Longitudinal criminological studies greatly improved our understanding of the longitudinal patterns of criminality. These studies, however, focused almost exclusively on traditional types of offending and it is therefore unclear whether results are generalizable to online types of offending. This study attempted to identify the developmental trajectories of active hackers who perform web defacements. The data for this study consisted of 2,745,311 attacks performed by 66,553 hackers and reported to Zone-H between January 2010 and March 2017. Semi-parametric group-based trajectory models were used to distinguish six different groups of hackers based on the timing and frequency of their defacements. The results demonstrated some common relationships to traditional types of crime, as a small population of defacers accounted for the majority of defacements against websites. Additionally, the methods and targeting practices of defacers differed based on the frequency with which they performed defacements generally.
Objective: The participation of students from both undergraduate medical education (UGME) and postgraduate medical education (PGME) in independent patient care contributes to the development of knowledge, skills and the professional identity of students. A continuing collaboration between students and their preceptor might contribute to opportunities for students to independently provide patient care. In this systematic review, we aim to evaluate whether longitudinal training models facilitate the independent practice of students and what characteristics of longitudinal training models contribute to this process. Method: This systematic review was performed according to the PRISMA guidelines. In May 2020, we performed a search in three databases. Articles evaluating the impact of longitudinal training models on the independent practice of students from both UGME and PGME programmes were eligible for the study. A total of 68 articles were included in the study. Quality of the included studies was assessed using the Quality Assessment Tool for Studies with Diverse Designs (QATSDD).Results: Both UGME and PGME students in longitudinal training models are more frequently allowed to provide patient care independently when compared with their block model peers, and they also feel better prepared for independent practice at the end of their training programme. Several factors related to longitudinal training models stimulate opportunities for students to work independently. The most important factors in this process are the longitudinal relationships with preceptors and with the health care team. Conclusion: Due to the ongoing collaboration between students and their preceptor, they develop an intensive and supportive mutual relationship, allowing for the development of a safe learning environment. As a result, the professional development of students is fostered, and students gradually become part of the health care team, allowing them the opportunity to engage in independent patient care.
OBJECTIVES: The development of children's motor competence (MC) from early to middle childhood can follow different courses. The purpose of this longitudinal study was to describe and quantify the prevalence of patterns of MC development from early to middle childhood and to identify undesirable patterns.DESIGN: The study used a longitudinal design. Data were collected in three consecutive years, between February 2020 (T0) and May 2022 (T2).METHODS: A total of 1128 typically developing Dutch children (50.2% male) between 4 and 6 years old at baseline (M = 5.35 ± 0.69 years) participated in this study. MC was measured with the Athletic Skills Track and converted into Motor Quotient (MQ) scores. To convert all individual MQ scores into meaningful patterns of MC development, changes in MQ categories were analyzed between the different timepoints.RESULTS: A total of 11 different developmental patterns were found. When grouping the different patterns, five undesirable patterns were found with 18.2% of the children, showing an undesirable pattern of MC development between T0 and T2. The patterns of motor development of the other children showed a normal or fluctuating course.CONCLUSIONS: There is a lot of variation in MC in early and middle childhood. A substantial percentage of young children showed undesirable MC developmental patterns emphasizing the need for early and targeted interventions.
