The COVID-19 pandemic has revealed the importance for university teachers to have adequate pedagogical and technological competences to cope with the various possible educational scenarios (face-to-face, online, hybrid, etc.), making use of appropriate active learning methodologies and supporting technologies to foster a more effective learning environment. In this context, the InnovaT project has been an important initiative to support the development of pedagogical and technological competences of university teachers in Latin America through several trainings aiming to promote teacher innovation. These trainings combined synchronous online training through webinars and workshops with asynchronous online training through the MOOC “Innovative Teaching in Higher Education.” This MOOC was released twice. The first run took place right during the lockdown of 2020, when Latin American teachers needed urgent training to move to emergency remote teaching overnight. The second run took place in 2022 with the return to face-to-face teaching and the implementation of hybrid educational models. This article shares the results of the design of the MOOC considering the constraints derived from the lockdowns applied in each country, the lessons learned from the delivery of such a MOOC to Latin American university teachers, and the results of the two runs of the MOOC.
DOCUMENT
Massive Open Online Courses (MOOCs) have continued to attract considerable media coverage as governments and universities respond to the open and online education movement. Three years after the MOOCs began its rise, it is clear that the HE institutions in the EU are gaining speed in this movement. This report on MOOCs intends to contribute to literature on MOOCs in Europe. Its specific aim is to present data on the perception and objectives of European higher education institutions on MOOCs and the main drivers behind the MOOC movement. In addition, the report makes a comparison with similar studies conducted in the United States in 2013 and 2014 and to data produced by the European University Association (EUA) between October and December 2013. The report made clear that involvement is still increasing, but also that arguments to get involved differ from those in the US. The main source is a survey conducted by the project HOME - Higher education Online: MOOCs the European way, partly funded by the European Commission’s Lifelong Learning Programme. The survey was conducted in October - December 2014. In total 67 institutions responded out of 22 European countries representing in total about 2.8 millions of students.
LINK
Much of the literature and the academic discussion about the impact of Massive Open Online Courses (MOOC) in institutional strategic planning has been centred on the US context. However, data shows that although the US are responsible for the largest MOOC platforms and the most successful course provision, it is the European region which accounts for the highest percentage of global MOOC participation. Differently from the US Higher Education system framework, however, in Europe public policy and in particular the European Commission is now driving MOOC institutional uptake. Given the very different institutional, political and cultural contexts, it is interesting to analyse how in these two different regions Higher Education institutions are responding to the challenges of the MOOC phenomena and are integrating it in their own strategic planning. The current research presents the first attempt to conduct a benchmarking study of institutional MOOC strategies in Europe and the US. It's based on a survey launched by the EU-funded project HOME and compares results with a similar survey launched in the US. Results show that are significant differences in how US and European institutions understand the impact of massive forms of open education and also how they perceive the efficiency of digital education and online learning.
LINK
Het AMUSE project streeft naar actieve samenwerking tussen Oekraïense en Europese instellingen voor hoger onderwijs (HEI) op het gebied van inclusief en speciaal onderwijs. Het voorziet leraren van augmentatieve en alternatieve communicatiemethoden (AAC) om kinderen met spraakproblemen te ondersteunen. Dit zal resulteren in een op AAC gebaseerd kleuterboek, een enorm open online course (MOOC) voor werkende leraren, en verbeterde curricula die inclusiviteit en toegankelijkheid in het Oekraïense onderwijssysteem bevorderen.
