In het hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van thema's en methodische benaderinswijzen van de belangrijkste kwalitatieve jeugdonderzoeken uit de jaren vijftig tot en met negentig van de vorige eeuw. Na een aanloopperiode in de jaren vijftig en zestig, die gekenmerkt wordt door een relatief theoriearme benadering en het gebruik van eenvoudige dataverwerkingstechnieken, volgde in de jaren zeventig een periode waarin surveyonderzoeken met kwantitatieve dataverzamelings- en verwerkingsmethoden domineerden. Vanaf de jaren tachtig vond er een opleving van het kwalitatieve jeugdonderzoek plaats. Er kwam meer aandacht voor theorievorming over de relatie tussen jeugd en samenleving en er ontstond een veelzijdigheid aan onderzoeksbenaderingen. Achtereenvolgens worden beschreven: longitudinaal onderzoek, intergenerationeel onderzoek, historisch jeugdonderzoek, intercultureel vergelijkend onderzoek, multicultureel onderzoek, beleidsondersteunend onderzoek. Voorts wordt een overzicht gegeven van de meest gebruikte onderzoeksinstrumenten en dataverwerkingsmethoden in kwalitatief jeugdonderzoek.Tot slot wordt aandacht besteed aan de voor- en nadelen van multidisciplinair en interdisciplinair versus monodisciplinair jeugdonderzoek.
DOCUMENT
Kwalitatief jeugdonderzoek kende in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw een bloeiend bestaan, maar verdween in de jaren negentig, om daarna met een veelzijdigheid van onderzoeksbenaderingen te herrijzen. Het -voornamelijk beleidsondersteunende- kwalitatieve jeugdonderzoek uit de eerste periode was theoriearm en werd gekenmerkt door het gebruik van eenvoudige dataverwerkingstechnieken. De opleving van het kwalitatieve jeugdonderzoek in de jaren tachtig, ging gepaard met meer theorievorming over jeugd en samenleving. In dit artikel worden methodische mogelijkheden en knelpunten van longitudinaal onderzoek, intergenerationeel onderzoek, historisch jeugdonderzoek,intercultureel vergelijkend onderzoek en multicultureel onderzoek belicht. Geconstateerd wordt dat er de afgelopen decennia weliswaar een consolidering heeft plaats gevonden van het kwalitatieve onderzoek, maar dat dit vergezeld is gegaan van een theoretische fragmentering: vele (deel)disciplines werken naast en langs elkaar. Tevens als hoofdstuk verschenen in Levering, B.& Smeyers P.(red.)(1999).Opvoeding en onderwijs leren zien. Een inleiding in interpretatief onderzoek.Amsterdam: Boom. Pp.113-132.
DOCUMENT
In Nurse Academy verscheen het volgende artikel met Martine Lammertink van PsyQ / Parnassia Groep als eerste auteur:Lammertink, M. & van Meijel, B. (2014). Het cultureel interview. Nurse Academy GGZ, 3, 32 - 35. Ook Robert Meijburg, opleider Parnassia Groep, en Diana Polhuis, Hoofdopleider GGZ-VS, leverden een bijdrage aan dit artikel, waarvoor dank. Nurse Academy hanteert echter als beleid dat er max twee auteur aan een artikel worden gekoppeld. In de geestelijke gezondheidszorg in Nederland zien hulpverleners steeds meer mensen van verschillende etnische en culturele achtergronden. In deze gevalsbeschrijving wordt bekeken hoe de hulpverlener door middel van het zogeheten ‘cultureel interview’ de culturele achtergrond van de patiënt ziet en vanuit dit perspectief de behandeling kan vormgeven. Na het lezen van dit artikel kunt/weet u: – het belang van aandacht voor en kennis over de culturele achtergrond van de patiënt – het belang van cultureel interview – de opbouw van het cultureel interview
DOCUMENT
