In this article, we examine the relationship between important types of policies for asylum permit holders in the Netherlands and the improvement in their command of Dutch. As far as asylum policy is concerned, we find that participation in activities in the asylum seekers reception centre – and in particular, following Dutch language classes – contribute to an improvement in Syrian asylum permit holders’ command of Dutch. On the other hand, a prolonged period of stay and frequent relocations between reception centres are not favourable. Asylum permit holders who have successfully completed the civic integration programme have a better command of the language than asylum permit holders who are still undergoing the programme. An important finding is that there seems to be a sort of double deficit in the area of civic integration: not only do the elderly and lower educated make less progress in learning Dutch, but they are also the ones more likely to receive a dispensation from the civic integration requirement, which places them at a further disadvantage. Third, we find that early participation in the labour market or as a volunteer is also beneficial for language proficiency.
LINK
The European Manifesto for Inclusive Learning is an initiative of the University of Florence to promote adult education for migrants and refugees. The program seeks to provide “a concrete tool for adult educators to promote adult learning in their local context”. In order to achieve this goal, eight European Union partners in different EU countries collaborated intensively for 1 ½ year to exchange experiences, expand opportunities and to seek to promote a more coordinated and integrated approach. Each partner collected case studies of good practices using a common tool for collecting data. The results of the Dutch partner, The Hague University of Applied Sciences are presented here. Seven cases have been studied with very different, mainly informal ways of mutual learning in the Netherlands. First the Manifesto is described in more detail. This is followed by a sketch of refugee flows to the Netherlands and the Dutch asylum system. After these chapters, the different cases are presented, followed by a conclusion and recommendations based on the Dutch good practices.
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de mening van gescheiden burgers over de Tremanormen geldend tot april 2013. Het onderzoek vond plaats in opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
MULTIFILE
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert. De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert.De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders in Nederland is laag. Dit maakt deze vrouwen sociaal en economisch kwetsbaar en bemoeilijkt integratie in de Nederlandse samenleving. Het hebben van passend werk draagt niet alleen bij aan economische zelfstandigheid, maar ook aan persoonlijke ontwikkeling, sociale verbindingen, gezondheid en welzijn. Dit is van belang voor individu én samenleving. Centrale vraag in dit onderzoek is hoe publieke professionals op passende wijze vrouwelijke statushouders kunnen begeleiden naar duurzaam werk. Publieke professionals die vanuit de Wet inburgering en de Participatiewet vrouwelijke statushouders ondersteunen, zoals klantmanagers en trajectcoaches, geven aan dat het hen nog onvoldoende lukt om de drijfveren, mogelijkheden en belemmeringen die vrouwelijke statushouders ervaren ten aanzien van toeleiding naar werk in beeld te krijgen. Ook signaleren zij dat nieuwe werkwijzen noodzakelijk zijn om beter aan te sluiten bij wat deze vrouwen nodig hebben. Dit vraagt om meer en betere samenwerking met andere belanghebbenden, zoals werkgevers, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties. In dit onderzoeksproject gaan we samen met professionals en andere stakeholders (1) bestaande inzichten en werkwijzen over het begeleiden van vrouwelijke statushouders in kaart brengen, (2) passende(re) werkwijzen ontwikkelen en uitproberen in de praktijk, (3) formuleren wat toeleiding naar duurzaam werk vraagt aan inhoudelijke elementen, professionele competenties en organisatorische randvoorwaarden. Het onderzoek vindt plaats in lerende netwerken, waarin onderzoekers en publieke professionals samenwerken met vrouwelijke statushouders met ervaringskennis, werkgevers en praktijkprofessionals uit aanpalende domeinen. Door het werken in lerende netwerken wordt zowel het lerend vermogen als het netwerk van de professionals vergroot. Opbrengsten uit dit onderzoek worden tevens doorvertaald naar het hbo-onderwijs. Dit onderzoek beoogt de handelingsperspectieven van publieke professionals te vergroten en (aankomend) professionals beter toe te rusten op de praktijk door middel van innovatie in het onderwijs curriculum, met het uiteindelijke doel om betere kansen op duurzaam passend werk te creëren voor vrouwelijke statushouders.