Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
DOCUMENT
Deze handreiking is voortgekomen uit het onderzoeksproject ‘Hulpverlening voor kinderen en jongeren met FASD’. Het onderzoek is gefinancierd door het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn van de hogeschool Inholland en is uitgevoerd door het lectoraat GGZ-Verpleegkunde (Inholland) in samenwerking met de FASD Stichting, ’s Heeren Loo en de FAS-poli van Gelre ziekenhuizen in Zutphen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werd een probleem- en behoefteanalyse gedaan door middel van literatuuronderzoek, aangevuld met interviews met acht jongvolwassenen met FASD en elf ouders1. Daarnaast werd een focusgroep gehouden met zes hulpverleners die expertise hadden op het gebied van FASD. De onderzoeksvragen in deze eerste fase van het onderzoek waren de volgende: 1. Welke wetenschappelijke kennis is er beschikbaar op het gebied van ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD en hierop aansluitende hulpverlening? 2. Welke zijn de huidige knelpunten in de hulpverlening aan kinderen en jongeren met FASD en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor geopteerd? 3. Op basis van vraag 1 en 2: uit welke componenten bestaat een interventieprogramma dat adequaat aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD? In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksresultaten samengevoegd in deze handreiking. Een expertisepanel heeft in twee rondes feedback gegeven op de conceptversies. Ook de stuurgroep van het onderzoeksproject heeft inhoudelijk bijgedragen aan het eindresultaat. De opbouw van de handreiking is als volgt. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van FASD (hoofdstuk 2). Vervolgens zal beschreven worden wat wordt verstaan onder goede zorg voor kinderen2 met FASD (hoofdstuk 3). Deze wordt nader uitgewerkt in een aantal componenten, die tot stand zijn gekomen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, aangevuld met ervaringskennis van jongvolwassenen met FASD (aangeduid in het document met jongvolwassenen), biologische, bonus-, pleeg -en adoptieouders (aangeduid met ouders) en ervaren hulpverleners (aangeduid met focusgroep). Elke component bestaat uit een inhoudelijke toelichting, een beschrijving van de knelpunten en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit ons onderzoek. Daarna zal besproken worden welke interventies er zijn voor kinderen met FASD (hoofdstuk 4). Ten slotte worden de knelpunten en aanbevelingen op organisatieniveau beschreven (hoofdstuk 5).
DOCUMENT
Kinderen en jongeren met een beperking zijn fysiek minder actief dan leeftijdsgenoten zonder beperking (Von Heijden, Van den Dool, Van Lindert & Breedveld, 2013). Het lectoraat Kracht van Sport van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Hogeschool Inholland wil deze ongelijkheid terugbrengen en de fysieke activiteit van jongeren met een beperking verhogen. Samen met professionals uit het werkveld waaronder docenten lichamelijke opvoeding in het speciaal onderwijs, buursportcoaches en sportloket medewerkers, willen we deze doelstelling bereiken. Dat doen we door de pilot 'Mijn personal coach aangepast sporten'.
DOCUMENT
Het Europese project Sport Empowers Disabled Youth (SEDY) heeft als doel een bijdrage te leveren aan het verhogen van sportparticipatie van kinderen met een beperking door de sportwens en het aanbod beter bij elkaar te brengen. De sportparticipatie van kinderen met een beperking blijft achter bij hun leeftijdgenoten zonder beperking (Von Heijden et al, 2013). Deelnemen aan sportactiviteiten heeft een positief effect op de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen met een beperking (Crawford, 2015). Voor dit kwantitatieve onderzoek is een enquête afgenomen op drie sportdagen in Nederland voor cluster 3 en 4 scholen (n=89). Gemiddelde leeftijd was 14 jaar (SD 2,2). 65% tevreden is over het huidige sportaanbod, 48% zegt genoeg keus te hebben en 54% zegt dat sporten meer zelfvertrouwen geeft. Als ze een sport zouden willen doen in je vrije tijd dan blijkt dat 62% in een groep wil sporten en 55% wil sporten voor het plezier.
DOCUMENT
Het was belangrijk om de authentieke standpunten, wensen en gevoelens van jongeren met een beperking over inclusie in sport te achterhalen. Daarom zijn online focusgroepen gehouden met jongeren met een beperking, hun ouders en sportprofessionals in Finland, Litouwen, Portugal en Nederland. Uit deze interviews zijn zeven thema's met betrekking tot inclusie in sport naar voren gekomen, die een voor een worden toegelicht.
DOCUMENT
De vijfde Internationale conferentie over Inclusief Onderwijs werd gehouden in Azerbeidzjan op 14 en 15 oktober 2011. Dit verslag geeft een beeld van de conferentie en de informatie die daar werd gepresenteerd. Tevens wordt iets gezegd over actuele ontwikkelingen in Azerbeidzjan wat betreft de ontwikkeling van een meer inclusief onderwijssysteem en het verbeteren van de maatschappelijke positie van kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking.
DOCUMENT
Het artikel presenteert een analyse van de groei van het speciaal onderwijs in Nederland. De focus ligt daarbij op Weer Samen Naar School en Passend Onderwijs. De begrippen integratie en inclusie worden vanuit een internationaal perspectief besproken en geconstateerd wordt dat het Nederlandse onderwwijsbeleid niet gericht is op het realiseren van een inclusief onderwijssysteem.
DOCUMENT
Deze pilotstudie heeft betrekking op de zoektocht naar factoren die van belang zijn in het proces van sportparticipatie van jongeren met een auditieve beperking. Daartoe zijn actoren als ouders, gymleraren, trainers, coaches en bestuurders van sportverenigingen geïnterviewd. In het algemeen sporten deze jongeren in een reguliere sportvereniging waarbij zij net als de andere teamgenoten worden behandeld. Vaak hebben de gymleraren en trainers een eigen stijl van instrueren en begeleiden waarbij ze oog hebben voor de speciale situatie waarin deze jongeren verkeren. Ze hebben in hun achterhoofd die ene jongere met een auditieve beperking waar ze de aandacht van moeten vangen en vasthouden en checken of hun boodschap is overgekomen. Ze maken in dit verband – soms impliciet – afspraken over gebaren en krijgen meestal hulp van teamgenoten die de jongere bijvoorbeeld kunnen aantikken.
DOCUMENT