Dit artikel bevat de resultaten van een onderzoek naar burgerschap en inburgering in relatie tot inburgeringspraktijken in drie landen. De inburgeringspraktijken, zoals inburgeringscursussen, toetsen en trainingen, van de landen Nederland, Frankrijk en Canada worden vergeleken om na te gaan wat deze landen onder inburgering en burgerschap verstaan. Inburgering en burgerschap zijn begrippen die eenvoudig en helder lijken, maar dit niet zijn. In het dagelijks leven, in literatuur en beleidsteksten worden de begrippen op verschillende manieren gedefinieerd en geoperationaliseerd. Door de verschillende Nederlandse, Franse en Canadese contexten te bekijken en deze met elkaar te vergelijken, wordt duidelijk wat bepalende en kenmerkende factoren zijn voor burgerschap en het inburgeringsproces. Deze factoren leiden naar twee modellen van inburgering, die zijn voortgekomen uit de analyse van de contexten van de drie landen. Na deze inleiding volgen de methodische achtergronden van mijn onderzoek. Vervolgens wordt kort ingaan op de begrippen die van belang zijn voor dit thema, namelijk de verschillende aspecten van burgerschap. Daarna volgt de uitleg van de twee inburgeringsmodellen. Het volgende deel bestaat uit een verbinding van de twee inburgeringsmodellen en de drie aspecten van burgeridentiteit. Als laatste volgt de discussie.
DOCUMENT
Huidige inburgeringscursussen zijn meestal gericht op taal en kennis en houden geen rekening met de complexe inspanningen die migranten moeten leveren om een nieuw bestaan op te bouwen in een vreemde samenleving. Sinds 2002 onderzoekt en ontwikkel ik samen met Vantrood Educational Services methoden voor psychosociale volwassenenonderwijs, toegespitst op een dubbele context benadering: de ontvangende samenleving, evenals de volwassen lerende migrant. In dit Position paper beschrijven we de theoretisch gefundeerde principes van deze effectieve pedagogische aanpak en bespreken we veronderstellingen van volwassenenonderwijs en inburgering om hiermee een constructieve bijdrage te leveren aan de doorontwikkeling van inburgeringscursussen.
MULTIFILE
Hoofdstuk in Jaarrapport integratie 2011. Het rapport geeft een beeld van de positie van niet-westerse migranten en hun nakomelingen in Nederland. Er is aandacht voor de positie in het onderwijs en op de arbeids- en woningmarkt. Ook thema's als demografie, inburgering, inkomen en criminaliteit komen aan bod. Voor al deze terreinen worden de ontwikkelingen in integratie geschetst. Verwerven niet-westerse migranten steeds gunstigere posities? En in hoeverre staan zij nog op afstand van autochtone Nederlanders?
DOCUMENT
Oekraïense vluchtelingen kunnen bij aankomst in Nederland direct participeren op de arbeidsmarkt. Mede hierdoor ligt hun arbeidsparticipatie een stuk hoger dan onder Oekraïense vluchtelingen in Duitsland. Is dit ‘work first’-model daarmee ook een voorbeeld voor andere landen? Het is aannemelijk dat een work-first aanpak een belangrijke bijdrage levert aan de relatief hoge arbeidsparticipatie van Oekraïners in Nederland. Die vaststelling ondersteunt de lopende politieke en maatschappelijke discussie om asielzoekers meer mogelijkheden te geven om tijdens de asielprocedure te werken. De bevindingen over de arbeidsmarktpositie van Oekraïners laten echter ook zien dat zij vooral aangewezen zijn op het flexibele segment van de arbeidsmarkt waar de meeste onder hun niveau werken. Dit is een groot verschil met de situatie in Duitsland. Een van de lessen zou kunnen zijn om in navolging van Duitsland de inburgering ook open te stellen voor Oekraïense ontheemden (Groenendijk, 2023). Oekraïense ontheemden kwamen naar Nederland met de gedachte dat dit tijdelijk zou zijn, en ook het beleid van de Nederlandse overheid is hierop gestoeld. Deze tijdelijkheidsgedachte brengt met zich mee dat langeretermijnoverwegingen nauwelijks een rol spelen in onder meer de oriëntatie op de arbeidsmarkt en de geneigdheid om de taal te leren. Naarmate de oorlog langer duurt, is de kans groot dat Oekraïners zich hier permanent gaan vestigen. Ook dat is een reden om in beleid het perspectief meer te verschuiven in de richting van een settle first-aanpak, die misschien op korte termijn de arbeidsparticipatie inperkt, maar als het goed is in de naaste toekomst tot een betere arbeidsmarktpositie en grotere zelfredzaamheid leidt.
