In dit verslag vindt u een overzicht van de activiteiten en de verwachte resultaten voor 2008. Maar daaraan voorafgaand geven we een korte terugblik en horzionverwerking voor de toekomst. Waar staan we nu?
In dit boekje wordt wijkontwikkeling geplaatst in de betekenis van de buurt voor ontwikkeling van bewoners. Er worden vier typologien onderscheiden: de leefbaarheidsklant, de communitybewoner, de woonpassant en de thuisbasisbewoner.Dit wordt verbeeld in een buurtbindingsmatrix. Vanuit het perspectief van de bewoners wordt het belang van de buurt voor hun eigen ontwikkeling (behoeftenloopbaan)beschreven.
Meervoudig intensief duurzaam ruimtegebruik is direct verbonden met het fenomeen stedelijke vitaliteit. De vitale stad als resultante van meervoudige vormen van intensief ruimtegebruik laat zich beschrijven op basis van publieke, private en gebruiksdynamiek die, indien ze tevens gestuurd worden vanuit circulaire processen, ook duurzaam kunnen zijn. De stad staat vanwege zijn kaderstellende rol centraal in vrijwel alle aanliggende fysiekruimtelijke, programmatische en technische productieprocessen voor materiële en immateriële ontwerpdisciplines. Het is een context voor stadslandschappelijke inrichting, architectuur, waterbeheer en civiele techniek. Voor waardecreatie en stedelijke economie, bouwconstructief aanpassingsvermogen en flexibiliteit. Voor dagelijks gebruik door mensen van alle gezindten, rassen, culturen, leeftijden en leefstijlen.
Buurtsportcoaches hebben met het Sportakkoord een grotere verantwoordelijk gekregen in het ombuigen van de neerwaartse spiraal van de beweegvaardigheid van jonge kinderen. Wie op jonge leeftijd (v)aardig start, de juiste fundamentele motorische vaardigheden aanleert en plezier ervaart in sporten en bewegen, ontwikkelt dikwijls een actieve leefstijl. Buurtsportcoaches functioneren op dit moment vooral als uitvoerder van sport- en beweegaanbod en niet zo zeer als regisseur of verbinder tussen de sport- en beweegaanbieders op school, in de wijk, bij de sportvereniging en in de kinderopvang. De regisserende en verbindende taken vragen om wezenlijk andere competenties. Uit interviews, bijeenkomsten en enquêtes onder buurtsportcoaches (n=100) en formele en informele sport- en beweegaanbieders voor jonge kinderen om hen heen (trainers (n=64), groepsleerkrachten uit groep 1-2 (n=21), vakleerkrachten bewegingsonderwijs (n=74) en ouders (n=20)), komt naar voren dat buurtsportcoaches worstelen met de vraag hoe zij kleuters en de (semi-)beweegprofessionals daaromheen optimaal kunnen ondersteunen in het verbeteren van de beweegvaardigheid van kleuters. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is nieuwe kennis nodig over: risicogroepen, beïnvloedbare determinanten en effectieve interventies ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters. Deze vraagstukken worden door een mix van vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, onderzoek, onderwijs en implementatie beantwoord, waaronder: De Haagse Hogeschool, Hanze Hogeschool, Fontys Sporthogeschool, Hogeschool Windesheim, VU, TU/e, Kenniscentrum Sport, Mulier Instituut, NOC*NSF, VSG, KVLO en Beroepsvereniging Wij Buurtsportcoaches. In drie werkpakketten wordt inzicht verworven in: de natuurlijke motorische ontwikkeling van kleuters en het risicoprofiel van kinderen bij wie de ontwikkeling achterloopt (WP1), leefstijl- en omgevingsdeterminanten van beweegvaardigheid van kleuters (WP 2) en het effect van interventies in de verschillende beweegdomeinen op de beweegvaardigheid van kleuters (WP3). De wetenschappelijke kennis uit deze werkpakketten wordt verwerkt in een proefschrift en vertaald naar een onderwijsmodule en toolbox met bouwstenen en praktische handvatten voor (toekomstige) buurtsportcoaches (WP 4) ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters.