De stad Goes is het bloeiende middelpunt van de regio “De Bevelanden”. Met diverse uitbreidingswijken blijft Goes groeien. Eén van deze wijken is woningbouwlocatie het “Goese Diep” gepland op het huidig industrieterrein de Houtkade. De huidige bedrijven gevestigd op dit industrieterrein zijn watergebonden. Dit wil zeggen dat de bedrijfsvoering afhankelijk is van aan- en afvoer via het water. De watergebonden bedrijven zullen op termijn moeten verhuizen naar een alternatieve locatie. In 2006 is gestart met de ontwikkeling van de eerste woningen op een voormalig deel van het industrieterrein en zijn er diverse vooronderzoeken uitgevoerd naar alternatieve locaties voor de te verplaatsen bedrijven. Door de crisis in de bouwsector is de ontwikkeling gestagneerd totdat in 2016 het project nieuw leven is ingeblazen. De noodzaak om de nog aanwezige bedrijven te verplaatsen is hierdoor weer actueel geworden. Uit de vooronderzoeken die in 2006 zijn uitgevoerd is gebleken dat de betrokken bedrijven, onder voorwaarden, bereid zijn om te verhuizen. In de vervolgonderzoeken zijn verschillende alternatieve locaties vergeleken. De meest geschikte locatie die aan de voorwaarden van de bedrijven voldoet is het “Goese Sas”. Gelegen aan het havenkanaal achter de sluis Goese Sas biedt de noordelijke variant de meeste mogelijkheden voor zowel de bedrijven als de initiatiefnemer gemeente Goes. De projectlocatie voor de nieuwe haven ligt achter een regionale waterkering op te verwerven landbouwgronden. Om de nieuwe haven geschikt te maken voor de bedrijven moet een kadeconstructie worden aangelegd. Voor de initiatiefnemer gemeente Goes is het van belang de economische meest voordelige kadeconstructie te realiseren. Daarnaast moet de kade-constructie voldoen aan de eisen van alle stakeholders. De eisen zijn vertaald naar een programma van eisen. Aan de hand van de eisen zijn drie geschikte varianten geselecteerd. De drie geselecteerde varianten zijn de L-muur, de damwand-constructie en het overbouwd talud. Alle kadeconstructies dienen geschikt te zijn voor het laden en lossen van schepen. De schepen worden gelost met een mobiele loskraan of een loskraan die op een kraanbaan staat opgesteld. Om de diverse kadeconstructies en de kraanbaan te dimensioneren zijn constructie berekeningen opgesteld. Met de gegevens uit de constructie berekening is een voorontwerp opgesteld en de wijze van uitvoering omschreven. Binnen afgebakende kaders is een raming opgesteld waarin de kosten voor realisatie, materialen en onderhoud en beheer voor de kadeconstructies zijn meegenomen. Per kadeconstructie is een prijs per strekkende meter bepaald. Op basis van kosten, bedrijfszekerheid en uitvoerbaarheid is de economisch meest voordelige voorkeursvariant, de damwandconstructie, geselecteerd. Het toepassen van de damwandconstructie in de haven is uitgewerkt waarbij een indicatie is gegeven van de totale realisatiekosten voor de haven.
DOCUMENT
In 2017 viert het toonaangevende Nederlandse kunsttijdschrift haar 40e verjaardag - een goede reden voor Kunsthal KAdE om, samen met het tijdschrift, een tentoonstelling op te zetten over de fascinerende manieren waarop kunstwerken door de eeuwen heen zijn gemaakt. De tentoonstelling weerspiegelt die interesse door een verbazingwekkende reeks kunstwerken te presenteren die een bijzonder licht werpen op materialen en technieken, vakmanschap, ideevorming en studiopraktijk.
LINK
Interview met Marnix Eysink Smeets in het Parool (16 mei 2013)
DOCUMENT
De havens die Groningen Seaports (GSP) faciliteert, zijn relatief kleine havens waar het tij bepaalt welke schepen kunnen aanmeren. GSP wil de concurrentie met grotere havens aangaan door voorop te lopen met innovatie en zet hier bewust stappen in. Denk aan het faciliteren van zelf varende schepen en het maximaliseren van gebruik van de kade. Groningen Seaports (GSP) kent in het kader van kademanagement een aantal uitdagingen. Essentieel voor kademanagement is dat de havenautoriteit inzicht heeft in welke schepen zich in de haven bevinden en welke schepen gebruik maken of willen maken van de kade. Dit inzicht draagt bij aan verscheidene doelen: Borgen van veiligheid in de haven Sturen op efficiënt gebruik van de haven en de kade Doorbelasting van gebruik van de kade Bottleneck vormt de uitgestrektheid van de haven, waardoor GSP geen actueel inzicht heeft in het gebruik van de kade. Het is daarbij o.a. aangewezen op het vertrouwen van de schippers in het correct doorgeven van het gebruik van de kade (duur en positie). De praktijk wijst uit dat het dat het kadegebruik niet altijd correct gefactureerd wordt. Dit zorgt voor een aanzienlijke jaarlijkse schadepost. Deze uitdagingen lijken overigens generiek voor alle havens (groot en klein) en gelden niet alleen voor GSP. Voor dit project zijn de volgende uitdagingen gedefinieerd: Registreren van afgemeerde schepen Het komt voor dat schepen niet of niet juist gefactureerd worden voor het gebruik van de kade. Door het detecteren van afgemeerde schepen aan de kade, o.a. in combinatie met de schipregistratie AIS, moet het gebruik van de kade correct geregistreerd worden. Daarnaast kan een goed beheer van de kade ondersteunen in het inzicht krijgen in de vrije plaatsen en het optimaliseren van het kadegebruik (zodat bijvoorbeeld bij een aankomende storm de kadecapaciteit optimaal benut kan worden). Het doel van het project was de detectie van schepen aan de kade onder diverse (weers)omstandigheden. De omgeving wordt gekenmerkt door uitgestrektheid, waarbij er geen vaste stroomvoorziening is. Daarnaast heeft GSP een eigen Low Power Long Range netwerk tot zijn beschikking in dit gebied, te weten een LoRa netwerk van TheThingsNetwork. Een aanvullend technisch doel van de pilot is te bepalen welke (combinatie van) sensoren geschikt zijn om schepen met voldoende zekerheid te detecteren. De sensor is uitgerust met een ultrasoon sensor, een magnetometer en een doppler radar sensor.
DOCUMENT
Een eerste verkenning van overheidsingrijpen in de energiemarkt en de formulering van uitgangspunten voor een normatief kade.
DOCUMENT
Klimaatbestendige ‘nature-based solutions’ hebben het doel om gezonde stedelijke omgevingen voor mensen, dieren en planten te creëren. De vraag is of er ook risico's aan klimaatadaptatiemaatregelen voor volksgezondheid kleven, zoals bijvoorbeeld mogelijke ziekterisico’s door muggen en teken.
LINK
Introduction: Nursing students will come across stressful situations during their internships and will continue to do so in future practice. Because of the impact stress can have on performance, nursing students need to be equipped to work and collaborate in such situations. Careful consideration of the needs and desires of nursing students should be taken in account, in order to create a training environment that fosters students' ability to learn to collaborate under stress. Aim: The aim of this study is to identify viewpoints of undergraduate nursing students towards the learning of collaboration in stressful situations, to understand their needs and desires, and to improve educational designs for training to collaborate in stressful situations. Methods: We conducted a Q-methodology study, a mixed methods approach that studies and charts subjectivity, and uses a by-person factor analytical procedure to create profiles of shared viewpoints. The process of our Q-study is based on the following five steps: Q-set development (54 statements), participant selection (n = 29), Q-sorting procedure, data analysis, and factor interpretation. Results: Q-factor analysis resulted in two prevailing factors that answer our research question. Twenty-five students loaded on these two factors, and factor interpretation resulted in Profile 1 “Practice makes perfect, so let's do it” and Profile 2 “Practice is needed, but it scares me”. Whereas Profile 1 regarded learning to collaborate in stress mainly as a challenge, Profile 2 appeared anxious despite feeling the necessity to learn this. An overarching consensus factor revealed the importance of a learning environment in which mistakes can be made. Discussion: The two described profiles align with the biopsychosocial model of challenge and threat, and could help to recognize and address the individual needs of nursing students when learning to collaborate in stressful situations. Incorporating these profiles in training may guide students towards a more challenge-like appraisal of stressful situations.
DOCUMENT
Aim: to identify: (1) nursing competencies for FCC in a hospital setting; and (2) to explore perspectives on these competencies among Dutch and Australian professionals including lecturers, researchers, Registered Nurses and policy makers. Design: A multinational cross-sectional study using Q-methodology. Methods: First, an integrative review was carried out to identify known competencies regarding FCC and to develop the Q-set (search up to July 2018). Second, purposive sampling was used to ensure stakeholder involvement. Third, participants sorted the Q-set using a web-based system between May and August 2019. Lastly, the data were analysed using a by-person factor analysis. The commentaries on the five highest and lowest ranked competencies were thematically analysed. Results: The integrative review identified 43 articles from which 72 competencies were identified. In total 69 participants completed the Q-sorting. We extracted two factors with an explained variance of 24%. The low explained variance hampered labelling. Based on a post-hoc qualitative analysis, four themes emerged from the competencies that were considered most important, namely: (a) believed preconditions for FCC; (b) promote a partnership between nurses, patients and families; (c) be a basic element of nursing; and (d) represent a necessary positive attitude and strong beliefs of the added value of FCC. Three themes appeared from the competencies that were considered least important because they: (a) were not considered a specific nursing competency; (b) demand a multidisciplinary approach; or (c) require that patients and families take own responsibility. Conclusions: Among healthcare professionals, there is substantial disagreement on which nursing competencies are deemed most important for FCC. Impact: Our set of competencies can be used to guide education and evaluate practicing nurses in hospitals. These findings are valuable to consider different views on FCC before implementation of new FCC interventions into nursing practice.
DOCUMENT
In Nederland worden steeds vaker onderwaterdrones ingezet voor aquatische monitoring van ecologie en waterkwaliteit. Het eerste grootschalige nationale onderzoek met aquatische drones werd in 2013 uitgevoerd in het kader van het programma ‘Collaboratorium Klimaat en Weer’ [1] naar de waterkwaliteit onder drijvende woningen door Tauw, DeltaSync en Deltares en de hogescholen van Rotterdam en Groningen, waaruit bleek dat de effecten op o.a. zuurstofgehalte klein waren en het goede ecologische vestigingsplaatsen (o.a. mosselen en schuilplaatsen zijn voor kleine vissen) [2]. Na dit onderzoek hebben twee betrokken lectoren in 2015 het bedrijf INovatieve DYnamische MOnitoring (INDYMO) opgericht om de toepassing van aquatische drones in waterbeheer verder te onderzoeken in nauwe samenwerking met diverse overheden en kennisinstituten. INDYMO verbindt onderzoek, ondernemerschap en onderwijs en heeft vestigingen in YES!Delft en de watercampus in Leeuwarden, die nauw samenwerken met o.a. TU Delft en de hogescholen Groningen, Rotterdam en hogeschool Van Hall Larenstein.
MULTIFILE