Als gevolg van nieuwe wetgeving zoals Sarbanes-Oxley en gedragscodes als die van de commissie Tabaksblat is het de expliciete verantwoordelijkheid van de directie om te zorgen voor een adequaat en effectief risicomanagement en intern beheersingssysteem. Het is opvallend dat deze nieuwe interne-controlevereisten de kredietcrisis niet hebben kunnen voorkomen in een zo streng gereguleerde bedrijfstak als die van de financiële dienstverlening. De grote vraag is dan ook hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren en welke mogelijke lessen er te trekken zijn.
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten ROC's de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 1999, Inspectie 2000). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn onlangs twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van ROC's een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Uitgedaagd door de redactie van de bundel, ga ik in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop ik antwoorden probeer te vinden, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat omleidinggeven aan ROC's? In de volgende paragraaf komt eerst de geschiedenis aan bod. Ik laat zien dat de school is geplaatst tussen het macroniveau van de overheid en het microniveau van de docent om de kwaliteit te verhogen van het onderwijs. De schoolleiding krijgt zo een belangrijker rol. De historie leert dat men veel moeite heeft dit waar te maken. Ze lijkt het te moeten doen met incidentele successen. Vaak komt men niet toe aan onderwijskundig leiderschap en er wordt zelfs gesproken over de rol van tragische held. Het hedendaags schoolleiderschap komt vervolgens aan de orde in paragraaf 3. Aan modern leidinggeven blijken veel kanten te zitten die afgestemd en evenwichtig hun plaats dienen te krijgen. Tot opluchting van de top kan ik melden dat al dat werk niet langer wordt beschouwd als hun exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te meer men zelf de baas zal blijven.
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten bve- en hbo-instellingen de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar en hoger beroepsonderwijs te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 2000, Inspectie 2001). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn nog niet zo lang geleden twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van scholen voor beroepsonderwijs een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Ik ga in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop antwoorden worden gezocht, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat om leidinggeven aan scholen voor middelbaar en hoger beroepsonderwijs?
DOCUMENT
Veel bedrijven zijn bezig om de planning en besturing van hun productie steeds meer data-gedreven te ondersteunen. Hiervoor beginnen ze met hoge verwachtingen aan digital twin-projecten. Ze zijn echter vervolgens onvoldoende in staat deze nieuwe technologie waarde toevoegend in te zetten. Dit onderzoek onderzoekt hoe bedrijven DT-technologie kunnen inzetten om hun planning en besturing te ondersteunen. Productieplanning en -besturing wordt steeds complexer. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door meer klantspecifieke vraag én grote volumefluctuaties door geopolitieke omstandigheden. Anderzijds kampen productiesystemen met beperkingen én gebrek aan flow. Het reactievermogen is hierdoor onvoldoende om genoemde externe factoren op te vangen. Productiebedrijven worstelen dan ook met hun leverbetrouwbaarheid. Bedrijven elimineren verspillingen en verminderen de invloed van beperkingen met behulp van verbeterprincipes als Lean of Six Sigma. Deze verbeterprincipes helpen de flow te verbeteren. Echter de toenemende variaties in externe factoren(6) maken de beheersing van de interne procesbeperkingen complexer. Snelle procesbijsturing, gevoed door (near-)real-time procesgegevens, is een vereiste om het reactievermogen van het productiesysteem verder te verbeteren. Digital twin technology (DT) helpt bij het ontsluiten en analyseren van real-time gegevens. DT’s ondersteunen de beheersing van het productiesysteem waardoor het reactievermogen verbeterd.
Juridische afdelingen van provincies en gemeenten willen juridische processen (zoals juridische advisering, contractering of bezwaarbehandeling) ondersteunen door digitale beslissingsondersteuning. Juridische professionals staan voor de uitdaging als architecten deze systemen te ontwerpen. Goed ontworpen systemen kunnen gebruikers helpen bij het maken van juridische inschattingen, de correcte toepassing van regels, of het zelfstandig opstellen van juridische documenten. Hiermee kan zowel interne dienstverlening van de juridische afdeling, als externe dienstverlening (aan burgers en organisaties) verbeteren. In het voortraject van deze aanvraag zijn door juridische professionals toepassingsmogelijkheden geïdentificeerd op zeer veel gebieden: van sociaal domein, tot vastgoed, informatiebeheer en cultuur. Zij hebben de eerste ervaringen opgedaan als architecten van digitale beslissingsondersteuning en zijn enthousiast geraakt. Het voortraject heeft geïdentificeerd dat er bij het ontwerpen ten aanzien van de effectiviteit, juridisch-inhoudelijke kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid bij professionals kennisbehoeften bestaan, die de ontwikkeling naar grotere inzet van zinvolle en verantwoorde ondersteuning vertragen. Dit onderzoek voorziet juridische professionals van praktische ontwerprichtlijnen voor digitale beslissingsondersteuning en concrete voorbeelden, waarin juridische kennis met oog voor gebruikers effectief en verantwoord is omgezet in logische en begrijpelijke vraag-antwoordroutes.. In dit onderzoek worden bij de gemeenten Amersfoort, Amsterdam, Hilversum en Utrecht en de provincies Gelderland en Utrecht door juridische professionals en onderzoekers gezamenlijk systemen voor digitale beslissingsondersteuning ontwikkeld, waarbij toekomstgericht wordt geleerd van de opgedane ervaringen. Juridische professionals zijn bij het ontwerpen ‘in the lead’, maar de samenwerking met ICT- en communicatieprofessionals wordt actief gezocht. De ontwikkelde systemen voor beslissingsondersteuning worden na afloop vrijelijk beschikbaar gesteld voor alle gemeenten en provincies via de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg. Uit de ervaringen gedurende de ontwerptrajecten en ná implementatie worden de ontwerprichtlijnen gedestilleerd, die juridische professionals helpen zich te ontwikkelen tot volwaardige, proactieve architecten van effectieve, juridisch-inhoudelijk verantwoorde en gebruiksvriendelijke digitale beslissingsondersteuning.