De melkveehouderij draagt bij aan klimaatverandering via broeikasgassen, verarming biodiversiteit via uitstoot van ammoniak, en slechte waterkwaliteit door nitraat, fosfor en pesticiden. Broeikasgassen worden veroorzaakt door pens fermentatie, mestopslag en -aanwending en door veenoxidatie. De kwaliteit van oppervlaktewater, lucht en bodem staan zwaar onder druk. Daarom is de melkveehouderij genoodzaakt om een systeemtransitie aan te gaan en mee te bewegen richting een toekomstbestendige melkveehouderij, volgens de kaders van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Frysk Programma Landelijk Gebied (FPLG). De huidige bedrijfsvoering past niet bij doelen die gesteld zijn in het NPLG voor de toekomst.Fieldlabs worden ontworpen om kennis- en innovatiebehoeften te vervullen door samenwerkingsverbanden te creëren voor innovaties in een realistische experimentele omgeving, waarbij co-creatie centraal staat. In Friesland ontwerpen wij een fieldlab voor melkveehouderij op veen-, klei- en zandgrond, waarbij nog 15 melkveehouders betrokken zullen worden. Er wordt gezocht naar enthousiastelingen en voorlopers voor dit project. Tijdens dit project gaan wij verder uitzoeken of dit één overkoepelend fieldlab met de drie verschillende grondsoorten (klei, veen en zand) als sub-fieldlabs gaat worden, of drie losse, en of het gebied wordt uitgebreid naar Noord-Nederland (dus inclusief Groningen en Drenthe).Het ontwerpplan omvat inventarisatie, analyse en anticipatie op nichevorming en structurele veranderingen, met ontwerpen voor fieldlabs en functies, inclusief randvoorwaarden zoals financiering en evaluatie. In het kader van PPLG worden innovaties ondersteund via fieldlabs in verschillende transitiepaden, waaronder hightech open systemen, duurzame landbouw en versterking van de relatie tussen landbouw en maatschappij. Het transitiepad 'Natuur en landschap' richt zich op behoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden. Door middel van deze transitiepaden en ondersteuning van PPLG wordt innovatie gestimuleerd en draagt men bij aan een toekomstbestendige landbouwsector.
DOCUMENT
Sinds de jaren 50 heeft in de landbouw een aanzienlijke schaalvergroting plaatsgevonden. De veerkracht en de herkenbaarheid van agrarische landschappen zijn daardoor sterk afgenomen. Ook hebben de schaalvergroting en de daarmee gepaard gaande intensivering een negatieve impact gehad op de biodiversiteit, de bodem en het water. Veel groenblauwe structuren zoals poelen en houtige landschapselementen zijn verdwenen. Hoe brengen we die met het Aanvalsplan Landschap versneld terug?
DOCUMENT
We wonen in een land met het hoogste welvaartsniveau ter wereld en toch staat onze manier van leven onder druk. Hoe realiseren we uitnodigende en comfortabele steden in tijden van crisis? Het is voor mij eervol om als lector aan het roer te mogen staan van een lectoraat dat met de stad en regio samenwerkt om de meest urgente opgaven van de 21ste eeuw op te pakken. De gevolgen van klimaatverandering en grootschalig biodiversiteitsverlies zijn immers inmiddels voelbaar in ons leven.
DOCUMENT
Op de Klimaatconferentie in Parijs van 2015 is het 4 per 1000 initiatief gelanceerd. Dit initiatief stimuleert het vastleggen van koolstof in de bodem om de klimaatverandering tegen te gaan en tegelijkertijd de kwaliteit van de bodem te verbeteren en daarmee de voedselzekerheid te vergroten. De uitvoering van dit initiatief in Nederland is vastgelegd in het Klimaatakkoord. Tijdens een symposium bij de Amsterdam Green Campus (AGC) in 2019 over ‘Aansluiting onderzoek en onderwijs op het klimaatakkoord’, is de kiem gelegd voor een samenwerking tussen de partners van het AGC en de Université Catholique de Louvain (UCLouvain) m.b.t. het meten en monitoren van koolstofvastlegging in de bodem aan de hand van satellietbeelden.In 2020 is een verkennend onderzoek gestart, gefinancierd door de provincies Flevoland en Noord-Holland, met cofinanciering vanuit de onderwijsinstellingen. Hiermee is een eerste stap gezet om te bepalen of/hoe deze innovatieve meetmethode met satellietbeelden geschikt kan worden gemaakt voor toepassing onder Nederlandse omstandigheden (grondsoorten en teelt). Het project heeft inzicht en leerpunten opgeleverd over zowel de methodische aanpak als de samenwerking tussen de kennisinstellingen onderling en met het bedrijfsleven. Het inhoudelijke resultaat bood diverse aangrijpingspunten om de meetmethode gericht mee te optimaliseren. Daarom is in 2021 een nieuwe meetronde uitgevoerd met een aangepaste werkwijze.
