Sinterklaasrel in Maastricht. Escaleert het Limburgs nationalisme? artikel in DDL op 6 december 2007.
DOCUMENT
After two years, The Mix is coming home. This photo project - a series of four presentations - has been on view at various museums in the Netherlands in recent years. To create it, contemporary photographers were inspired by a photographer whose work is included in the Nederlands Fotomuseum’s collection. Not only did this result in astonishing combinations of photographers and works, it also demonstrates that the Nederlands Fotomuseum is an inexhaustible source of inspiration for new generations. In The Mix, contemporary photographers present new and personal perceptions of works in the Fotomuseum’s collection. For the first time, all four presentations in this photo series will be on show at the same time at the Nederlands Fotomuseum in an exhibition that opens on 15 September. Mission Paul Julien & Andrea Stultiens The second presentation, Mission focuses on the photographic work of Paul Julien (1901-2001), an anthropologist and amateur photographer. For his anthropological research, Julien frequently travelled to Africa where he often made use there of the missionaries’ facilities and expertise. By the time he died, he had accumulated a sizable photography and film archive. For this presentation, Andrea Stultiens (1974) responded to the photos that Julien took during his travels through Liberia (1932) and Sudan (1933 & 1947). For this purpose, she made various journeys to these countries taking pictures made by Julien along with her. There, she consulted local specialists such as storytellers, journalists and photographers to collect stories related to Julian’s pictures with the aim of contributing to a nuanced perception of the huge and diverse African continent.Mission was realised in collaboration with the Limburgs Museum where it was on show from 11 December 2016 to 26 March 2017.
LINK
Menig Limburgs centrum staat voor de uitdaging te werken aan een compacter en vitaler centrum met specifieke aandacht voor het verminderen van de structurele leegstand. Streetwise is een onafhankelijke stichting uit Parkstad Limburg die ingehuurd wordt door gemeenten om dit doel te bereiken. De stichting is al verschillende jaren bezig met een gelaagde en arbeidsintensieve aanpak om lokaal ondernemerschap te ondersteunen en te begeleiden. Gemeenten in Zuid- Limburg investeren in de ‘straataanpak’ van Streetwise zodat hun centra aan aantrekkingskracht winnen voor zowel starters als gevestigde ondernemers in of van buiten de regio. De hogere ambitie is om door het organiseren van een nieuwe winkeldynamiek richting te geven aan een duurzame en toekomstbestendige retailstructuur voor de binnenstad.
DOCUMENT
Om nu en in de toekomst de Limburgse beroepsbevolking in kwantiteit en kwaliteit aan te laten sluiten op de vraag naar arbeid, heeft de Provincie het Aanvalsplan arbeidsmarkt ‘Zo WERKT Limburg’; een uitvoeringsstrategie met als doel het geven van een extra impuls aan de Limburgse arbeidsmarkt, opgezet. ‘Zo WERKT Limburg’ verbindt, initieert, experimenteert, versterkt en ondersteunt binnen de kaders van het Aanvalsplan arbeidsmarkt. In dit onderzoek staat Leo centraal. Leo, de nieuwe naam van het Limburgs Ontwikkel Centrum, is een van de projecten binnen ‘Zo WERKT Limburg’. Het doel van Leo is het ontwikkelen van een ondersteuningsstructuur die de Limburgse burger wegwijs maakt en begeleidt bij zijn of haar ontwikkeling op de arbeidsmarkt. Door het aanbieden van laagdrempelige, onafhankelijke activiteiten die toegankelijk zijn voor elke Limburger, wil Leo bijdragen aan het vergroten van de employability van de Limburgse beroepsbevolking. De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt: ‘Op welke wijze kan Leo de activiteiten borgen en verder uitbreiden ten einde bij te dragen aan de employability van de Limburgse beroepsbevolking?’
DOCUMENT
Dit boekje bestaat uit drie delen: een deel theorie. Daarna volgt een deel met het verslag van een empirisch onderzoek naar de praktijk. En in deel 3 staan tenslotte de conclusies.
