Objective: The aim of this study was to assess the relationship between frailty syndrome and the nutritional status of older patients. Material and methods: This cross-sectional study was conducted in a sample of 120 patients hospitalized at the Geriatric Clinic between January 2017 and May 2017. The research tools were the Frailty Instrument of the Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE-FI), including relevant anthropometric measurements and muscle strength measurement, and the Mini Nutritional Assessment (MNA). All the calculations were performed using the Statistica 10.0 program. The p-values lower than 0.05 were considered as statistically significant. Results: The mean age of the participants was 71 years (SD=9.03). Most participants were from urban areas. More than half of the participants (53.3%) were women. Based on the SHARE-FI, the frailty syndrome was found in 33.3% of the participants. The mean value in the MNA scale was 24.4 points (SD=3.4). The frailty syndrome was significantly correlated to gender (p<0.025), financial status (p=0.036) and MNA (p<0.01) score. A statistically significant difference was observed between gender (p=0.026), financial status (p=0.016), place of living (p=0.046) and MNA score. Conclusion: This study confirmed significant correlations between the frailty syndrome and the nutritional status of older adults. In terms of prevention and clinical application, it seems important to control the nutritional status of older people and the frailty syndrome. The above-mentioned scales should be used to evaluate patients, analyze the risk and plan the intervention for that group of patients.
DOCUMENT
LINK
Rationale: Inadequate operationalisation of the multidimensial concept of malnutrition may result in inadequate evaluation of nutritional status. In this review we aimed to assess content validity of methods used to assess malnutrition in cancer patients, according to domains directly derived from European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) and American Society for Parenteral and Enteral Nutrition (ASPEN) definitions for malnutrition. Methods: Studies on malnutrition in adult cancer patients published between 1999 and 2013 were considered eligible. Methods to assess malnutrition were classified using 13 indicators within three domains that the malnutrition definitions of ESPEN and ASPEN have in common: A) Nutrient balance; B) Changes in body shape, body area and body composition; and C) Body function.Content validity index per method (M-CVIA-C) was calculated by averaging indicator scores weighted per domain, quantifying to what extent the methods covered the construct of malnutrition. Acceptable content validity was defined as M-CVIA-C ≥0.80.Results: 40 Different methods within 166 articles were identified. Median M-CVIA-C was 0.22 (interquartile range: 0.08-0.53). None of the methods reached M-CVIA-C=0.80. Mini Nutritional Assessment (MNA; M-CVIA-C=0.75), Nutritional Screening Questionnaire (NSQ; M-CVIA-C=0.56) and Scored Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG-SGA; M-CVIA-C=0.53) were responsible for the top 25% of M-CVIA-C scores. Conclusion: Content validity of methods that assess malnutrition in cancer patients varies widely and is unacceptable in terms of M-CVIA-C. MNA, NSQ and PG-SGA showed highest scores in terms of content validity. Conflict of interest: None.
DOCUMENT
Doel van dit project is om de verschillende ketenonderdelen te ondersteunen met betrekking tot het benutten van de eiwitrijke biomassa van kroos (Lemna) voor toepassingen in voedingsmiddelen. Aan eendenkroosteelt en de toepassing van de eiwitrijke biomassa in voedingsmiddelen is al het één en ander gebeurd in binnen- en buitenland, vaak op kleine schaal. De prakrijkrelevante innovatie waar nog het meest aan moet gebeuren is het bereiken van de markt van eendenkroos voor humane consumptie. Hoe kunnen B2C-bedrijven op eendenkrooseiwit gebaseerde voedingsmiddelen leveren, welke B2B is daarbij nodig, welke procestechnologische en sensorische (smaak-, kleur- en textuur-) elementen kunnen geoptimaliseerd worden? Tegelijk willen we in dit project de keten goed in beeld hebben om de teelt optimaal te laten aansluiten aan de marktvraag, de verteerbaarheid van het eiwit beter leren kennen en de business case voor elke schakel in de keten onderzoeken en optimaliseren. Hierbij worden de volgende resultaten opgeleverd die antwoord moeten geven op vragen die vanuit de deelnemende bedrijven aan de hogescholen in dit consortium zijn gesteld: Het opleveren van een duurzame teeltmethode voor de productie van food grade biomassa op industriële schaal van een bestaande vertical farm, inclusief inzicht in de business case en de milieu impact (Life cycle assessment). Een optimale bewerkingsmethode van de geproduceerde eiwitrijke biomassa door procestechnologische onderzoek, zoals drogen, extrusie en fermentatie. Inzicht in de nutritionele en functionele eigenschappen van het eiwit ingrediënt. Denk hierbij ook aan de voedselveiligheid en het belang van sensorisch onderzoek bij productontwikkeling. Samen met studenten en docent-onderzoekers zal bovenstaande kennis opgedaan worden, die relevant is voor de eiwittransitie in Nederland waarin nieuwe plantaardige eiwitten een steeds belangrijkere plek innemen. De opbrengst zal effectief gedissemineerd worden binnen het consortium via kenniscirculatie, tussen het consortium en de buitenwereld en in volle glorie naar de maatschappij, m.b.v. een breed scala aan communicatiemiddelen.
