Het doel van het evaluatieonderzoek naar de lokale implementatie van de Brede impuls combinatiefuncties (Bic)1 was inzicht te krijgen in hoe gemeenten en hun lokale partners de Bic hebben geïmplementeerd, wat de lokale resultaten zijn van de inzet van buurtsportcoaches2 en welke factoren hierbij een rol spelen, teneinde de landelijke impact van de impuls in beeld te brengen. Voor het onderzoek zijn de volgende hoofdvragen leidend geweest: 1. Hoe hebben gemeenten en hun lokale partners de Brede impuls combinatiefuncties geïmplementeerd? (Mesoniveau) 2. Heeft de Brede impuls combinatiefuncties geleid tot een impuls voor (het ontwikkelen van) het lokale sportbeleid en tot lokaal maatwerk in het stimuleren van passend sport- en beweegaanbod? (Mesoniveau) 3. Kunnen we onderscheid maken naar typen buurtsportcoaches en zo ja, welke? (Microniveau) 4. Hanteren buurtsportcoaches specifieke al dan niet onderbouwde aanpakken of werkwijzen voor doelgroepen en wat zijn de lokale opbrengsten van hun inzet? (Microniveau) Met het beantwoorden van de vragen, krijgen we inzicht in de impact van de Bic. Met de impact is de optelsom bedoeld van de resultaten van het implementatieproces van de Bic (op meso- en microniveau) en van de ervaren resultaten van de Bic op het niveau van bereik (prestaties) en effectiviteit (effecten).
Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
De komst van integrale geboortezorg, met als doel het bieden van kwalitatief goede, continue zorg waarbij de cliënt centraal staat, heeft in verschillende regio’s in Nederland geleid tot initiatieven om de geboortezorg binnen netwerkzorg op een andere, innovatieve wijze vorm te geven. Een van die innovatieve ontwikkelingen is de pilot ‘Antenataal CTG in de eerste lijn’, uitgevoerd in drie regio’s. Een cardiotocogram (CTG) is een registratie van de foetale harttonen om de conditie van de foetus tijdens de zwangerschap te bewaken. Het CTG vindt binnen de reguliere zorg in het ziekenhuis plaats. Dankzij technologische ontwikkelingen is de apparatuur nu ook mobiel beschikbaar, wat het maken van een CTG op de verloskundigenpraktijk of thuis bij de cliënt mogelijk maakt. Dit creëert kansen voor versterking van de dienstverlening en de marktpositie van verloskundigenpraktijken. Verloskundigen uit de praktijken die deelnemen aan de pilots geven aan behoefte te hebben aan een gedegen evaluatie van de pilots, zodat deze innovatie kan worden geoptimaliseerd en handvatten kunnen worden geboden op het gebied van organisatie, logistiek en financiën. De vraag vanuit de praktijk heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Onder welke voorwaarden kan het antenatale CTG in de eerste lijn worden uitgevoerd als onderdeel van kwalitatief goede en doelmatige zorg dichtbij cliënten? Het onderzoeksproject is onderverdeeld in een drietal werkpakketten 1) De pilots evalueren met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes 2) Het vaststellen van voorwaarden en afspraken rondom het antenataal CTG 3) Het opstellen van een kostenanalyse en businessplan. De drie onderdelen worden samengevat in een handboek wat in samenwerking met de branchevereniging (KNOV) beschikbaar wordt gesteld aan verloskundigenpraktijken, zodat ook zij deze vorm van zorg kunnen gaan aanbieden. Het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk is een innovatie die bijdraagt aan continue praktijk- en kennisontwikkeling en het onderzoek hiernaar is een kans voor praktijkgericht onderzoek van Hogeschool InHolland.
