De JeugdzorgPlus is gericht op jongeren niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van hulpverlening en die zonder behandeling een risico voor zichzelf en hun omgeving vormen. Het ministerie van VWS en betrokken instellingen wilden, nu de JeugdzorgPlus ruim tien jaar bestaat, een onderzoek laten uitvoeren onder een grote groep jongeren die ten minste vijf jaar geleden zijn uitgestroomd uit de JeugdzorgPlus. Het onderzoek is deel van de longitudinale effectmonitor JeugdzorgPlus gericht op het verkrijgen van inzicht in de mate waarin jongeren profiteren van de geboden hulp en welke factoren een relatie hebben met de gemeten effecten. Het Verwey-Jonker Instituut en de Hogeschool Utrecht hebben onderzocht hoe het jeugdigen die tussen 2008 en 2013 in de JeugdzorgPlus hebben gezeten is vergaan. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van inzicht in het welzijn van de jongeren: hoe gaat het nu met de jongeren, hoe kijken zij terug op hun verblijf in de JeugdzorgPlus en wat kunnen we van hen leren? Tevens dient het onderzoek als verkenning voor hoe JeugdzorgPlus instellingen op de langere termijn vorm en inhoud kunnen geven aan follow up onderzoek, waarbij ook de mogelijkheid voor het gebruik van CBS-gegevens en gegevens van gemeenten wordt bestudeerd. In totaal zijn 46 jeugdigen betrokken in diepteinterviews met behulp van de tijdlijn-methode. Aanbevelingen zijn geformuleerd op grond van deze interviews en rekening houdend met ontwikkelingen in de JeugdzorgPlus.
MULTIFILE
DOCUMENT
Binnen Trajectzorg is als uitgangspunt gesteld dat een traject bestaat uit diagnostiek en uit een planmatige aanpak inclusief onderwijs en/of arbeid. Rondom het thema onderwijs is op 23 april 2015 een symposium georganiseerd door de samenwerkende organisaties van Trajectzorg. De keuze voor dat thema vloeide voort uit de bevinding dat de samenhang tussen onderwijs en zorg versterking behoeft en continuïteit van onderwijs meer aandacht. Op basis van het symposium, maar ook van dossieranalyse, interviews en observaties zijn we tot het formuleren van het volgende aandachtspunt gekomen. In het artikel wordt dit nader uitgewerkt.
DOCUMENT
Continuïteit in de zorg na uitstroom uit geslotenheid moet bereikt worden vanuit samenwerking tussen behandeldeskundigen, want er is geen juridisch kader voor doorzettingsmacht van de trajectbegeleider buiten de eigen instelling. Er is wel een juridisch kader voor een behandelcoördinator en een intensievere (toezichthoudende) betrokkenheid van de (gezins)voogd bij de realisatie van continuïteit in de geleverde zorg binnen het afgesproken traject. De invulling van deze toezichtrol is nu nog tamelijk mager.
DOCUMENT
Aansluiten bij eigen hulpvraag is belangrijk maar ook ingewikkeld. Omdat 1) de timing belangrijk is 2) het niveau waarop doelen geformuleerd worden moet aansluiten bij jongere en gezin/systeem 3) de behandelingsmethodiek ruimte moet bieden om aan te sluiten bij de doelen. Fasering kan hierbij behulpzaam zijn en voorkomen dat het lange termijn perspectief ondergesneeuwd raakt.
DOCUMENT
In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen Veilig Midden-Nederland en VSO de Sprong. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht is door dit samenwerkingsverband benaderd en dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie was het mogelijk in 2014 en 2015 onderzoek te doen naar deze pilot. Het onderzoek had als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. In het Raak-projectvoorstel van het onderzoek Op zoek naar het gewone leven zijn een aantal ‘producten’ ter oplevering toegezegd. Eén daarvan was een boekje met de werktitel de methodische leidraad. Een methodische leidraad suggereert dat bekend is hoe Trajectzorg het beste uitgevoerd kan worden. Inmiddels is duidelijk dat de ontwikkeling van Trajectzorg en het onderzoek hiernaar, alleen ruimte bieden voor een meer bescheiden product zoals een procesbeschrijving waaruit lessen geleerd kunnen worden. Lessen die afgemeten worden aan de gestelde doelen en uitgangspunten. In dit boekje zijn deze lessen als aandachtspunten uitgewerkt.
DOCUMENT
In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. Vanuit het onderzoek is dit boekje ontwikkeld. Hierin wordt beknopt het onderzoek en de (door)ontwikkeling van Trajectzorg beschreven en zijn er vijf aandachtspunten nader uitgewerkt. Het boekje is geïllustreerd met het traject van Nadine; de belevenissen van dit fictieve meisje zijn als voorbeeld van Trajectzorg in dit boekje opgenomen.
DOCUMENT
Een literatuurstudie naar het versterken van informele en formele verbindingen rondom jeugdigen en gezinnen in de specialistische hulpverlening. Wat is er internationaal en nationaal bekend over het versterken van de samenwerking tussen het informele en formele netwerk? Deze vraag heeft centraal gestaan. In deze literatuurstudie staat beschreven welke kenmerken jeugdigen belangrijk vinden in de relatie met hun sociaal werker en andere belangrijke volwassenen. Ook worden er verschillende netwerkbenaderingen beschreven, waaronder de JIM-aanpak. In de conclusie worden er handelingsalternatieven geboden voor de professional. Deze literatuurstudie dient als vooronderzoek voor een praktijkonderzoek waarin er met een dossieranalyse wordt gekeken naar de mate waarin professionals het netwerk van jeugdigen en gezinnen optimaal benutten.
DOCUMENT