What is the current career of alumni from the International Business School of hte Hanze University of Applied Sciences. Where do they work and what is the relevance of Internationalisation in the careers of these Alumni.IBS Hanze alumni work Internationally, some 30 % of the Dutch and Germnan alumni work in other countries than their nationality. For alumni of other nationalities both germany and the Netherlands seem te be countries of settlement. Alumni work in majority for larger companies that operate Internationally. This research explores if and how the career of IBS Hanze UAS alumni can be considered international.Country of settlement, nationality and home base of the employing company were considered in a descriptive research. Data was collected form the public LinkedIn profile of 2050 alumni as well as Hanze UAS internal databases. A smal qualitative research was conducted with 46 respondents to explore the questions why and how Internationalisation was relevant for the alumni.
Dit lectorenplatform richt zich specifiek op vakoverstijgend onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. Deelnemers aan het lectorenplatform beschouwen de opbloeiende, interdisciplinaire praktijken van wetenschappers en kunstenaars als een inspiratiebron voor de vernieuwing van het funderend en hoger onderwijs. Om deze vernieuwing te realiseren moeten vanuit verschillende vakgebieden hands-on-ervaringen en onderzoekservaringen gecombineerd worden. Hierdoor komen leerlingen en studenten vanuit verschillende kennisdomeinen in samenwerking tot nieuwe manieren van leren en probleemoplossen. De ambitie van dit platform is om praktijkbeoefenaars, wetenschappers en docenten uit verschillende sectoren en disciplines bijeen te brengen. De NWA-route ‘Kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw’ roept nadrukkelijk op tot investering in dergelijke platformen: “Het primair vernieuwende in deze route is dat partijen uit het kunstendomein: kunstenaars en ontwerpers, de sociale, geestes‐ en natuurwetenschappen, het kunstvakonderwijs, culturele bedrijven en de creatieve industrie zich met elkaar verbinden en inzetten op een gezamenlijke onderzoeksagenda. [...]" (Borgdorff, et al., 2016, p. 3). In het lectorenplatform staat niet alleen vakintegratie centraal, maar draait het ook om een actualisering van de leerinhouden van de kunst- en bètavakken: kunst kan heel analytisch zijn en bèta creatief, en kunst en bèta kunnen elkaar in onderlinge interactie versterken. Het lectorenplatform wil dus ook bestaande ideeën en beeldvorming rond kunsteducatie en wetenschap-/techniekonderwijs ter discussie stellen, en daarmee een impuls geven aan curriculumvernieuwing: van funderend tot beroepsonderwijs. Om onderzoek naar onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie te bevorderen en binnen verschillende sectoren dit onderzoek op de agenda te zetten, richt het platform zich op drie themalijnen die aan de basis van de onderzoeksagenda staan: (1) professionele kunst- en ontwerppraktijken, (2) funderend onderwijs en (3) beroepsonderwijs. De themalijnen vormen de leidraad voor te initiëren onderzoek en activiteiten als het opzetten van een thematische online database met good practices en de organisatie van designathons waarin deelnemers uit verschillende disciplines de interdisciplinaire praktijk actief beleven.