Het project BeterVoorbereid optimaliseert, onderzoekt en implementeert de e-health applicatie BeterVoorbereid om het preoperatieve zorgtraject te ondersteunen en het fysiek herstel van patiënten te verbeteren. Een goede voorbereiding is het halve werk, ook voor patiënten op de wachtlijst voor een chirurgische ingreep. Onderzoek laat zien dat verbeteren van leefstijl en fysieke conditie voorafgaand aan een operatie positieve effecten heeft op het fysieke herstel na de operatie . Het blijkt echter lastig om patiënten goed te informeren in de hectische periode voor operatie. Onderzoek laat zien dat slechts 20% van de informatie wordt onthouden. Daarnaast is het voor patiënten en tweedelijns fysiotherapeuten lastig om gepaste zorg te vinden in de woonomgeving van de patiënt en is financiering van deze preoperatieve zorg een uitdaging. Dit heeft er toe geleid dat enkele fysiotherapeuten het initiatief hebben genomen om samen met MKB partijen op zoek te gaan naar een mogelijke oplossing. Uit dit initiatief is de app BeterVoorbereid voort gekomen. Deze app bevat gepaste adviezen om de leefstijl en fysieke conditie van patiënten te verbeteren, en een koppeling naar een platform waar eerstelijns fysiotherapeuten hun expertise aanbieden om patiënten te begeleiden bij hun preoperatieve voor bereiding. De eerste versie van de app wordt in het voorjaar van 2018 in een pilot getest. Er liggen reeds wensen voor het verder personaliseren van de app en het opzetten van een robuust preoperatief netwerk van eerstelijns fysiotherapeuten rondom de ziekenhuizen die de app aanbieden. Dit voorstel richt zich daarom op de randvoorwaarden voor een duurzame implementatie van de app en de daaraan gekoppelde zorg door 1) het personaliseren van de app, 2) het opzetten van een preoperatief netwerk, 3) onderzoek naar de effectiviteit op patiëntuitkomsten en 4) inzet op implementatie en businessmodellen van de innovatie. In de werkpakketten wordt zowel onderwijs als de beroepspraktijk actief betrokken.
Het plaatsen en onderhouden van fysieke inrichtingselementen in de openbare ruimte is kostbaar. Meer efficiënt gebruik van het bestaande aanbod in de fysieke omgeving door passend beweegstimuleringsaanbod is wenselijk en efficiënter gebruik kan bijdragen aan het verminderen van bewegingsarmoede. In ‘Changing Views’ staan drie onderzoeksvragen centraal: 1) Kunnen kinderen met behulp van technologische ondersteuning worden verleid om gebruik te maken van andere locaties dan zij gewend zijn? 2) Kan de perceptie en zienswijze van kinderen op de beweegvriendelijkheid van de omgeving worden beïnvloed middels gerichte blootstelling aan inrichtingselementen via de technologische applicatie ‘missiemaster’? 3) Hoe kan het gebruik van de openbare ruimte door kinderen worden geoptimaliseerd en kunnen kinderen die van nature minder beweegdrang hebben, meer gestimuleerd worden om te bewegen door hen actief te betrekken in de ontwikkeling van beweegstimuleringsaanbod? Onderzoeksvraag 1 wordt onderzocht middels een kleinschalig experiment door het gebruik van missiemaster, waarmee kinderen via een GPS-route door hun wijk worden ‘rondgeleid’ (werkpakket 1). Op basis van een herhaalde meting bij basisschoolleerlingen en de evaluatie van app-gegevens wordt het potentieel van deze technologie onderzocht. Hierbij wordt onderzocht of de perceptie van beweegvriendelijkheid van de omgeving kan worden beïnvloed en of door veranderde blootstelling aan omgevingsmogelijkheden nieuwe sociale interacties ontstaan. De kwantitatieve meting bij leerlingen vormt tevens de basis voor de selectie van een specifieke doelgroepen leerlingen voor deelname aan werkpakket 2 waarin middels een participatief actie-onderzoek passend beweegstimuleringsaanbod wordt ontwikkeld. Via meerdere iteraties in het ontwikkelproces en met behulp van een nieuw te ontwikkelen ‘efficiëntiegraadmeter’ voor buurtsportcoaches wordt in werkpakket 3 de tweede onderzoeksvraag beantwoord. In een slotsymposium worden alle projectresultaten (inzichten en ontwikkelde producten) gedeeld. Alle ontwikkelde producten worden duurzaam en vrij beschikbaar gesteld via een online platform, www.beweegvriendelijkebuurt.nl.