needs of migrant women.
Infants attend daycare at an early age, which raises questions about children's sensitivity to the childcare environment and the role of different temperamental traits in their development in the early years. In a two-year longitudinal study with parent- and caregiver-reported data for Dutch children at the age of 1 and 2 years (120 children from 92 groups), we explored fine-grained dimensions of negative affect and their relationship with socio-emotional functioning. Especially shyness, frustration and soothability proved robust predictors of socio-emotional development across parent- and caregiver-reported data with both concurrent (Year-1) and predictive associations (Year-2). Also, the quality of caregiver–child interactions moderated caregiver-reported child wellbeing and competence. Infants that are open to social contacts, are easy to comfort and have low levels of frustration, and have higher levels of wellbeing and less problem behaviour in early daycare than peers with higher levels of shyness and frustration and relatively low levels of soothability.
De insectensector is nog kleinschalig, maar verwachting is dat deze sector komende jaren een enorme groei gaat doormaken. Insecten staan in de belangstelling vanwege een verscheidenheid aan toepassingsmogelijkheden in de industrie, farmacie, en in food en feed. Er worden op dit moment verschillende kweeksystemen ontwikkeld voor verschillende insectensoorten. Binnen dit project wordt gewerkt met een kweekunit voor larven van de zwarte soldaatvlieg (BSF) die naast een pluimveestal is geplaatst. In deze kweekunit komt dagelijks 200-250 kg larven beschikbaar om levend gevoerd te worden aan leghennen. Om de kweekunit toepasbaar te maken voor de praktijk is automatisering van het verstrekken van de larven noodzakelijk. Een transportsysteem om larven van de kweekunit naar de pluimveestal te verplaatsen moet worden ontwikkeld en vervolgens moet het gelijkmatig verstrekken van de larven door de stal geautomatiseerd worden. Voor het transport van larven van de kweekunit naar de leghennenstal worden twee ideeën getest, 1) via een transportband, en 2) via een zuigsysteem. Hierbij wordt het welzijn van de larven in acht genomen. Het transportsysteem moet uitkomen op een voersysteem waarmee de larven gelijkmatig over de stal verdeeld kunnen worden. Ook dit systeem moet nog ontwikkeld worden, waarbij binnen dit project getest zal worden of larven in een hopper terecht kunnen komen die vervolgens via een rail door de stal kan gaan en waarbij een doseersysteem voor een gelijkmatige verspreiding moet zorgen. Gedrag en welzijn van de leghennen rondom voeren van de larven zal worden gemonitord. Het onderzoek zal bijdragen aan de praktische toepasbaarheid van het kweken en voeren van larven op het pluimveebedrijf. Het practoraat dierenwelzijn en -gezondheid, Team Veehouderij van Aeres MBO Barneveld, Team Agrotechniek & Management en het lectoraat Duurzame Pluimveehouderij in een Circulaire Bedrijfsvoering van Aeres Hogeschool Dronten zullen het transport- en voersysteem ontwikkelen in samenwerking met ketenontwikkelaar RavenFeed en Pluimveebedrijf Beek.