Media4ME Intercultureel is een samenwerkingsverband tussen stichting Mira Media, het eSociety Instituut van De Haagse Hogeschool en PDC.Media4ME heeft als doel actief burgerschap, interculturele dialoog en sociale cohesie op wijk- en lokaal niveau te stimuleren, door het bevorderen van een samenhangend geheel van interculturele sociale media en ICT – tools. De opzet van Media4ME Intercultureel is om in Amsterdam Nieuw -West en Overvecht (Utrecht)interculturele sociale en andere media in te zetten ter verbetering van de kwaliteit van het leven in de wijk. Het doel van onderhavig onderzoek is om wijkmedia beter te gebruiken om zo bij te dragen aan de kwaliteit van het leven voor bewoners en de wijk. Voor dit onderzoek is gesproken met wijkprofessionals en bewoners in de twee wijken. In deze publicatie laat het eSociety Instituut zien wat het effect van de inzet van wijkmediaprojecten is op het mediagebruik van professionals en van bewoners ten behoeve van sociale doeleinden. Dit kan wijken helpen in hun aanpak met betrekking tot het gebruik van wijkmedia. De analyse van de gesprekken heeft geleid tot de volgende conclusies: • Professionals en bewoners zijn positief over het gebruik van media ten behoeve van sociale doeleinden. • Professionals hebben normale reserves over techniek, doelgroep, organisatie en zichzelf. • De trainingen en activiteiten van Media4ME worden door de deelnemers als succesvol ervaren. • Het gebruik van sociale en andere media dragen positief bij aan de kwaliteit van het leven van bewoners
DOCUMENT
Sociaal werk is een kunde, vergelijkbaar met gezondheidskunde en onderwijskunde. Dat wil zeggen een interdisciplinaire integratie van kennisontwikkeling en praktijkverbetering vanuit een eigenstandige focus. Belangrijke toeleverende disciplines voor sociaal werk zijn met name economie, ethiek, gezondheidskunde, kennistheorie, pedagogiek, psychologie, recht en sociologie. Als onderdeel van een landelijk project gericht op het vaststellen van de gemeenschappelijke theoretische kennisbasis voor sociaal-werkopleidingen interviewden wij, de auteurs van dit artikel, academische specialisten over toeleverende disciplines. De geïnterviewden benoemen niet alleen een onderscheidende disciplinaire blik die relevant is voor sociaal werk, maar onderscheiden binnen zo’n blik ook meerdere paradigmatische perspectieven. Daarbij valt op dat wel vaker één perspectief binnen de disciplinaire blik een bijzondere positie inneemt. Redenen daarvoor zijn dat zo’n perspectief een meer omvattend karakter bezit (maatschappelijk, historisch, internationaal, intercultureel), de grenzen van het vakgebied overschrijdt (interdisciplinair) en/of een expliciete (ethische, politieke) stellingname insluit (engagement).
DOCUMENT
In deze bijdrage Migratie en politiek aan het congres over “Globalisierung und Flucht” in Eupen op 25 september 2004, worden eerst de begrippen met betrekking tot globalisering gedefinieerd , beschreven en geanalyseerd, vervolgens wordt globalisering gerelateerd aan migratie en de verschillende benamingen van migranten en integratie die daar in de loop van de tijd op zijn geplakt. Daarna komt uitvoerig het Nederlandse beleid aan de orde, dat trendsettend lijkt te zijn voor Europa. Tot slot enige opmerkingen over Europa en een opinie van David Pinto, hoogleraar/directeur van het intercultureel instituut (ICI) te Amsterdam, die wellicht aanleiding tot discussie kan zijn.
DOCUMENT
Een hoofdstuk uit het boek 'Gouden kansen': Aan de slag met diversiteit in het hbo'. Het hoofdstuk gaat over verbondenheid tussen enerzijds werving en selectie en anderszijds binding en behoud. Het lectoraat 'gedifferentieerd Human Resource Management' deed hiervoor onderzoek naar de ervaringen van docenten met etnische diversiteit in het beroepsonderwijs. Centrale vragen in dit onderzoek waren: Hoe kun je zorgen dat allochtone docenten (en studenten) in een hogeschool op hun plek komen en daar ook willen blijven? Welke voorwaarden zijn er dan voor een hogeschool? Ook ging het beschreven onderzoek dieper in op wat daarna gebeurt op de multiculturele werkvloer. Hoe reageren docenten op veranderingen in het onderwijs die de multiculturele samenleving met zich meebrengt? Hoe gaan ze met elkaar om? Leren ze van die samenwerking, en zo ja, wat leren ze dan?