Aanleiding De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) staat voor een grote opgave: er moet fors bezuinigd worden terwijl de kwaliteit van de zorg gehandhaafd moet blijven. Inzet van beeldcommunicatie kan hieraan een bijdrage leveren. Zorgverleners zijn echter niet of nauwelijks getraind op beeldcommunicatie. Ze zijn juist geoefend om subtiele signalen te interpreteren die via beeldcommunicatie niet of veel moeilijker waarneembaar zijn. Doelstelling De ambitie van het project is om GGZ-zorgverleners te ondersteunen bij het effectief inpassen van beeldbellen in de eigen zorgverlening. Daarvoor moeten de volgende drie doelen bereikt worden. 1. het verkrijgen van kennis en inzichten over de vraag waarom het (intensiever) inzetten van beeldbellen voor de GGZ-zorgverleners nu zo moeilijk is; 2. het omzetten van deze kennis en inzichten in producten die recht doen aan de complexiteit van de GGZ-problematiek en daarnaast praktisch toepasbaar zijn voor de drukbezette professional; 3. het verrijken van de opleidingen Verpleegkunde van deelnemende hogescholen Windesheim en Hanzehogeschool Groningen met modules en minoren waarin de verworven kennis en producten zijn geïntegreerd. De onderzoekers verzamelen data via diepte-interviews. Zij analyseren deze data met behulp van de affinity-diagrammingmethode. De resultaten van de analyses worden in workshops gedeeld met de GGZ-medewerkers en getoetst, om kennisuitwisseling en nadere vraagarticulatie te bevorderen. Beoogde resultaten De zorgverleners hebben behoefte aan praktische informatie en handvatten. De beoogde resultaten van het project zijn in eerste instantie een praktijkverhalenboek, video testimonials en checklists. Vervolgens kan daarop een e-learningmodule of MOOC en een serious game worden gebaseerd. Deze hulpmiddelen krijgen ook een plaats in het onderwijs van de verpleegkundeopleidingen van de deelnemende hogescholen.
Stadslabs zijn een veel gebruikte werkvorm voor het opbouwen en verdiepen van coalities tussen gemeenten, burgers, onderzoekers en lokale ondernemers om te werken aan innovatieve lokale (wijkgerichte) oplossingen. Deze oplossingen kunnen worden vastgelegd in strategisch en/of frontline beleid en kunnen, idealiter, ook opgeschaald worden naar andere wijken.Doel De centrale onderzoeksvraag is: op welke manier kunnen stadslabwerkwijzen worden vormgegeven en ingezet zodat deze bijdragen aan een betere omgang met complexe stedelijke opgaven? Hierbij wordt gekeken hoe samenwerking tussen verschillende partijen gestalte krijgt en hoe wordt omgegaan met de spanning tussen gelijkwaardige samenwerkingsrelaties in de stad tegen de achtergrond van meer traditionele vormen van bestuur en beleid. Resultaten In de praktijk brengt deze werkvorm echter ook veel vragen en dilemma’s met zich mee. De uitkomsten van een stadslab zijn minder makkelijk te meten, net als de meerwaarde voor burger en gemeente. Ook blijkt het lastig burgers geëngageerd te houden in het proces en zijn er vragen omtrent de rol van de burger in publieke besluitvormingsprocessen (bijvoorbeeld in hoeverre mogen burgers daadwerkelijk participatief meewerken aan beleidsvorming). Impact van stadslabs Stadslabs zetten zich in voor verbinding en saamhorigheid in de stad en proberen de buurt te verrijken. Wat is de impact van deze stadslabs? En welke lessen geven de onderzoekers die betrokken zijn bij deze stadslabs mee? In onderstaande video delen onderzoekers Anke Hamers en Maaike van Ooijen de successen en uitdagingen van de stadslabs Utrecht900 en de Sint Maarten Parade. Bekijk alle MOOCs over de stad als lab. Looptijd 01 september 2020 - 31 augustus 2022 Aanpak Het project zal in 3 fases worden uitgevoerd: Fase 1: Regionale inventarisatie van living labs, duur: 6 maanden; Fase 2: Verdiepend actie-onderzoek in 8 stadslabs in de randstad, duur: 12 maanden; Fase 3: het delen en verspreiden van bevindingen, duur: 6 maanden. Samenwerking met kennispartners Met de type vragen en dilemma’s beschreven in bij Resultaten gaat Hogeschool Utrecht, samen met De Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, en InHolland aan de slag. Dit tweejarige onderzoeksproject Stadslab RAAK wordt gesubsidieerd door NWO-SIA. Daarnaast werken we samen met de volgende partners: De Haagse Hogeschool Hogeschool van Amsterdam Hogeschool InHolland Universiteit van Amsterdam Wageningen Universiteit & Research Public Cincema SIA Platform Stad & Wijk Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Delft Gemeente Utrecht Gemeente Rotterdam Gemeente Zoetermeer ZIMHIC - Utrecht