MULTIFILE
Background: Courses for migrants in Europe are mostly aimed at literacy in western languages as a means for participation in society. These curricula are not suitable for migrants without previous basic education, which leaves groups of migrants vulnerable to alienation and without support for social integration.Method: The IDEAL-programme (Integrating Disadvantaged Ethnicities through Adult Learning), which takes a participatory didactic approach and in which daily personal and family life is the starting point for learning, was provided and evaluated in the Netherlands and Sweden in 2011–2013. The participants (N = 16) were migrant mothers of Berber and Arabic origin without formal educational experience. The teachers shared the same back-ground and served as role model facilitators and social brokers.Results: Through exploring their personal narratives, the participants showed new insights,skills, and attitudes on the topics of communication, health and parenting. All participants showed progress in language acquisition and participation in society. The Dutch group of migrant mothers reported to use less physical punishment and threats to their children,and to practise more positive parenting skills instead.Discussion: Literacy oriented programmes for social integration are not suitable for all migrants and do not encourage acculturation. The proposed method offers a feasible alter-native, so that migrants may be more adequately supported in their efforts for social integration in receiving societies. In order to advance the future development of participatory programmes for civic education, several key intervention design principles and political conditions are discussed.
MULTIFILE
Whilst until the late 1980s most migration issues developed in a parallel manner but with national specifics, important differences showed up during the 1990s and at the beginning of this decade. Since the middle of the 1990s, there has been an obvious change in policy towards migrants and foreigners in the Netherlands, and those changes have been more or less “exported” to our neighbouring countries and even to the level of the EU. Integration into society with the maintenance of the immigrant’s own culture has been replaced by integration into the Dutch society after passing an integration examination. The focus of this article is to investigate those changes and to compare the implementation of those policies in the Netherlands/Limburg and Germany/NRW, where the official understanding of not being an immigration country was dominant until the end of the 1990s, and where integration has only recently become an important political issue. Both countries are now facing similar challenges for better integration into the society, especially into the educational system. Firstly, the autors describe migration definitions, types, the numbers of migrants and the backgrounds of migrant policies in Germany and the Netherlands up until the middle of the 1990s. Secondly they discuss the integration policies thereafter: the pathway to a new policy and the Action Plan Integration in Germany, and the central ideas of the Civic Integration of Newcomers Act (WIN) in the Netherlands. Integration policy in the Netherlands is highly centralised with little differentiation on the local governmental level when compared to South Limburg. Thirdly, the autors investigate the cross-border cooperation between professional organisations and educational institutions in the Euregio Meuse-Rhine, and the involvement of social work institutions and social workers in their process of integration into the local society and the exchange of each others’ experiences (the ECSW and RECES projects).
DOCUMENT
Taal is overal. Thuis, op school, in de stad. Maar welke taal? Antwerpen telt op dit ogenblik meer dan 170 nationaliteiten die elk hun eigen taal spreken. Dialecten en sociolecten niet meegerekend. Een smeltkroes van klanken en betekenissen die de communicatie er niet eenvoudiger op maakt. Via projecten binnen onderwijs, welzijn, inburgering, worden oude en nieuwe bewoners aangezet om met elkaar in gesprek te treden. Ook cultuur draagt hier haar steentje bij. Vijftien Antwerpse musea creëren taaloefenkansen vanuit hun diverse collecties. Boeken, schilderijen, voorwerpen en zelfs gebouwen die de dialoog tussen collecties, maar vooral mensen opzetten. Activerend taalgebruik in het museum dat voor even een leercentrum wordt, waarbij de waarheid vaak ondergeschikt is aan de persoonlijke mening van elke leerling/bezoeker.