DOCUMENT
Hoger onderwijsinstellingen investeren vaak fors in studentenmobiliteit en andere internationaliseringsactiviteiten die de ontwikkeling van interculturele competenties bij studenten moeten bevorderen. De verwachte meerwaarde van zulke projecten wordt vooral uitgedrukt in termen van carrièreperspectief, waarin interculturele competenties een centrale component vormen. Wat in veel internationaliseringsprojecten echter niet gebeurt, is nagaan in welke mate deze projecten ook echt het gewenste effect opleveren op de houding en het gedrag van de studenten. Vooral internationaliseringservaringen in verre bestemmingen vergen een substantiële investering van student en instelling, terwijl niet helemaal duidelijk is of studenten hierdoor ook daadwerkelijk intercultureel competenter worden. Mede om het leerrendement van internationalisering beter in kaart te brengen, is binnen Zuyd Hogeschool de Global Mind Monitor ontwikkeld, een kwantitatief meetinstrument dat zowel de effecten van internationalisering in eigen land als over de grenzen kan meten. In dit artikel gebruiken we recente data (2015-2016) van een eerste longitudinale pilot study bij 320 studenten met dit meetinstrument. Op basis van t-toetsen en meervoudige regressieanalyses onderzoeken we met name het belang van culturele afstand tot het gastland voor de ontwikkeling van interculturele competenties bij studenten. De analytische modellen bevestigen onze verwachting: hoe groter de culturele afstand tussen het thuisland en het gastland, hoe sterker het leereffect. Deze resultaten kunnen nuttige inzichten opleveren voor de verdere ontwikkeling van in internationalisering, zowel over de grens als ‘at home’.
DOCUMENT
Binnen dit verkennende onderzoek zijn we in gesprek gegaan met medewerkers van jeugdhulporganisaties, waarvan een aantal cultuur-sensitieve organisaties (die zich specifiek richten op gezinnen met een migratieachtergrond), vrijwillige migranten-tenorganisaties, hbo-studenten en docenten van de opleidingen Sociaal Werk en Pedagogiek en beleidsmakers. De centrale vraag richtte zich op twee thema’s: wat is er nodig om cultuursensitief werken duurzaam te verankeren in jeugdhulp organisaties en welke rol kan het hoger onderwijs hierbij spelen. De gesprekken met de respondenten zijn individueel gevoerd waarna de resultaten aan drie focusgroepen, op het gebied van migrantenzelforganisaties, onderwijs en governance, voorgelegd zijn. Uit de interviews en focusgroepen kwam naar voren dat cultuur-sensitief werken binnen de jeugdhulp organisaties urgentie noch prioriteit heeft, door bekende factoren als de transformatie, tijdsdruk en beperkte financiële ruimte. Er is volgens de respon-denten geen sprake van beleid gericht op cultuursensitiviteit dat door alle lagen in de organisatie gedragen wordt. Anderzijds geven de respondenten aan dat als er binnen de organisatie tijd en middelen beschikbaar worden gesteld, er wel behoefte kan zijn om met cultuursensitief werken aan de slag te gaan. (...) Vanuit gemeentelijke beleidsmakers wordt aangegeven dat er weinig zicht is op de mate van cultuursensitief werken van de jeugdhulporganisaties van wie de zorg wordt ingekocht. Wij concluderen dat er van verduurzaming van cultuursensitief werken nog geen sprake is. Voor de meeste organisaties, en in verder onderzoek, zal de aandacht in eerste instantie meer op de fasen voorbereiding en verandering gericht zijn (Bellaart, Hamdi, Day & Achahchah, 2018). De meeste respondenten geven aan dat ze zeker een rol zien voor het hoger onderwijs, en een meerwaarde zien in de samenwerking met hoger onderwijs om in de jeugdhulp meer cultuursensitief te werken. Ze geven aan dat zowel op het gebied van kennis, houding en vaardigheden, vanuit de hogenschool bijdragen kan worden aan de professionele ontwikkeling van studenten, zeker als hier gedurende de gehele opleiding aandacht voor is.
MULTIFILE
De Korte Interventie Methode is een laagdrempelige, kortdurende interventie gericht op communicatie problemen binnen niet-westerse migranten gezinnen. In dit hoofdstuk wordt deze interventie inhoudelijk toegelicht en onderbouwd.
DOCUMENT