Het Zwarte Veldje in Heerlen kent een lange geschiedenis van archeologische waarnemingen van 1909 tot 1984. Drie opgravingscampagnes in 1941, 1952 en 1984 resulteerden in allerhande archeologische gegevens. Deze gegevens werden nooit geanalyseerd om de archeologische waarden ervan te onttrekken. Vervolgens is het tot nu toe niet mogelijk geweest om deze archeologische waarden toe te passen op actuele onderzoeken omtrent Romeins Heerlen. Het doel van het onderzoek is daarom om informatie uit de gegevens van het onderzoeksgebied te extraheren en deze toegankelijk en toekomstbestendig te maken voor het archeologisch werkveld. Voor dit doel is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Wat is de relatie tussen de Romeinse resten binnen onderzoeksgebied ‘het Zwarte Veldje’ en de thans bekende Romeinse resten van de vicus Coriovallum? Deze vraag is beantwoord met verscheidene methoden en werkwijzen. De verschillende gegevens zijn verwerkt tot een bruikbare dataset voor het onderzoek. Daarbij is de data gedigitaliseerd in het kader van toegankelijkheid en beschikbaarheid. Een analyse van de resulterende gegevens leverde nieuwe informatie op over de verschillende bevindingen binnen het onderzoeksgebied. De periodisering van het onderzoeksgebied kon worden verdeeld in drie fases: een houtbouwfase, steenbouwfase en een derde fase. Een tiental Romeinse structuren werden geconstateerd, inclusief twee kelders, evenals een Romeinse weg en het verloop daarvan en vier tot vijf Romeinse pottenbakkersovens. De eerste stappen om tot een datering van de vindplaats te komen werden ook genomen. Met het oog op het archeologisch werkveld zijn tot slot enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek, waarbij de profielen, het materiaal, de dateringen en de pottenbakkersovens verder uitgewerkt worden. Tot slot zijn er nog enkele aanbevelingen gedaan om de opslag en publicatie van het onderzoek te in goede banen te leiden.
MULTIFILE
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
Om nu en in de toekomst de Limburgse beroepsbevolking in kwantiteit en kwaliteit aan te laten sluiten op de vraag naar arbeid, heeft de Provincie het Aanvalsplan arbeidsmarkt ‘Zo WERKT Limburg’; een uitvoeringsstrategie met als doel het geven van een extra impuls aan de Limburgse arbeidsmarkt, opgezet. ‘Zo WERKT Limburg’ verbindt, initieert, experimenteert, versterkt en ondersteunt binnen de kaders van het Aanvalsplan arbeidsmarkt. In dit onderzoek staat Leo centraal. Leo, de nieuwe naam van het Limburgs Ontwikkel Centrum, is een van de projecten binnen ‘Zo WERKT Limburg’. Het doel van Leo is het ontwikkelen van een ondersteuningsstructuur die de Limburgse burger wegwijs maakt en begeleidt bij zijn of haar ontwikkeling op de arbeidsmarkt. Door het aanbieden van laagdrempelige, onafhankelijke activiteiten die toegankelijk zijn voor elke Limburger, wil Leo bijdragen aan het vergroten van de employability van de Limburgse beroepsbevolking. De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt: ‘Op welke wijze kan Leo de activiteiten borgen en verder uitbreiden ten einde bij te dragen aan de employability van de Limburgse beroepsbevolking?’
In 2050 wil Nederland volledig circulair zijn, gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen en energie in de verschillende schakels van de productieketen. Er zullen kansen voor circulaire bedrijfsvoering ontstaan en dat gaat niet alleen over innovatieve technologie. Meerwaarde zit ook in samenwerking van de diverse actoren binnen waardenketens in een circulaire maatschappij. Draagvlak bij bedrijven, regionale stakeholders en consumenten voor circulair denken en handelen is van cruciaal belang. Dit resulteert in een uitdaging om multidisciplinair een bijdrage te leveren aan circulaire economie. Niet alleen vanuit technische oplossingen maar ook vanuit een sociaaleconomisch perspectief. De doelstelling van het postdoc onderzoek is het opzetten van een programmalijn meervoudige waardecreatie en employability met focus op twee aspecten: inzicht in businessmodellen en human capital voor een circulaire transitie van een bedrijf. Circulaire economie biedt bedrijven nieuwe kansen maar roept ook vragen op rondom de aansluiting van bestaande businessmodellen. Circulaire economie komt alleen tot stand in een proces van transitie. Niet alleen zullen bedrijven op een andere manier moeten omgaan met materialen en producten, maar ook marktproposities, employabilitybeleid, bewustwording en samenwerkingsvormen moeten veranderen om de transitie naar een circulaire economie te laten slagen. Circulaire economie vraagt om een mindset, businessmodellen, waardeketens en circulaire competenties die de technische innovatie versterken. Om deze transitie te realiseren is een nieuw perspectief op de regionale human capital agenda noodzakelijk. Het betreft onderwijsketens (mbo, hbo en wo) in technologie, economie en business, maar ook ‘leven lang leren’ arrangementen. De programmalijn meervoudige waardecreatie en employability richt zich op de Limburgse regio, in het bijzonder op de ambities rondom de Brightlands Chemelot Campus en zal bijdragen aan een ontbrekend onderdeel in een real life lab omgeving, met het ontwikkelen en valideren van een businessmodel en human capital die nodig zijn voor de circulaire transitie van een onderneming.