LINK
The European Manifesto for Inclusive Learning is an initiative of the University of Florence to promote adult education for migrants and refugees. The program seeks to provide “a concrete tool for adult educators to promote adult learning in their local context”. In order to achieve this goal, eight European Union partners in different EU countries collaborated intensively for 1 ½ year to exchange experiences, expand opportunities and to seek to promote a more coordinated and integrated approach. Each partner collected case studies of good practices using a common tool for collecting data. The results of the Dutch partner, The Hague University of Applied Sciences are presented here. Seven cases have been studied with very different, mainly informal ways of mutual learning in the Netherlands. First the Manifesto is described in more detail. This is followed by a sketch of refugee flows to the Netherlands and the Dutch asylum system. After these chapters, the different cases are presented, followed by a conclusion and recommendations based on the Dutch good practices.
DOCUMENT
In this article, we examine the relationship between important types of policies for asylum permit holders in the Netherlands and the improvement in their command of Dutch. As far as asylum policy is concerned, we find that participation in activities in the asylum seekers reception centre – and in particular, following Dutch language classes – contribute to an improvement in Syrian asylum permit holders’ command of Dutch. On the other hand, a prolonged period of stay and frequent relocations between reception centres are not favourable. Asylum permit holders who have successfully completed the civic integration programme have a better command of the language than asylum permit holders who are still undergoing the programme. An important finding is that there seems to be a sort of double deficit in the area of civic integration: not only do the elderly and lower educated make less progress in learning Dutch, but they are also the ones more likely to receive a dispensation from the civic integration requirement, which places them at a further disadvantage. Third, we find that early participation in the labour market or as a volunteer is also beneficial for language proficiency.
LINK
Binnen dit verkennende onderzoek zijn we in gesprek gegaan met medewerkers van jeugdhulporganisaties, waarvan een aantal cultuur-sensitieve organisaties (die zich specifiek richten op gezinnen met een migratieachtergrond), vrijwillige migranten-tenorganisaties, hbo-studenten en docenten van de opleidingen Sociaal Werk en Pedagogiek en beleidsmakers. De centrale vraag richtte zich op twee thema’s: wat is er nodig om cultuursensitief werken duurzaam te verankeren in jeugdhulp organisaties en welke rol kan het hoger onderwijs hierbij spelen. De gesprekken met de respondenten zijn individueel gevoerd waarna de resultaten aan drie focusgroepen, op het gebied van migrantenzelforganisaties, onderwijs en governance, voorgelegd zijn. Uit de interviews en focusgroepen kwam naar voren dat cultuur-sensitief werken binnen de jeugdhulp organisaties urgentie noch prioriteit heeft, door bekende factoren als de transformatie, tijdsdruk en beperkte financiële ruimte. Er is volgens de respon-denten geen sprake van beleid gericht op cultuursensitiviteit dat door alle lagen in de organisatie gedragen wordt. Anderzijds geven de respondenten aan dat als er binnen de organisatie tijd en middelen beschikbaar worden gesteld, er wel behoefte kan zijn om met cultuursensitief werken aan de slag te gaan. (...) Vanuit gemeentelijke beleidsmakers wordt aangegeven dat er weinig zicht is op de mate van cultuursensitief werken van de jeugdhulporganisaties van wie de zorg wordt ingekocht. Wij concluderen dat er van verduurzaming van cultuursensitief werken nog geen sprake is. Voor de meeste organisaties, en in verder onderzoek, zal de aandacht in eerste instantie meer op de fasen voorbereiding en verandering gericht zijn (Bellaart, Hamdi, Day & Achahchah, 2018). De meeste respondenten geven aan dat ze zeker een rol zien voor het hoger onderwijs, en een meerwaarde zien in de samenwerking met hoger onderwijs om in de jeugdhulp meer cultuursensitief te werken. Ze geven aan dat zowel op het gebied van kennis, houding en vaardigheden, vanuit de hogenschool bijdragen kan worden aan de professionele ontwikkeling van studenten, zeker als hier gedurende de gehele opleiding aandacht voor is.
MULTIFILE