Inzet van serious games als scholingsinstrument voor zorgprofessionals of als patiëntinterventie neemt sterk toe. Serious games kunnen kosten besparen en zorgkwaliteit verbeteren. (Potentiële) afnemers vragen, in lijn met het medische onderzoeksparadigma, vaak naar de klinische effectiviteit (internal validity) van deze games. Het gros van de Nederlandse game-ontwikkelaars bestaat echter uit kleine ondernemingen die het aan middelen en expertise ontbreekt om de hiervoor benodigde longitudinale onderzoekstrajecten uit te voeren. Tegelijkertijd tonen mkb’ers, meestal zonder ervan bewust te zijn, tijdens het game-ontwikkelproces al verschillende validiteitsvormen aan volgens het design-onderzoeksparadigma (face validity, construct validity, e.d.). Door dit niet bij hun afnemers kenbaar te maken, komt een constructieve dialoog over validiteit moeilijk op gang en lopen mkb’ers opdrachten mis. Het ontbreekt hen aan een begrippenkader en praktische handvatten. Bestaande raamwerken zijn nog te theorie-gedreven. Om mkb’ers te helpen de 'clash' te overbruggen tussen het medische en het design-onderzoeksparadigma, ontwikkelen lectoraten ICT-innovaties in de Zorg (Hogeschool Windesheim, penvoerder) en Serious Gaming (NHL Stenden Hogeschool) samen met elf mkb’ers, afnemers, studenten en experts in een learning community drie hulpmiddelen: •Checklist: praktische mkb-richtlijnen voor het vaststellen van validiteit; •Beslisboom: op basis waarvan mkb’ers onderbouwd de juiste validatiemethode kunnenselecteren; •Serious game: om samen met (potentiële) afnemers te spelen, zodat verschillende soortenvaliditeit expliciet benoemd worden. De hulpmiddelen worden inhoudelijk gevoed door casestudies waarin mkb’ers gevolgd worden in hoe validiteit momenteel wordt vastgesteld en geëxpliciteerd in het ontwikkelproces. Vervolgens brengen we de ontworpen hulpmiddelen in de mkb-praktijk voor evaluatie. Opgeleverde hulpmiddelen stellen mkb’ers in staat werkbare validatiemethoden toe te passen gedurende het game-ontwikkelproces om acceptabele bewijslast op te leveren voor potentiële afnemers, waardoor hun marktpositie versterkt. Ook draagt het project bij aan operationalisering van bestaande raamwerken en kunnen de hulpmiddelen in game design-curricula worden geïncorporeerd.
Basisscholen van samenwerkingsverbanden RIBA en BLICK op onderwijs en ScholenNetwerk BSI verenigen zich in hun zorgen over problematische vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes en de negatieve impact op hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. Schoolprofessionals en ouders zien dat sommige meisjesvriendschappen worden gekenmerkt door weinig onderling vertrouwen, weinig stabiliteit en ruzies. Zij zijn verontrust over de negatieve emoties die deze vriendschapsdynamieken bij meisjes veroorzaken. Het baart hen zorgen dat sommige meisjes deze emoties vervolgens excessief bespreken met vriendinnen (co-rumineren), wat hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren verder aantast. Dochters van ouders met een chronische fysieke beperking lijken deze vriendschapsproblematiek bovengemiddeld te ervaren. Schoolprofessionals ervaren ernstige handelingsverlegenheid bij het voorkomen en doorbreken van dit negatieve ontwikkelpad. Zij missen een interventieprogramma waarmee meisjes systematisch en effectief begeleid kunnen worden bij het opbouwen en onderhouden van positieve vriendschapsrelaties. Met voorliggend project werken we aan dit interventieprogramma. Via (1) analyses op bestaande data verkrijgen wij eerste inzichten in verbanden tussen vriendschapsdynamieken, emotioneel welzijn en schoolfunctioneren bij bovenbouwmeisjes. Met (2) een dagboekstudie brengen wij de aard van real-life en online vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes in kaart. Middels (3) een longitudinale observatiestudie onder vriendinnenkoppels observeren wij microprocessen van co-rumineren. In deelstudies 2 en 3 toetsen wij verbanden met emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. We includeren hiertoe een potentieel hoog-risicogroep (dochters van ouders met fysieke beperking) en gemiddeld-risicogroep (dochters van ouders zonder beperking). We (4a) benutten de resultaten van deze deelstudies om via co-creatie/co-design tussen wetenschappelijk-klinische experts, schoolprofessionals, ouders en meisjes een gepersonaliseerd, blended eHealth interventieprogramma te ontwikkelen. We (4b) ondersteunen scholen bij de implementatie van dit programma en (5) onderzoeken de gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit middels een Cluster Randomized Trial. De onderzoeksresultaten worden ingebed in de curricula van betrokken opleidingsinstituten en worden via een Kennisknooppunt en aangesloten Academische Werkplaatsen, Centrum voor Jeugd en Gezin en patiëntenorganisaties landelijk toegankelijk en toepasbaar gemaakt voor basisscholen.
Door nieuws te volgen wordt de burger geïnformeerd over wat er speelt in de samenleving. Een vereiste voor een goed werkende democratie. Maar steeds meer mensen keren het nieuws de rug toe. Wat betekent dit voor de burger en de rol van nieuwsmedia in een democratische samenleving?