De robot assistent is een nieuwe, veelbelovende technologie om docenten te ondersteunen en leerprestaties te verbeteren. Echter, een moreel kader voor een aanvaardbare inzet van zulke robots mist nog.Doel Het doel van dit project is, het creëren van een richtlijn, in samenwerking met stakeholders, voor het toepassen van robots in het basisonderwijs op een moreel verantwoorde manier. Resultaten Het hoofddoel van dit project is het creëren van een richtlijn voor het moreel verantwoord toepassen van sociale robots in het Nederlandse basisonderwijs. Deze richtlijn kan worden gebruikt door alle belangrijke belanghebbenden, zoals leraren, robotbedrijven en schoolbesturen, bij het nemen van beslissingen over het ontwerpen, bouwen en toepassen van sociale robots. Looptijd 01 november 2017 - 01 november 2021 Aanpak Dit project maakt gebruik van de Value Sensitive Design Methodology. Ten eerste voeren we een grootschalig systematisch literatuuronderzoek uit om de relevante morele waarden te identificeren. Daarna houden we focusgroepsessies met belanghebbenden om deze waarden verder te conceptualiseren. Op basis van de focusgroepsessies zullen we een enquête ontwikkelen om kwantitatieve gegevens over de stakeholderperspectieven te verkrijgen. Deze onderzoeken vormen de basis voor de richtlijnen. Extra informatie Stel je voor: een robot die de leerkracht helpt in de klas. Interview met Matthijs Smakman voor De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) Relevantie Bijdrage aan de wetenschap Meerdere studies benadrukken de dringende behoefte aan ethische reflectie en richtlijnen voor robotleraren en theoretisch integratie van de tot dusver bekende, gefragmenteerde resultaten. Dit promotieonderzoek beoogt dit te doen door het ontwikkelen van een nieuwe moraaltheorie over de ethische opvattingen die verbonden zijn aan de implementatie van robotleraren, en test de theoretische aannames empirisch. De resultaten zullen worden verspreid op wetenschappelijke conferenties, debatten en in tijdschriftpublicaties. Bijdrage aan de samenleving De angst en implicaties van intelligente robots die banen overnemen, maakt deel uit van een internationaal debat (Brynjolfsson &amp; McAfree, 2016) en zal een grote impact hebben op de taken van docenten. Robotleraren zijn een perfecte kandidaat om te helpen leraren in hun toenemende werkdruk. Er moet echter voorzichtig worden omgegaan met het introduceren van robotleraren in het klas. Dit doctoraatsonderzoek erkent de morele overwegingen en zorgt voor de nodige theoretische basis om een richtlijn te ontwikkelen voor de implementatie van robotleraren op een moreel gepaste manier. De resultaten wordt via websites, videoclips en maatschappelijke debatten aan het publiek getoond. Co-financiering Dit onderzoek is gefinancierd door NWO, Promotiebeurs voor Leraren, projectnumer: 023.00.066 Aanvullende documenten en doorverwijzingen Publicaties Smakman, M.H.J.; Konijn, E.A.; Vogt, P.; Pankowska, P. Attitudes towards Social Robots in Education: Enthusiast, Practical, Troubled, Sceptic, and Mindfully Positive. Robotics 2021, 10, 24. https://doi.org/10.3390/robotics10010024 Smakman, M., Berket, J., Konijn, E. A. (2020, October). The Impact of Social Robots in Education: Moral Considerations of Dutch Educational Policymakers. In 2020 29th IEEE International Conference on Robot and Human Interactive Communication (RO-MAN) (pp. 647-652). IEEE. Van Ewijk, G., Smakman, M., & Konijn, E. A. (2020, June). Teacher's perspectives on social robots in education: an exploratory case study. In Proceedings of the Interaction Design and Children Conference (pp. 273-280). Konijn, E.A., Smakman, M. & van den Berghe, R. (2020). Use of Robots in Education. In: van den Bulck, J., Sharrer, E., Ewoldsen, D. & Mares, M-L. (Eds). The International Encyclopedia of Media Psychology. Wiley Publisher Smakman, M., Jansen, B., Leunen, J., & Konijn, E. (2020) Acceptable Social Robots in Education: A Value Sensitive Parent Perspective. In INTED2020 Proceedings (pp 7946-7953). Smakman M., Konijn E.A. (2020) Robot Tutors: Welcome or Ethically Questionable?. In: Merdan M., Lepuschitz W., Koppensteiner G., Balogh R., Obdržálek D. (eds) Robotics in Education. RiE 2019. Advances in Intelligent Systems and Computing, vol 1023. Springer, Cham Goudzwaard, M., Smakman, M., & Konijn, E. A. (2019). Robots are Good for Profit: A Business Perspective on Robots in Education. 2019 Joint IEEE 9th International Conference on Development and Learning and Epigenetic Robotics (ICDL- EpiRob), 54–60. https://doi.org/10.1109/DEVLRN.2019.8850726 Video Stel je voor: een robot die de leerkracht helpt in de klas