DOCUMENT
Dit rapport is onderdeel van het project 'Bokashi: naar een betere onderbouwing en documentatie voor de praktijk' en het resultaat van het onderzoek dat is uitgevoerd binnen Werkpakket 3: 'Economische Waarde'. In dit werkpakket zijn de duurzaamheidsaspecten (economisch, sociaal en ecologisch) van organische stromen en het verwerken tot bodemverbeteraars nader gekwantificeerd, waarbij wij ons richtten op bokashi (gefermenteerde organische reststromen) en compost. Om het onderzoek zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de praktijk is ervoor gekozen om een kosten-baten analyse uit te voeren aan de hand van een concrete casus met een concrete vraag: het regionaal recyclen van organische stromen van de Reinigingsdienst (RD) Maasland. RD Maasland heeft als ambitie om in de komende jaren de organische stromen op regionaal niveau te recyclen en daarmee bij te dragen aan vitalisering van de bodem door het verhogen van het gehalte organische stof. Daarvoor kan de dienst zich richten op het toepassen van compost of bokashi. In het onderzoek hebben we daarom de toepassingsmogelijkheden van compost en bokashi naast elkaar gezet. Het rapport begint met een algemene beschouwing van praktijkervaringen met bokashi als potentieel alternatief voor compostering. Vervolgens wordt aan de hand van de casus RD Maasland ingegaan op de huidige organische stromen en de bewerking daarvan in een deelgebied van RD Maasland en worden de kosten en baten doorgerekend van de huidige ketens ten opzichte van alternatieve ketens met regionale bewerking. Daarbij richten wij ons op bermmaaisel/ bladeren en de productie van compost en bokashi voor de verbetering van de bodemvitaliteit. Ter inspiratie volgt een beschrijving van regionale bewerking van stromen door een samenwerking van gemeentes en agrariërs in Friesland. Daarna volgt een concluderende paragraaf, waarin een mogelijk pad wordt geschetst voor de ontwikkeling van circulair terreinbeheer in het werkgebied van de reinigingsdienst Maasland gebaseerd op economische en andere duurzaamheidsaspecten. Het rapport sluit af met een reflectie op de opschalings- en toepassingsmogelijkheden elders in Nederland.
DOCUMENT
Aeres Hogeschool is een hogeschool, waarin de thema’s agro, food en leefomgeving centraal staan. Onze studenten zijn afkomstig uit geheel Nederland en van over onze landsgrenzen. Met ons onderwijs en praktijkgericht onderzoek staan we midden in de samenleving. Wij willen bijdragen aan deze samenleving die veel uitdagingen kent en daarmee ambities heeft. Daarom sluiten we ons in dit instellingsplan aan bij de Sustainable Development Goals (SDG’s). Met ons onderwijs en onderzoek willen we bijdragen aan acht van de zeventien SDG’s. Daarmee laten we onze studenten ervaren dat zij opgeleid worden om bij te dragen aantransities in de samenleving. Met hun keuzes werken ze aan een andere wereld.
DOCUMENT
Publicatie bij de rede van Richard de Brabander, uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector aan Hogeschool Inholland in Rotterdam op 24 november 2022
DOCUMENT
In het project Winst & Weidevogels is samen met collectieven en melkveehouders gewerkt aan meer biodiversiteit en het behoud van weidevogels. In deze brochure is de kennis, ervaring en onderzoek zoveel mogelijk gebundeld. Het levert aanbevelingen voor de praktijk.
DOCUMENT
De verstedelijking levert een grote bijdrage aan de afname van biodiversiteit, de uitstoot van broeikasgassen en de impact van klimaatverandering. Het vraagt om innovatie in gebruik van bouwmaterialen, toepassing van groen en nieuwe vormen van stedelijke samenwerking. Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling biedt kansen om verschillende actuele opgaven van de stad integraal op te pakken zoals biodiversiteitsverlies, klimaatmitigatie via CO2-reductie, klimaatadaptatie en mobiliteitstransitie. Er is echter een sterk tekort aan kennis om ecologisch en biobased te bouwen en hoe dit op gebouw, kavel, gebied en ecosysteemniveau precies te organiseren en financieren. Van de vele recente innovaties in de natuurinclusieve bouw en gebiedsontwikkeling is nog nauwelijks bekend wat de verschillende waarden zijn voor de gebruiker en onderliggende ecosysteem. In dit project wordt onderzocht wat de knelpunten en kansen zijn voor een transitie naar natuurinclusiviteit bij gebiedsontwikkeling in management en uitvoering, en welke handvatten ontwikkeld kunnen worden om de transitie te versnellen. Op basis van de gesprekken met praktijkpartners, richten we ons op drie aspecten van natuurinclusieve gebiedsontwikkeling: biobased bouwmaterialen, natuurlijke vergroening en de governance aspecten. Deze onderdelen worden onderzocht in een verschillende case studies waarin diverse natuurinclusieve gebiedsopgaven liggen. Via vergelijkend onderzoek worden succes- en faalfactoren in kaart gebracht en handvatten voor natuurinclusieve gebiedsontwikkeling geïdentificeerd. Het onderzoek richt zich met de drie casussen op de drie schaalniveaus van gebiedsontwikkeling: Spoorzone Waarder voor gebouwniveau, Amsterdam Knowledge Mile Park voor straatniveau en Almere Centrum-Pampus voor gebiedsniveau. Het tweejarig onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van vier hogescholen en diverse innoverende werkveldpartijen waarbij de acht versnellingssessies resultaten “versnellen” en tussentijds delen met de praktijk. Door reflecties van het brede werkveld wordt de toepasbaarheid van de producten in de praktijk geborgd. Het project leidt onder andere tot uitgangspunten voor natuurinclusieve gebiedsontwikkeling, een vertaling in een programma van eisen en een daaraan gekoppeld puntensysteem voor aanbestedingen.