Zuyd Hogeschool werkt met de partners van CDKM>Maastricht sinds 2019 aan versterking van de vitaliteit en toekomstbestendigheid van Maastrichtse wijken. Zuyd wil deze samenwerking opschalen van de lokale samenwerking naar een meer regionale samenwerking: ‘ (CDKM>Limburg - Univers©ity ). Zuyd ziet de regio als belangrijke leeromgeving voor studenten en wil met studenten, docenten en onderzoekers betekenisvol zijn voor de regio. Zuyd is met onderwijs en onderzoek (O&O) betrokken in drie vestigingssteden (Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen) urban living labs (ULL’s) via CDKM>Maastricht en het lectoraat Smart Urban Redesign (SURD). Zowel bij de consortiumpartners als bij Zuyd bestaat de behoefte om de multidisciplinaire samenwerking bij -en de coördinatie van- O&O m.b.t maatschappelijke opgaven in de drie steden te versterken. Hiertoe wordt het O&O van Zuyd in de 3 steden gebundeld in 3 bestaande ULL’s met elk een eigen maatschappelijke context. CDKM>Limburg gaat het organisatiemodel en de (kennis)infrastructuur vormen voor duurzame en grootschalige verbinding van O&O van Zuyd met de maatschappelijke opgaven in de 3 living labs. Het implementatieplan voor CDKM>Limburg richt zich op het ontwikkelen en implementeren van dit organisatiemodel en deze (kennis)infrastructuur. De samenwerking tussen de bestaande onderwijsprogramma’s van de vijf Zuyd faculteiten garandeert een multidisciplinaire en grootschalige inzet van studenten t.b.v. maatschappelijke opgaven in de ULL’s. Binnen CDKM>Maastricht zijn al positieve ervaringen opgedaan met de multidisciplinaire samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers. CDKM>Limburg bouwt hier verder op en richt zich m.n. op het verbinden van bestaand O&O van de academies met de 3 ULL’s. Vanuit die samenwerking zullen ook nieuwe initiatieven worden ontwikkeld, zoals instellingsbrede challenges rondom specifieke maatschappelijke opgaven en een multidisciplinair afstudeeratelier. Het beoogde CDKM>Limburg organisatiemodel functioneert zowel top down (vanuit maatschappelijke opgaven en onderzoek agenda’s van de consortiumpartners) als bottom up (vanuit leerdoelen en competentieontwikkeling).
In het project Netwerkondersteuning Dementie (februari 2015 – februari 2017) is een samenhangend aanbod van toepassingen en diensten ontwikkeld in de vorm van een digitaal platform voor mantelzorgers en zorgprofessionals die betrokken zijn bij de zorg voor mensen met dementie, opdat deze mensen langer en onder betere omstandigheden thuis kunnen blijven wonen. Het platform is samengesteld op basis van een behoefte inventarisatie bij mantelzorgers en zorgprofessionals van mensen met dementie. Het is een beveiligde omgeving met een aantal knoppen (cubes of apps), zoals ‘Info Dementie’, ‘Berichten’, ‘Videoconsult’ en ‘Zorgschrift’. De knoppen hebben verschillende functies, met name ter bevordering van communicatie en het delen van informatie. Het ontwikkelde platform is vervolgens in twee Limburgse regio’s op bruikbaarheid en haalbaarheid onderzocht door onderzoekers, docenten en studenten van Zuyd Hogeschool, in samenwerking met twee zorgorganisaties (MeanderGroep Zuid Limburg en Proteion) en vier technologie bedrijven. In de kleinschalige bruikbaarheidsstudie waren mantelzorgers en zorgprofessionals positief over de gebruiksvriendelijkheid van het platform. Daarnaast vond het merendeel van hen dat ze door het platform sneller, gemakkelijker en efficiënter met elkaar gingen communiceren. Vervolgens is de haalbaarheid van het platform getest met een groter aantal deelnemers. Ondanks de informatieverstrekking onder een groot publiek en via diverse kanalen, bleef belangstelling voor deelname echter achter bij de verwachtingen. Het platform blijft op verzoek van de deelnemers beschikbaar voor degenen die er mee willen (blijven) werken. De betrokken zorgorganisaties en bedrijven zijn aan het bekijken of en in welke vorm het platform verder ingevoerd gaat worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de knelpunten en uitdagingen die gedurende het project naar voren zijn gekomen, zoals afspraken over de regievoering over het platform, integrale en eenmalige registratie van zorggegevens, en meer en betere voorlichting over (technologische) hulpmiddelen bij dementie. Deze top up aanvraag biedt het consortium de gelegenheid om in te spelen op het laatstgenoemde knelpunt. Door hier een bijdrage aan te leveren wordt de duurzame doorwerking van projectresultaten naar de beroepspraktijk, patiënten en hun naasten, alsook het onderwijs, bevorderd. “De (potentiële) gebruikers van het platform zijn zich ondanks betrokkenheid bij het project toch nog onvoldoende bewust van de mogelijkheden van het platform, waardoor de kans om de zorg voor mensen met dementie te optimaliseren m.b.v. inzet van zorgtechnologie nog niet naar vermogen wordt benut”.