DOCUMENT
Uit het onderzoek met betrekking tot de innovatiebehoefte bij streekgastronomische ondernemers in Limburg, blijkt dat er een aantal vraagstukken en problemen zijn, waar kleinschalige streekproducenten constant tegenaan lopen bij het innoveren. De geïnterviewde streekproducenten hebben de afgelopen twee jaar relatief weinig kunnen innoveren. Dit komt niet omdat de streekproducent niet wil innoveren, maar er zijn volgens de geïnterviewde producenten onvoldoende financiële middelen beschikbaar om innovaties succesvol te implementeren. Ook speelt de economische crises de streekproducent parten. Alle hens aan dek-mentaliteit en hard werken met zo weinig mogelijk personeel is het centrale motto. Volgens de geïnterviewden worden subsidies voor kleine bedrijven veelal weggekaapt door de grotere bedrijven. Dit steekt de kleinschalige producenten en doet de mogelijke samenwerking met grotere producenten geen goed. Toch zijn en blijven de streekproducenten optimistisch voor de komende jaren en proberen zij op verschillende manieren kleinschalig te innoveren. Veel geïnterviewden bedenken nieuwe toepassingen voor hun producten en breiden hun bedrijf uit met bijvoorbeeld een eigen streekwinkel of met een eenvoudig gastronomisch concept naast hun bestaande bedrijf. Ook zien de ondernemers meer en meer kansen in de wereld van het edutainment (lezingen, workshops en trainingen). Tevens proberen de bedrijven meer naamsbekendheid te krijgen door rechtstreeks met de afnemers een relatie op te bouwen. De producenten erkennen het belang van rechtstreeks contact met de afnemers, zij het in de rol van lokale bewoner en klant, de gastronomisch gefocuste toerist, en/of de natuurliefhebber die oog heeft voor producten die de lokale biodiversiteit van het Limburgse land uitstralen. Bij dit ontwikkelingsproces zouden de producenten graag ondersteund worden met zowel parate kennis als directe financiën. Kennis in de zin van volledig op maat en zonder veel contactmomenten met trage en logge onderwijsinstituten. Relatief veel producenten geven aan dat de kennis van kennisinstituten onvoldoende up to date is om daadwerkelijk in de praktijk succesvol te kunnen innoveren. De starre bureaucratie en de weinig flexibele houding van reguliere onderwijsinstituten heeft bij deze ondernemers al vele negatieve ervaringen gegenereerd. Ook voor onderlinge samenwerking blijken de producenten open te staan, maar veel producenten gaan niet of weinig naar overleggen buiten hun eigen branche. Producenten zien graag dat er een platform komt, waarop zij kennis kunnen uitwisselen en waarop zij elkaars waardeprofielen kunnen vinden. Zo weten de bedrijven wat zij aan elkaar hebben en wat ze van elkaar kunnen verwachten bij een eventuele samenwerking. Het op te richten lectoraat Regional Food van de Hogeschool Zuyd zou hier een spilfunctie in kunnen vervullen, mits dit lectoraat gericht is op het adequaat begeleiden en beantwoorden van vragen die leven bij streekproducenten. Voor de traditionele horeca ligt naar eigen zeggen het probleem niet zozeer in het innoverend vermogen, maar meer in het aantrekken van vakbekwaam personeel. Veel geïnterviewde ondernemers zijn bijzonder kritisch over de aankomende generatie koks en gastheren. Deze generatie wordt namelijk niet goed genoeg meer opgeleid. De lessen zijn erg theoretisch, terwijl de bedrijven liever praktijkgericht onderwijs zien. De jonge generatie moet weer passie krijgen voor het vak dat zij later zullen gaan beoefenen en dat moet al op school meegegeven worden. Deze passie moet stoelen op adequate vakkennis en houdingsaspecten. De traditionele Limburgse gastvrijheid staat onder druk met als kritische kanttekening dat er totaal geen sociale innovaties plaatsvinden binnen de beroepsrollen. Dit laatste kan op korte termijn zeer risicovol zijn voor een provincie die de laatste jaren een torenhoog imago op het gebied van gastvrijheid en gastronomie heeft weten op te bouwen. De horeca is over het algemeen bereid meer gebruik te maken van streekproducten, alleen moet dan wel het logistieke probleem dat zich op dit moment voordoet, worden opgelost. Ook dienen er gerichte proefprogramma’s en workshops ontwikkeld worden over streekproducten en recepturen uit Limburg om de bestaande werknemers in de horeca en ook de toekomstige beroepsbeoefenaren die nu horecaonderwijs volgen, bewust te maken van de toepasbaarheid van streekproducten.
DOCUMENT
Artikel over scholing en onderzoek rond online hulpverlening bij Fontys Hogeschool Pedagogiek en het Expertisecentrum Online Jeugdzorg, in Dagblad De Limburger.
DOCUMENT
Als studieboek is dit werk vooral bedoeld voor studenten en docenten van zowel bachelor- en masteropleidingen Nederlands van universiteiten als masteropleidingen van hogescholen. Delen van dit boek kunnen voor bachelor-opleidingen van die hogescholen gebruikt worden. Als naslagwerke is het bedoeld voor de specialisten. Het boek geeft een breed beeld van de materie door met het ontstaan en de groei door met het historisch-vergelijkend taalkundig onderzoek te beginnen en via het Indo-Europees en de taalveranderingen daarna, uit te komen op het zeventiende eeuws Nederlands. Maar waar ansdere handboeken dan ophouden, geeft dit boek een vervolg met drie hoofdstukken over de geschiedenis van het Nedersaksisch, het Brabants, Limburgs Vlaams en Zeeuws, en het Fries. De uitbreiding maakt het boek bijzonder ongeacht de doelgroepen. Het werk bevat tien hoofdstukken waarvan sommige voorzien zijn van vragenmateriaal. Ver is het boek rijk geillustreerd en is er aan het eind niet alleen een zeer uitgebreid trefwoordenregister opgenomen maar ook een verklarende lijst gebruikte taalkundige termen.
LINK
Hoe werken organisaties in de praktijk met producten- en dienstencatalogi en waarom doen zij dat zó? Verslag van een onderzoek in een negental grote organisaties uit diverse sectoren van de maatschappij.
MULTIFILE